In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. van de Laar, is in beroep gegaan tegen de beslissing van de voorzieningenrechter die een zorg- en contactregeling voor hun minderjarige kind heeft vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. drs. I. Ligtelijn-Huisman, heeft verweer gevoerd tegen de grieven van de vader. De minderjarige, geboren in 2019, heeft haar hoofdverblijf bij de vader, maar de ouders hebben een complexe relatie met zorgen over de veiligheid van het kind bij de moeder. De vader heeft de zorg- en contactregeling eenzijdig stopgezet, wat heeft geleid tot de huidige procedure. De rechtbank heeft eerder bepaald dat het kind onder toezicht is gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2023 zijn beide ouders en vertegenwoordigers van de raad en de GI verschenen. Het hof heeft de zorgen van de vader over de veiligheid van het kind bij de moeder gehoord, maar heeft ook de positieve signalen van de GI en de raad in overweging genomen. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, waarbij de dwangsom voor de vader is gehandhaafd. Het hof benadrukt het belang van een stabiele zorgregeling voor het kind en de noodzaak van samenwerking tussen de ouders en de betrokken instanties.