Uitspraak
5.De beschikking van 13 juli 2023
7.De verdere beoordeling
8.De beslissing
[de rechthebbende], geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats], toebehoren of zullen toebehoren;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de instelling van een bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Wouters, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een bewind was ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de rechthebbende niet in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, op basis van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat aan de gronden voor de instelling van het bewind is voldaan. De rechthebbende heeft betwist dat hij niet in staat is om zijn financiën te beheren en heeft aangetoond dat hij bij de aanvang van het bewind een positief spaarsaldo had en geen schulden. Het hof heeft ook opgemerkt dat de betrokken hulpverleners zich vooral zorgen maakten over de zorg en leefomstandigheden van de rechthebbende, maar niet over zijn financiële situatie.
Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft het hof geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor het voortduren van het bewind. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, voor zover deze betrekking had op de instelling van het bewind over de goederen van de rechthebbende, en heeft het verzoek tot instelling van het bewind afgewezen. De bewindvoerder is opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording af te leggen aan de rechthebbende.