Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2014, tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzocht om vernietiging van de beschikking die een machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind verleende. De minderjarige staat sinds augustus 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en verblijft sinds september 2023 in een gezinshuis. De rechtbank had de ondertoezichtstelling verlengd en de GI gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen tot 17 november 2023.
De mondelinge behandeling vond plaats op 19 oktober 2023, waarbij de moeder en de GI aanwezig waren. De moeder voerde aan dat zij de noodzakelijke zorg accepteert en dat de uithuisplaatsing schadelijk is voor de minderjarige. De GI daarentegen stelde dat de moeder onvoldoende meewerkt aan de hulpverlening en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd is, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige en het gebrek aan medewerking van de moeder.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de situatie van de minderjarige te stabiliseren en om te onderzoeken wat hij nodig heeft. De moeder had geen belang bij de bespreking van procedurele grieven, aangezien deze niet tot vernietiging van de beschikking zouden leiden. De beslissing van het hof werd op 7 november 2023 in het openbaar uitgesproken.