In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Oost-Brabant was vrijgesproken van het (mede)plegen van het produceren van MDMA. De rechtbank had de verdachte wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen bestemd voor het plegen van misdrijven onder de Opiumwet, en voor deelname aan een organisatie met criminele doeleinden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar op 5 juni 2023 heeft hij zijn hoger beroep ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen belang meer hecht aan de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, en heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die had gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij zijn grieven niet langer handhaafde. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, waarbij is vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang meer is bij een verdere behandeling van de zaak.