In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2021. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de teelt van hennepplanten. De rechtbank had het voordeel vastgesteld op € 106.913,88 en een betalingsverplichting opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren in 1960, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft verweren gevoerd over de hoogte van het vastgestelde voordeel en de betalingsverplichting. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis van de rechtbank vernietigd moet worden, omdat het hof zich niet kan verenigen met de vastgestelde bedragen.
Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw geschat op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bijbehorende kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene een voordeel heeft genoten van in totaal € 109.496,86, dat voor de helft aan hem kan worden toegerekend. Dit resulteert in een betalingsverplichting van € 54.748,- aan de Staat. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling vastgesteld op 1000 dagen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een matiging van de betalingsverplichting naar € 50.000,-.