ECLI:NL:GHSHE:2023:366

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
200.296.950_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van boeterentebeding bij vervroegde aflossing van hypothecaire geldlening

In deze zaak gaat het om een hypothecaire geldlening die in 2013 is afgesloten door de appellanten, waarbij een boeterente van 3% is vastgesteld voor vervroegde aflossing. De appellanten hebben in 2015 de lening volledig afgelost en daarbij een vergoeding van € 13.566,67 betaald. De bank, Nationale-Nederlanden, stelt dat er een nieuwe overeenkomst is gesloten en dat de rente en rentevaste periode zijn aangepast. De appellanten zijn van mening dat het boeterentebeding onredelijk bezwarend is en willen deze vernietigen. Het hof oordeelt dat partijen hebben gehandeld alsof de oude lening vervroegd is afgelost en een nieuwe lening is gesloten. Het hof toetst het boeterentebeding aan de Richtlijn 93/13 en concludeert dat het beding transparant is en geen verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen met zich meebrengt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vorderingen van de appellanten zijn afgewezen. De proceskosten worden aan de appellanten opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.296.950/01
arrest van 31 januari 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. J.J A. Braspenning te Tilburg,
tegen
Nationale-Nederlanden Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Nationale-Nederlanden,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 juni 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 21 april 2021 door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellanten] als eisers en Nationale-Nederlanden als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8294876 \ CV EXPL 20-389)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, met daarin de grieven
  • de memorie van antwoord
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis. Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1.
Door tussenkomst van een tussenpersoon is namens Amstelhuys N.V. (hierna: Amstelhuys), op 17 mei 2013 aan [appellanten] een offerte ( [offertenummer] ) uitgebracht voor een hypothecaire geldlening van € 550.000,- onder de naam ‘Delta Lloyd Budget Hypotheek’ ten behoeve van de aankoop van een woning. De looptijd was 30 jaar en de rente bedroeg 3,95% per jaar gedurende een periode van 10 jaar. In de offerte is verder onder meer vermeld:

12. Vervroegde aflossing
Vervroegde aflossing van de financiering is altijd mogelijk. Als de rente voor een vergelijkbare financiering op het moment van vervroegde aflossing bij ons lager is dan de door u dan te betalen rente, bent u een vergoeding verschuldigd van 3% van het vervroegd af te lossen bedrag. Deze vergoeding dient om het renteverlies te compenseren. In een aantal gevallen bent u – onafhankelijk van de rentestand - geen vergoeding verschuldigd:
- indien de financiering binnen zes maanden na het overlijden van de geldnemer wordt afgelost met een uitkering die gedaan wordt in verband met dat overlijden;
Indien de vervroegde aflossing geschiedt op een renteherzieningsdatum, enkel voor zover deze vervroegde aflossing betrekking heeft op de lening of het leningdeel waarvan de rentevastperiode verstrijkt.
Let op: voor algehele aflossing van de financiering in verband met een vrijwillige onderhandse verkoop, gevolgd door juridische levering en verhuizing, wordt wel een vergoeding in rekening gebracht.’
3.2.
In de offerte is onder meer verwezen naar de Aanvullende leningvoorwaarden Delta Lloyd Budget Hypotheek van Amstelhuys d.d. 01.11.2012 (hierna: de algemene leningvoorwaarden). Deze luiden onder meer:
‘9. Vervroegde aflossing
1. Geldnemer heeft het recht de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen, mits hij het voornemen daartoe twee weken tevoren schriftelijk aan geldgever heeft medegedeeld. Gedeeltelijke aflossingen dienen tenminste vijfhonderd euro's te bedragen.
2. Indien op het tijdstip van ontvangst door geldgever van de vervroegde aflossing het alsdan voor de lening geldende rentepercentage hoger is dan het rentepercentage hetwelk geldgever op moment van aflossing voor soortgelijke leningen hanteert (c.q. zou hanteren) waarbij het rentepercentage wordt genomen dat bij geldgever geldt voor de langst mogelijke door geldgever gevoerde rentevastperiode binnen de duur van de nog resterende rentevastperiode van de lening, is - behoudens in een hierna in lid 3 omschreven gevallen - over het bedrag van de vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd van 3% van het vervroegd af te lossen bedrag. Op deze vervroegde aflossing wordt het boetevrije gedeelte zoals bedoeld in lid 3 onder a, in mindering gebracht. Deze vergoeding moet worden betaald tegelijk met het vervroegd af te lossen bedrag.
3. De in het vorige lid bedoelde aflossingsvergoeding is niet verschuldigd indien:
a. de vervroegde aflossing tezamen met de eventuele reeds eerder in het desbetreffende kalenderjaar gedane vervroegde aflossing(en) het bedrag van tien procent (10%) van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening niet overschrijdt; indien de lening in twee of meer leningdelen is gesplitst, geldt dit percentage per leningdeel en dient geldnemer bij een vervroegde aflossing aan geldgever op te geven op welk leningdeel de aflossing moet plaatsvinden;
b. de vervroegde aflossing geschiedt:
- op een renteherzieningsdatum, enkel voor zover de vervroegde aflossing betrekking heeft op de lening of het leningdeel waarvan de rentevastperiode verstrijkt;
- als gevolg van executoriale verkoop van het onderpand;
- binnen zes maanden na het overlijden van geldnemer met een uitkering die gedaan wordt in verband met dat overlijden;
- met een vergoeding die in de plaats van het onderpand is getreden;
- ter aflossing van een overbruggingskrediet.
4. In geval de vervroegde aflossing geschiedt ten gevolge van vrijwillige verkoop van het onderpand gevolgd door juridische levering daarvan en verhuizing van de geldnemer, is de vergoeding, zoals bedoeld in lid 2, verschuldigd indien de geldgever een nieuwe hypothecaire financiering aanbiedt – ter grootte van de hypothecaire financiering die afgelost wordt, te verkrijgen onder dezelfde rentecondities als de hypothecaire financiering die afgelost wordt - en de geldnemer daarvan geen gebruik maakt. Deze vergoeding zal aan de geldnemer worden gerestitueerd indien tussen geldgever en geldnemer binnen 6 maanden nadat de aflossing heeft plaatsgevonden een nieuwe hypothecaire financieringsovereenkomst
tot stand komt.’
3.3.
[appellanten] hebben de aangeboden financiering aanvaard.
De financiering is vervolgens aan hen verstrekt onder [offertenummer] .
3.4.
Bij brief van 16 november 2015 is namens Amstelhuys aan [appellanten] een offerte toegezonden. De brief vermeldt als onderwerp ‘Hypotheekofferte’ en het [offertenummer] . De brief luidt:
‘In de offerte bij deze brief leest u welk bedrag u moet betalen. Hartelijk dank voor uw aanvraag.
Wilt u het bedrag van EUR 250,00 (afsluitkosten) en van EUR 13.566,67 (boete) zo snel mogelijk overmaken naar dit IBAN-rekeningnummer? Als u het bedrag overmaakt, zet dan uw leningnummer erbij én code 301.’
De offerte betrof volgens de tekst daarvan een Delta Lloyd Budget Hypotheek van
€ 507.222,22, waarop lineair moest worden afgelost, met een rente van 2,05% per jaar gedurende een rentevastperiode van 1 jaar. In de offerte is onder meer vermeld:

Uw schuld op 1 december 2015EUR 507.222,22
Looptijd27 jaar en 8 maanden
(…)
Let op: Deze voorwaarden kunnen afwijken van de voorwaarden die nu voor uw lening gelden. Houd er rekening mee dat deze nieuwe voorwaarden voor de hele lening gelden. Lees de nieuwe voorwaarden dus goed door voordat u de offerte ondertekent.
Omzetting
Wij zetten uw lening om op 1 december 2015 als u op die datum voldoet aan alle afspraken en voorwaarden die in deze offerte staan.
Extra kosten (boete) die u moet betalen
De extra kosten (boete) die u moet betalen voor het omzetten van uw lening zijn:
Nummer leningdeel % Extra kosten Over dit bedrag Over dit bedrag Extra kosten
betaalt u geen betaalt u wel die u moet
extra kosten extra kosten betalen
1.305.208,101 3,000% EUR 55.000,00 EUR 452.222,22 EUR 13.566,67
U moet EUR 13.566,67 aan extra kosten (boete) betalen. Wij vragen u om dit bedrag over te maken naar de IBAN onderaan deze pagina, onder vermelding van het leningnummer. Uw betaling moet vóór 1 december 2015 op deze rekening staan.’
In de offerte is verwezen naar toepasselijke voorwaarden. Deze voorwaarden zijn de Voorwaarden Delta Lloyd Budget Hypotheek per 1 maart 2015.
3.5.
[appellanten] hebben de offerte aanvaard en het bedrag van € 13.566,67 tijdig aan Amstelhuys betaald.
3.6.
De rente is vervolgens jaarlijks herzien per 1 december van elk jaar. Op 12 november 2019 hebben [appellanten] de lening volledig afgelost.
3.7.
Nationale-Nederlanden is de rechtsopvolger van Amstelhuys.

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure vorderen [appellanten] :
‘1. Artikel 12 van de geaccepteerde offerte van 17 mei 2013 en artikel 9 lid 2 van
de Aanvullende leningsvoorwaarden Delta Lloyd Budget Hypotheek van
Amstelhuys N.V. d.d. 01.11.2012, alsmede alle overige bedingen van gelijke
strekking die tussen [appellanten] en Amstelhuys zijn overeengekomen,
ambtshalve te vernietigen, en Nationale-Nederlanden Bank te veroordelen tot
betaling aan [appellanten] van een bedrag van € 13.566,67, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 1 december 2015 althans vanaf een in goede
justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening;
en
2. Nationale-Nederlanden Bank te veroordelen in de kosten van dit geding, te
vermeerderen van de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na
dagtekening van het vonnis.’
4.2.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellanten] hebben in hoger beroep diverse, ongenummerde grieven aangevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en vorderen dat het hof:
‘a. Nationale-Nederlanden Bank veroordeelt tot betaling aan Koenraads c.s. van een bedrag van €13.566,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
en
b. Nationale Nederlanden Bank veroordeelt in de kosten van de procedure in beide instanties met de bepaling dat deze kosten binnen veertien dagen na het in deze zaak te wijzen arrest moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan Nationale-Nederlanden Bank in verzuim zal zijn;
en
c. Nationale-Nederlanden Bank veroordeelt in de nakosten.’
Het geschil in het kort
5.2.
[appellanten] verlangen dat Nationale-Nederlanden (als rechtsopvolger van Amstelhuys) de in 2015 betaalde vergoeding van € 13.566,67 aan hen terugbetaalt.
Volgens [appellanten] is in 2015 de geldlening van 2013 afgelost en is daarbij de vergoeding betaald die daarvoor volgens art. 12 van de offerte en art. 9 lid 2 van de algemene leningvoorwaarden (hierna tezamen ook aan te duiden als het boeterentebeding) was verschuldigd. [appellanten] zijn van mening dat het boeterentebeding een onredelijk bezwarend beding is en om die reden moet worden vernietigd.
5.3.
Nationale-Nederlanden stelt hier tegenover dat de geldlening van 2013 niet in 2015 is afgelost, maar dat alleen bij nadere overeenkomst de rente en de rentevastperiode zijn herzien.
Het boeterentebeding wel of niet toegepast
5.4.
Het ligt niet voor de hand dat in 2015 een nieuwe geldlening is verstrekt en de geldlening van 2013 daadwerkelijk is afgelost. [appellanten] behielden de schuld die zij aan Nationale-Nederlanden hadden uit hoofde van de geldlening van 2013 en het daarmee verbonden hypothecaire zekerheidsrecht is blijven bestaan. Wel zijn de voorwaarden waaronder de geldlening werd verstrekt, gewijzigd.
5.5.
Het hof is echter van oordeel dat het voor de uitkomst van deze zaak geen verschil maakt of de geldlening van 2013 is afgelost. Het is tussen partijen niet in geschil dat het [appellanten] in 2015 te doen was om een lagere rente dan in 2013 was overeengekomen. De leenovereenkomst voorzag niet in de mogelijkheid om de overeengekomen rente tussentijds te herzien. Wel voorzag de leenovereenkomst in art. 12 van de offerte en art. 9 van de leningvoorwaarden in de mogelijkheid om de geldlening vervroegd af te lossen tegen betaling van de boeterente. Door het vervroegd aflossen en het sluiten van een nieuwe geldlening kon een lagere rente worden verkregen. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde documenten blijkt dat partijen in 2015 hebben gehandeld alsof de geldlening van 2013 vervroegd werd afgelost en een nieuwe geldlening werd gesloten. [appellanten] zijn immers het bedrag van de boeterente verschuldigd geworden die volgens de leenovereenkomst verschuldigd was bij algehele vervroegde aflossing en zij hebben afsluitkosten moeten betalen. Bovendien zijn nieuwe, actuele leningvoorwaarden van toepassing geworden. Ook de vorm, te weten de offerte waarin de ‘nieuwe’ geldlening is aangeboden, sluit hierbij aan, hoewel de vorm als zodanig geen doorslaggevende betekenis heeft. Overigens duidt het gebruik van het woord ‘omzetten’ van de geldlening, zoals vermeld in de offerte, niet in het bijzonder op (alleen) een wijziging van de bestaande geldlening of leningvoorwaarden, zoals Nationale-Nederlanden stelt. Evenzeer past dat woordgebruik bij het omzetten, in de zin van in de plaats stellen, van de ene geldlening voor de andere geldlening.
5.6.
Voor het hof leidt de omstandigheid dat partijen hebben gehandeld alsof de oude geldlening vervroegd werd afgelost en een nieuwe geldlening werd gesloten, tot het oordeel dat partijen in wezen toepassing hebben gegeven aan het bepaalde in art. 12 van de offerte en art. 9 van de algemene leningvoorwaarden. Er behoort dus te worden nagegaan of dit boeterentebeding niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten of onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:236 en 6:237 BW. Hiermee wordt ook de doeltreffendheid verzekerd van de bescherming die [appellanten] als consumenten aan de Richtlijn ontlenen. Aan deze bescherming zou afbreuk worden gedaan als het standpunt van Nationale-Nederlanden wordt gevolgd dat erop neerkomt dat het bedrag van de boeterente een nader overeengekomen en transparante prijs is voor de rentewijziging, en dus onttrokken aan de bescherming van de Richtlijn, hoewel partijen in wezen toepassing hebben gegeven aan bestaande contractuele bedingen om de rentewijziging mogelijk te maken.
Toetsing boeterentebeding
5.7.
Het hof stelt voorop dat art. 7:127 BW met betrekking tot het recht van de consument op vervroegde aflossing in 2013 en 2015 nog niet van toepassing was.
5.8.
Het hof stelt vast dat het boeterentebeding niet het eigenlijke voorwerp van de leenovereenkomst bepaalt. Het boeterentebeding is onderdeel van de regeling van het vervroegd aflossen van de geldlening. Deze regeling bepaalt niet (mede) de kern van de prestaties van de overeenkomst en kenmerkt als dusdanig niet de overeenkomst. De regeling strekt tot het aanvullen van bedingen die de kern van de contractuele verhouding bepalen. Het boeterentebeding is dus geen kernbeding.
5.9.
Het hof stelt verder vast dat partijen vóór het sluiten van de kredietovereenkomst niet afzonderlijk over het boeterentebeding hebben onderhandeld.
5.10.
Het hof verwerpt de stelling van [appellanten] dat het boeterentebeding een beding is als bedoeld in art. 6:237, aanhef en onder i, BW (de zogenoemde grijze lijst).
Het boeterentebeding is onderdeel van de regeling van het vervroegd aflossen van de geldlening. Deze regeling ziet niet op het beëindigen van de leenovereenkomst, maar geeft een alternatieve wijze voor het aflossen van de geldlening. Het gebruik van de regeling behoeft ook niet te leiden tot het beëindigen van de leenovereenkomst. Het vervroegd aflossen van een deel van de geldlening is immers mogelijk. Het beëindigen is slechts een gevolg indien de geldlening volledig wordt afgelost. De vergoeding die op grond van het boetrentebeding is verschuldigd, is dus ook geen vergoeding voor het beëindigen van de leenovereenkomst, maar voor het vervroegd aflossen van de geldlening of van een deel daarvan.
5.11.
Een boeterentebeding is oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13 of onredelijk bezwarend indien het beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de leenovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
5.12.
Het boeterentebeding is transparant. Volgens het beding is bij vervroegd aflossen van de geldlening een vergoeding verschuldigd van 3% over het bedrag van de aflossing verminderd met het boetevrij af te lossen bedrag van 10% van de hoofdsom per jaar, indien de actuele rente lager is dan de contractuele rente. Het beding beschrijft dus duidelijk in welk geval de vergoeding is verschuldigd en hoe de vergoeding wordt berekend. Een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument is hiermee in staat de concrete werking van het beding te begrijpen en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen in te schatten.
5.13.
Om te bepalen of het beding een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de leenovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt ten nadele van [appellanten] , moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Aan de hand van een dergelijke vergelijking kan worden beoordeeld of, en in voorkomend geval in welke mate, de overeenkomst de consument brengt in een juridisch minder gunstige positie dan in het geldende nationale recht is voorzien.
5.14.
Indien partijen over het vervroegd aflossen geen regeling hadden getroffen, zouden [appellanten] de geldlening hebben moeten aflossen in de afgesproken maandelijkse termijnen. Het nationale recht voorzag destijds niet in een recht om vervroegd af te lossen. Evenmin gaf het nationale recht regels voor een vergoeding bij vervroegd aflossen. Het beding met betrekking tot het vervroegd aflossen van de geldlening verschafte de consumenten dus een recht dat zij op grond van het toen geldende nationale recht niet hadden. Tegenover dit recht stond de verplichting de afgesproken vergoeding te betalen.
In dit opzicht bracht het beding, ook in het licht van de overeenkomst als geheel, de consumenten niet in een juridisch minder gunstige positie dan in het geldende nationale recht was voorzien. Dat de regeling van het vervroegd aflossen niet voorzag in een vergoeding voor de consumenten voor het geval de actuele rente hoger zou zijn dan de contractuele rente, verstoort het contractuele evenwicht tussen partijen niet. Anders dan Nationale-Nederlanden, konden [appellanten] door vervroegd aflossen immers geen nadeel lijden vanwege het mislopen van inkomsten waarop aanspraak bestond uit hoofde van de overeenkomst van geldlening.
5.15.
De strekking van de vergoeding is vermeld in art. 12 van de offerte van 17 mei 2013. De vergoeding diende ertoe om renteverlies van Nationale-Nederlanden bij vervroegd aflossen van de geldlening door [appellanten] te compenseren. Het was voor [appellanten] vooraf kenbaar dat de vergoeding niet exact overeen behoefde te komen met het daadwerkelijke renteverlies en dus voordelig voor Nationale-Nederlanden en nadelig voor hen zou kunnen uitvallen. De vergoeding was immers vooraf gefixeerd, terwijl het renteverlies met name afhing van de hoogte van de actuele rente op het moment van vervroegd aflossen. Ook indien de vergoeding hoger zou zijn dan het daadwerkelijke renteverlies, leidt dat in dit geval op zichzelf niet tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de leenovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van partijen ten nadele van [appellanten] , mede in aanmerking genomen dat, zoals niet of onvoldoende is weersproken, sprake was van een ‘budgethypotheek’ waardoor tegenover het nadeel van eenvoudiger en minder flexibele voorwaarden het voordeel voor [appellanten] stond van een lagere rente dan de rente die gold voor vergelijkbare geldleningen. In zoverre heeft Nationale-Nederlanden redelijkerwijs ervan kunnen uitgaan dat [appellanten] het boeterentebeding in het kader van deze budgethypotheek ook zouden aanvaarden, indien daarover op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk was onderhandeld.
5.16.
Het voorgaande zou anders kunnen zijn, indien het boeterentebeding meebrengt dat [appellanten] onder bepaalde omstandigheden bij het vervroegd aflossen van (een deel van) de geldlening een aanmerkelijke vergoeding verschuldigd konden worden, terwijl de vergoeding zozeer ten nadele van [appellanten] afweek van het daadwerkelijke renteverlies van Nationale-Nederlanden, dat de vergoeding onredelijk is te achten. [appellanten] kunnen ondanks de voordelen van de budgethypotheek niet geacht worden een boeterentebeding te hebben willen aanvaarden, indien daarover afzonderlijk was onderhandeld, dat de verplichting meebracht een dergelijke onredelijke vergoeding bij vervroegd aflossen te betalen. Dat er omstandigheden zijn waaronder de vergoeding onredelijk zou kunnen zijn in de hiervóór bedoelde zin, kan uit de feiten en omstandigheden die naar voren zijn gebracht, niet worden afgeleid.
5.17.
Ook voor het overige is niets aangedragen dat het oordeel rechtvaardigt dat het boeterentebeding het evenwicht tussen uit de leenovereenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van [appellanten] verstoort.
5.18.
De conclusie is dat de grieven van [appellanten] , die zijn vermeld in de paragrafen 2 tot en met 3.4 van de dagvaarding in hoger beroep, voor een deel wel gegrond zijn, maar desondanks niet tot het vernietigen van het bestreden vonnis kunnen leiden.
Bij deze stand van zaken behoeven de overige grieven niet meer te worden besproken.
Slot
5.19.
Het bewijsaanbod van [appellanten] passeert het hof. Er zijn immers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of te bewijzen aangeboden, die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.20.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
Proceskosten
5.21.
De proceskosten van het hoger beroep komen ten laste van [appellanten] , omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Het hof stelt de proceskosten tot heden aan de zijde van Nationale-Nederlanden als volgt vast:
- griffierecht € 2.106,-
- salaris advocaat
€ 1.114,-(tarief II, 1 punt)
totaal € 3.220,-
5.22.
De nakosten stelt het hof vast, zoals hierna in de uitspraak wordt vermeld.

6.De uitspraak

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Nationale-Nederlanden vastgesteld op:
- € 3.220,- tot heden,
- € 163,- aan nasalaris advocaat zonder betekening van dit arrest of € 248,- vermeerderd met de explootkosten bij betekening van dit arrest, indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de dag van deze uitspraak tot de dag van betaling;
6.3.
wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, M.G.W.M. Stienissen en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 januari 2023.
griffier rolraadsheer