ECLI:NL:GHSHE:2023:3689

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.326.889_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaken met betrekking tot subjectieve en objectieve onpartijdigheid

Op 12 mei 2023 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch een beslissing genomen op verschillende wrakingsverzoeken tegen rechters in strafzaken. De verzoekers, twaalf in totaal, hebben bezwaar gemaakt tegen de onpartijdigheid van de rechters, met name gericht tegen de voorzitter mr. A.M.G. Smit. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vooropgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoekers hebben aangevoerd dat er sprake was van (schijn van) partijdigheid, maar de wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeken niet zijn gebaseerd op subjectieve onpartijdigheid. De voorzitter heeft een omissie erkend in de communicatie met de verdediging, maar dit werd niet als voldoende grond voor wraking beschouwd. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de wrakingsverzoeken rechtvaardigen. De verzoeken zijn ongegrond verklaard en de hoofdzaken zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de wrakingsverzoeken. De beslissing is opgemaakt in proces-verbaal en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Proces-verbaal van uitspraak van de in het openbaar gehouden mondelinge behandeling van de wrakingskamer van dit gerechtshof op 12 mei 2023.
Tegenwoordig:
mr. J.W. van Rijkom, voorzitter,
mr. M.G.W.M. Stienissen en mr. S. Taalman, raadsheren,
mr. G.T. Sta en mr. E.A.M. Verheijen, advocaten-generaal,
mr. H.M. Vos, griffier.
In de zaken tegen:

[verzoeker 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
met als raadsvrouw mr. S. Melliti, advocaat te Utrecht, die waarneemt voor raadsman
mr. R.D.A. van Boom, eveneens advocaat te Utrecht;

[verzoeker 2] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
met als mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam;

[verzoeker 3] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
met als raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam;

[verzoeker 4] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
met als raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch;

[verzoeker 5] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
met als raadsman mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen;

[verzoeker 6] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
met als raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam;

[verzoeker 7] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
met als raadsman mr. G.J. Woordrow, advocaat te Tilburg ;

[verzoeker 8] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
met als raadsman mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam;
[verzoeker 9],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
met als raadsman mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam;

[verzoeker 10] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
met als raadsman mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam;

[verzoeker 11] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
met als raadsman mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch, die waarneemt voor mr. M.A. Prins, advocaat te ’s-Hertogenbosch;

[verzoeker 12] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
met als raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor mr. R.C. Honig, eveneens advocaat te Amsterdam.
Betreft de wrakingsverzoeken tegen:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in de zaken met bovengenoemde parketnummers tegen bovengenoemde verdachten,
met uitzondering van de zaak tegen de verdachte [verzoeker 6] , parketnummer
[nummer] , welk wrakingsverzoek ter gelegenheid van de mondelinge behandeling uitsluitend is gericht tegen:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter.
De voorzitter van de wrakingskamer spreekt de navolgende beslissing uit:
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM en art. 14, eerste lid, IVBPR dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
In het Nederlandse systeem van strafvordering kan een procespartij bij de behandeling van een strafzaak een beroep doen op zulke uitzonderlijke omstandigheden.
Daarnaast voorziet art. 512 Sv in de mogelijkheid dat op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, wordt gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ook bij de beoordeling van zo een verzoek dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat slechts als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte of het openbaar ministerie een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte of het openbaar ministerie dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, dit vermoeden moet wijken.
Blijkens art. 131a Sv in verbinding met art. 189 Sv heeft een videoverhoor ter gelegenheid van een openbare terechtzitting te gelden als verhoor op die zitting waarbij ook getuigen
in elkaars tegenwoordigheidworden gehoord. Daarbij volgt uit 131a Sv dat de beslissing tot het horen middels een videoverhoor een zogeheten voorzittersbeslissing is die bevoegdelijk en bovendien zonder het horen van de verdediging kan en mag worden genomen. Met de latere beslissing om het verhoor van de getuige [getuige] in de vorm van een videoverhoor te doen plaatsvinden, werd dus ook niet teruggekomen op de eerdere beslissing deze getuige ter terechtzitting te horen en er is evenmin sprake van een inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdediging.
Met betrekking tot het geval dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, is te onderscheiden tussen een gebrek in de subjectieve respectievelijk de objectieve onpartijdigheid van de rechter. Een vergelijkbaar onderscheid is aan te wijzen in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot art. 6 EVRM (fair trial, eerlijk proces). Een gebrek in de subjectieve onpartijdigheid van de rechter komt erop neer dat de rechter ten opzichte van een partij een vooringenomenheid koestert. Zonder duidelijke aanwijzingen daarvoor behoort een gebrek in de subjectieve onpartijdigheid niet te worden aangenomen. Een rechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn tot het tegendeel komt vast te staan. Schijn van partijdigheid in de ogen van een procespartij is in dit verband dus onvoldoende.
De wrakingskamer stelt vast dat de wrakingsverzoeken niet zijn gebaseerd op subjectieve onpartijdigheid van een van de raadsheren van wie de wraking is verzocht, integendeel, ter zitting is uitdrukkelijk uitgesproken dat daarvan geen sprake is. Voor zover partijen met name de voorzitter verwijten niet de waarheid te hebben gesproken, is er naar de vaststelling van de wrakingskamer sprake van een omissie dan wel menselijke fout, met name daarin bestaande dat is verzuimd de e-mail van 10 oktober 2022 ook naar de verdediging te sturen. Uit het verhandelde ter zitting van de wrakingskamer is voldoende aannemelijk geworden dat het bestaan van deze e-mail en de daarin neergelegde beslissing ten tijde van de behandeling ter zitting van 11 mei 2023 de voorzitter was ontschoten. De werkelijke gang van zaken is vervolgens op die zitting voldoende opgehelderd. Dit levert niet zodanig uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld op dat sprake is van op objectieve of subjectieve gronden gegronde wrakingsverzoeken. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat de gang van zaken en het verhandelde ter zitting van 11 mei 2023 zodanig is geweest dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door partijdigheid is ingegeven, daaronder begrepen de ter zitting naar voren gebrachte bezwaren tegen de beslissing van 10 oktober 2022 en het handhaven van die beslissing.
Een rechterlijke beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking. Dat geldt zowel voor beslissingen in de hoofdzaak als voor daarmee verband houdende beslissingen van andere aard. De zaak te beslissen en zo nodig voorafgaand tussenbeslissingen te nemen, is datgene wat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling móét doen.
Dat laat onverlet dat zich uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld kunnen voordoen. Van zodanige omstandigheden is de wrakingskamer evenwel niet gebleken.

De beslissing:

De wrakingsverzoeken worden ongegrond verklaard;
Bepaalt dat de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de wrakingsverzoeken;
Beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoekers, het openbaar ministerie en de raadsheren van wie de wraking is verzocht.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.