ECLI:NL:GHSHE:2023:3717

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
20-001449-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de teelt van hennepplanten. De rechtbank had het voordeel vastgesteld op € 106.913,88 en een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in 1960, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft verweren gevoerd over de hoogte van het vastgestelde voordeel en de betalingsverplichting. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank vernietigd moet worden, omdat het hof zich niet kan verenigen met de vastgestelde bedragen.

Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw geschat op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bijbehorende kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene een voordeel heeft genoten van in totaal € 109.496,86, dat voor de helft aan hem kan worden toegerekend. Dit resulteert in een betalingsverplichting van € 54.748,- aan de Staat. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling vastgesteld op 1000 dagen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de betalingsverplichting naar € 50.000,-.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001449-21 OWV
Uitspraak : 6 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 mei 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-860151-19 tegen:

[Betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 106.913,88 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag. Tevens heeft de rechtbank het aantal dagen gijzeling dat kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering bepaald op 3 jaren.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de hoogte van het vastgestelde voordeel alsmede de opgelegde betalingsverplichting.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2021 onder parketnummer 01/860151-19 onder meer veroordeeld ter zake van, kort samengevat, het medeplegen van de teelt van 1161 hennepplanten in de periode van 21 juni 2018 tot en met 25 oktober 2018.
Dit hof heeft bij arrest van 6 oktober 2023 onder parketnummer 20-001450-21 het vonnis van de rechtbank voor wat betreft deze bewezenverklaring bevestigd.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Schatting van het voordeel
Algemeen
Voor zover hierna wordt verwezen naar het rapport Afpakken wordt daarmee bedoeld het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, update 1 juni 2016 van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM).
Ontnemingsperiode en aantal oogsten
Op 25 oktober 2018 werd de in werking zijnde hennepkwekerij bestaande uit twee kweekruimten aangetroffen met daarin 1161 hennepplanten. De aanwezige hennepplanten waren ongeveer 8 weken oud.
In de ontnemingsrapportage zijn zowel indicatoren opgenomen voor een eerdere oogst in beide kweekruimten als indicatoren voor een eerdere oogst per kweekruimte.
De indicatoren voor een eerdere oogst in beide kweekruimten zijn:
- aangetroffen knipschaar: in de elektronicaruimte die is gelegen voor beide kweekruimten werd een schaar aangetroffen met hennep.
- huurperiode schuur/stal: de verhuurder van de loods, [getuige X] heeft verklaard dat hij eind mei 2018 de sleutels van de deur van de schuur van de huurder (
hof: zijnde betrokkene) ontving. Aannemelijk is dat beide kweekruimten op dat moment opgebouwd/gereed waren.
De indicatoren voor een eerdere oogst in de afzonderlijke kweekruimten zijn:
Kweekruimte 1
In kweekruimte 1 waren de navolgende indicatoren aanwezig voor 1 eerdere oogst:
- stof op koolstoffilters;
- stof op lampenkap en rotorblad
- verkleuring purschuim: Het purschuim was lichter van kleur op plaatsen waar minder licht kwam van de lampen in de kweekruimte. Het purschuim was bijvoorbeeld lichter van kleur achter een flexibele slang die het licht blokkeerde van de aanwezige lampen.
Kweekruimte 2
In kweekruimte 2 waren de navolgende indicatoren aanwezig voor 1 eerdere oogst:
- stof op koolstoffilters;
- stof op lampenkap;
- afdrukken in tempexplaten: De plantenbakken stonden op (vijver)zeil. Het zeil is op meerdere plaatsen opengesneden om te controleren of er meerdere in/afdrukken van plantenbakken zichtbaar waren. Er werd gezien dat er twee formaten plantenbakken in de kweekruimte stonden. Op de plaatsen waar zich het grote formaat plantenbak bevond, waren geen extra in/afdrukken zichtbaar. In de tempexplaat waar een klein formaat bak stond, waren meerdere in/afdrukken zichtbaar. Het is aannemelijk dat er een eerdere oogst heeft plaatsgevonden aangezien er meer dan 1 afdruk is aangetroffen.
- kalkafzetting op de plantenbakken.
Overeenkomstig de ontnemingsrapportage is het hof van oordeel dat gelet op voormelde indicatoren één eerdere oogst in beide kweekruimten aannemelijk is in de bewezenverklaarde periode van 18 weken met inachtneming van een kweekcyclus van 10 weken.
Schatting voordeel per kweekruimte
Het hof schat het voordeel per kweekruimte op de navolgende wijze.
Kweekruimte 1
Opbrengsten
Opbrengst hennep in grammen
In kweekruimte 1 stonden 585 hennepplanten met 20 planten per m2.
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep per plant dan op 25,7 gram, in totaal derhalve op 585 x 25,7 gram = 15.034,50 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram hennep, in totaal derhalve op 15.034,50 x € 4,07 = € 61.190,41.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 585 planten op € 350,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op 585 x € 3,81 = € 2.228,85.
Overige variabele kosten
Anders dan in het rapport Afpakken maar overeenkomstig de ontnemingsrapportage stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,37 per plant nu de plantenbakken waren gevuld met potgrond in plaats van mapito, in totaal derhalve 585 x € 3,37 = € 1.971,45.
Resume kosten
Afschrijvingskosten € 350,-
Inkoopprijs stekken € 2.228,85
Overige variabele kosten € 1.971,45
Totaal € 4.550,30.
Voordeel kweekruimte 1
Uit het vorenstaande volgt een voordeel uit kweekruimte 1 van € 61.190,41 -/-
€ 4.550,30 =
€ 56.640,11.
Kweekruimte 2
Opbrengsten
Opbrengst hennep in grammen
In kweekruimte 2 stonden 576 hennepplanten met 21 planten per m2.
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep per plant dan op 25,1 gram, in totaal derhalve op 576 x 25,1 gram = 14.457,60 gram hennep.
Opbrengst hennep in geld
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de opbrengst hennep in geld op € 4,07 per gram hennep, in totaal derhalve op 14.457,60 x € 4,07 = € 58.842,43.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij 576 planten op € 350,- per oogst.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken stelt het hof de inkoopprijs stekken op € 3,81 per stek, in totaal derhalve op 576 x € 3,81 = € 2.194,56.
Overige variabele kosten
Anders dan in het rapport Afpakken maar overeenkomstig de ontnemingsrapportage stelt het hof de overige variabele kosten op € 3,37 per plant nu de plantenbakken waren gevuld met potgrond in plaats van mapito, in totaal derhalve 576 x € 3,37 = € 1.941,12.
Resume kosten
Afschrijvingskosten € 350,-
Inkoopprijs stekken € 2.194,56
Overige variabele kosten € 1.941,12
Totaal € 4.485,68.
Voordeel kweekruimte 2
Uit het vorenstaande volgt een voordeel uit kweekruimte 2 van € 58.842,43 -/-
€ 4.485,68 =
€ 54.356,75.
Huurkosten
Anders dan in de ontnemingsrapportage neemt het hof huurkosten in aanmerking nu de verhuurder van de loods, [getuige X] , heeft verklaard dat hij in totaal € 1.500,- contant heeft ontvangen van de huurder. Het hof is van oordeel dat het aannemelijk is dat deze huurkosten zijn gemaakt en heeft geen redenen te twijfelen aan de verklaring van [getuige X] . Deze kosten strekken in mindering op het voordeel.
Elektriciteitskosten
Anders dan in de ontnemingsrapportage brengt het hof geen bedrag aan elektriciteitskosten in mindering nu uit het dossier volgt dat deze kosten zijn voldaan door de verhuurder van de loods, [getuige X] , en niet door betrokkene.
Resume voordeel uit kweekruimten 1 en 2
Uit het vorenstaande vloeit een voordeel voort van € 56.640,11 (kweekruimte 1) + € 54.356,75 (kweekruimte 2) -/- € 1.500,- =
€ 109.496,86.
Standpunt verdediging
Uit het vorenstaande volgt reeds dat het hof het primaire standpunt van de verdediging dat betrokkene € 2.000,- zou hebben verdiend, verwerpt.
Toerekening
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, naast betrokkene, er twee anoniem gebleven mededaders en [getuige X] als medeplegers bij de hennepkwekerij betrokken zijn geweest en dat daarom maar ¼ deel van het voordeel aan betrokkene kan worden toegerekend.
Het hof volgt de verdediging niet in dit standpunt en is gelet op de verklaring van [getuige X] dat betrokkene meestal met één andere persoon naar de loods kwam, van oordeel dat het voordeel voor de helft aan betrokkene kan worden toegerekend. Voor wat betreft de betrokkenheid van anderen bij de hennepkwekerij is te weinig gebleken om op basis daarvan tot een andere wijze van toerekening te komen.
Dit betekent dat het voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van € 109.496,86 : 2=
€ 54.748,-(afgerond).
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden.
Het hof stelt de aanvang van de redelijke termijn voor de procedure in eerste aanleg op 21 november 2018, de datum van het eerste politieverhoor van betrokkene. Het einde van de termijn stelt het hof op 27 mei 2021, zijnde de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren met 6 maanden overschreden.
Voor de fase van het hoger beroep stelt het hof de aanvang van de termijn op 7 juni 2021, zijnde het moment waarop betrokkene hoger beroep heeft ingesteld. Het einde van deze termijn stelt het hof op de datum van dit arrest, zijnde 6 oktober 2023. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaren met bijna 4 maanden overschreden.
Het hof zal voormelde overschrijdingen aldus verdisconteren dat de betalingsverplichting zal worden gematigd naar een bedrag van € 50.000,-.
Draagkracht
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingsverplichting gematigd dient te worden gelet op de achtergrond en leeftijd van betrokkene.
Het hof is evenwel, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat betrokkene thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 6:1:22 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Gijzeling
Het hof bepaalt de duur van de gijzeling die overeenkomstig het bepaalde van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering kan worden gevorderd op 1000 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 54.748,00 (vierenvijftigduizend zevenhonderdachtenveertig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 50.000,00 (vijftigduizend euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
1000 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 6 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.