Uitspraak
[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2] ,
[verzoeker 3] ,
[verzoeker 4] ,
[verzoeker 5] ,
[verzoeker 6] ,
[verzoeker 7] ,
[verzoeker 8] ,
[verzoeker 10] ,
[verzoeker 11] ,
[verzoeker 12] ,
in elkaars tegenwoordigheidworden gehoord. Daarbij volgt uit 131a Sv dat de beslissing tot het horen middels een videoverhoor een zogeheten voorzittersbeslissing is die bevoegdelijk en bovendien zonder het horen van de verdediging kan en mag worden genomen. Met de latere beslissing om het verhoor van de getuige [getuige] in de vorm van een videoverhoor te doen plaatsvinden, werd dus ook niet teruggekomen op de eerdere beslissing deze getuige ter terechtzitting te horen en er is evenmin sprake van een inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdediging.