3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [appellant] was ten tijde van de gebeurtenissen eigenaar van een pand in [plaats] , genaamd “ [x] ” (hierna: `het pand'). In het pand huren circa 70 huurders, die permanent toegang tot het pand hebben, een ruimte.
b) [de V.O.F.] huurt sinds 1 februari 2019 daar een kantoorruimte/bedrijfsruimte op de begane grond.
c) Artikel 11.2 van de huurovereenkomst luidt:
"
In de huurprijs is tevens begrepen: de vergoeding voor het leveren van de volgende diensten:
-levering gas, elektra en water;
-onderhoud van liften, ontruimingsinstallatie, inbraakalarm;
-vuilafvoer, schoonmaken publieke ruimten
(…)
-gebruik bemande receptie voor doorverwijzing bezoekers naar het kantoor van huurder. Dit mag eventueel op elektronische wijze plaatsvinden.
Dit is exclusief andere diensten die door de receptie op verzoek verleend kunnen worden.”
d) Een van de andere huurders in het pand is/was [de B.V.] (hierna: [de B.V.] ).
e) Op 24 september 2019 hebben alle huurders van het pand vanaf het mailadres [het emailadres] een bericht ontvangen met als onderwerp “nieuwsbrief eind september 2019”. Hierin stond onder meer:
“
(…)Aandachtspunten
Openingstijden
De draaideuren zijn geopend van 08.30 uur tot 17.30 uur. (...0
Alarmprocedure
Het alarm wordt 7 dagen in de week door [de B.V.] om 23.30 uur ingeschakeld. Dan wordt ook een controleronde in en om het pand gelopen. Het alarm inschakelen is dus niet de verantwoordelijkheid van de huurder. Wél is het de bedoeling dat als je het pand in/uit gaat buiten openingstijden de zijdeuren (inclusief tuindeur) ten alle tijden gesloten blijven. Let hierbij ook op de ramen in de kantoren.
(…)”
f) Op 31 januari 2020 is er in het pand ingebroken. Gebleken is dat in de nacht van 30 op 31 januari 2020 het alarm niet ingeschakeld heeft gestaan.
g) Op 1 februari 2020 heeft [de V.O.F.] bij de politie aangifte gedaan van de diefstal.
h) Op 5 februari 2020 heeft een bijeenkomst van de gedupeerde huurders (waaronder
[de V.O.F.] ) plaatsgevonden waarbij ook [appellant] aanwezig was. [appellant] heeft
[bedrijf] ingeschakeld om de huurders te assisteren bij het opstellen van de
schadeclaims. De claims zijn vervolgens ingediend bij [de B.V.] die ze op haar beurt weer
zou voorleggen aan haar aansprakelijkheidsverzekeraar.
i. i) [bedrijf] heeft de totale schade van [de V.O.F.] begroot op € 15.605,39.
[de V.O.F.] heeft van haar verzekeraar ( [de verzekeraar] ) € 7.917,39 vergoed gekregen.
de procedure bij de kantonrechter
3.2.1.[de V.O.F.] heeft [appellant] en [de B.V.] in rechte betrokken en gevorderd om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat [appellant] en [de B.V.] (ieder voor zich) aansprakelijk zijn voor de door [de V.O.F.] geleden
schade en hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 9.617,75 aan resterende schade en
€ 855,89 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente over deze bedragen
en hen te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.2.[appellant] en [de B.V.] hebben – ieder voor zich – gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.3.Bij het thans bestreden vonnis heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat [appellant] aansprakelijk is voor de door [de V.O.F.] geleden schade en hem, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld tot betaling aan [de V.O.F.] van € 8.550,09 met wettelijke rente over dit bedrag en hem veroordeeld in de proceskosten van [de V.O.F.] , begroot op € 1.236,01.
De kantonrechter overwoog daartoe, samengevat, dat [appellant] tekortgeschoten was jegens [de V.O.F.] in zijn verplichtingen als verhuurder omdat [de V.O.F.] uit de mail van 24 september 2022 in samenhang met de huurovereenkomst heeft mogen afleiden dat het inschakelen van het inbraakalarm de verantwoordelijkheid was van de verhuurder. Daarnaast dient [appellant] de gevorderde buitengerechtelijke kosten te betalen, nu deze niet zijn betwist.
Dat [de V.O.F.] was onderverzekerd - hetgeen niet uitdrukkelijk is betwist door [de V.O.F.] - is een aan haar toe te rekenen omstandigheid en zij zal daarom een deel van de schade zelf moeten dragen. Dat deel stelt de kantonrechter op 20%.
[appellant] is tevens veroordeeld in de kosten van de procedure
3.2.4.De vordering tegen [de B.V.] is afgewezen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat (en waarom) [de B.V.] rechtstreeks aansprakelijk is jegens [de V.O.F.] . [de V.O.F.] wordt veroordeeld in de verletkosten van [de B.V.] , begroot op € 50,00.
de vorderingen in hoger beroep