ECLI:NL:GHSHE:2023:3658

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
20-000769-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot doodslag en verkeersdelicten met tbs-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor poging tot doodslag op haar zeven maanden oude zoontje en verkeersdelicten. De verdachte was eerder door de rechtbank Limburg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een andere strafmaat. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en het besturen van een auto zonder geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd gekregen, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke geldboete en ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft ook de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan de door de reclassering geformuleerde voorwaarden. Het hof heeft de redelijke termijn overschreden, wat heeft geleid tot een lagere gevangenisstraf dan oorspronkelijk geëist. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, en de tbs-maatregel is opgelegd om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000769-21
Uitspraak : 1 november 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 maart 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-139129-20 en 03-066328-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 96-153870-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot doodslag’ (primair onder parketnummer 03-139129-20), ‘overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 1 onder parketnummer 03-066328-20) en ‘overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 2 onder parketnummer 03-066328-20) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) van de verdachte gelast en is verpleging van de verdachte van overheidswege bevolen. De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 96-153870-17 van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en gelaste maatregel en de verdachte in zoverre, opnieuw rechtdoende, ter zake van poging tot doodslag (primair onder parketnummer 03-139129-20) zal veroordelen tot een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte zal gelasten onder het stellen van voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsadvies in het rapport van 18 september 2023. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd ter zake van feit 1 onder parketnummer 03-066328-20 de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,00 en haar ter zake van feit 2 onder parketnummer 03-066328-20 voorwaardelijk de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van 7 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Ten slotte stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 96-153870-17 van de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, dient te worden afgewezen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 03-139129-20 primair en subsidiair tenlastegelegde en heeft ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde geconcludeerd dat dit bewezen kan worden verklaard. Met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 03-066328-20 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de raadsman bepleit niet te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege en ook niet dat zij ter beschikking wordt gesteld onder het stellen van voorwaarden, maar te volstaan met een gevangenisstraf conform het voorarrest met daarnaast een kort voorwaardelijk strafdeel in de vorm van een werkstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een korte proeftijd. Een ontzegging van de rijbevoegdheid acht de raadsman overbodig en een eventuele geldboete zou voorwaardelijk moeten worden opgelegd. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat daarover reeds onherroepelijk door de rechtbank is beslist en het hoger beroep zich niet daartegen richt. Ten slotte heeft de raadsman verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis (bij arrest) op te heffen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf, de gelaste maatregel en het bevel tot verpleging van overheidswege, en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Voorts zal het hof het bewezenverklaarde onder parketnummer 03-139129-20 verbeterd lezen door het woord ‘meermalen’ door te halen. Hiermee brengt het hof de bewezenverklaring in overeenstemming met de motivering in het vonnis, die geen blijk geeft van het meermalen steken en/of prikken zowel in de borst als in de buik. De verdachte is door deze verbeterde lezing niet geschaad in de verdediging. Het primair bewezenverklaarde onder parketnummer 03-139129-20 door de rechtbank komt daarmee als volgt te luiden:
dat verdachte op 24 mei in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borst en buik van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten slotte zal het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Aanvulling van de bewijsoverweging
De raadsman heeft in hoger beroep bewijsverweren gevoerd tegen het onder parketnummer 03-139129-20 primair en subsidiair tenlastegelegde. Deze verweren komen erop neer dat er sprake moet zijn geweest van een snijbeweging en niet van een steekbeweging, waardoor het (voorwaardelijk) opzet op de dood van haar zoontje bij de verdachte heeft ontbroken. Omdat er volgens de raadsman aldus geen sprake was van steken en/of prikken bestond ook geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De snijdende beweging, waarbij haar zoontje opzettelijk is geraakt, is louter te kwalificeren als de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Met betrekking tot hetgeen de raadsman in hoger beroep ten verweer heeft betoogd, is het hof van oordeel dat dit geen verdere bespreking behoeft, nu het verweer zijn weerlegging vindt in de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen alsmede de bewijsoverweging.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde strekkende verweren van de verdediging.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van haar destijds zeven maanden oude zoontje (03-139129-20). Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig strafbaar feit. Door haar handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij een weerloze baby, die op dat moment voor zijn welzijn en verzorging volledig van haar afhankelijk was, niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die hij nodig had en waar hij recht op had, maar juist in (levens)gevaar heeft gebracht.
Voorts is bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl haar rijbewijs ongeldig was verklaard (03-066328-20, feit 2) én terwijl zij onder invloed verkeerde van alcohol (03-066328-20, feit 1). Door aldus te handelen heeft de verdachte enerzijds ervan blijk gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de beslissing van het CBR tot ongeldigverklaring van haar rijbewijs en anderzijds heeft de verdachte met haar gedragingen niet alleen zichzelf, maar ook andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 augustus 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het rijden onder invloed.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte momenteel woonachtig is bij haar broer en dat zij geen alcohol meer drinkt. Daarnaast heeft de verdachte naar voren gebracht dat zij wekelijks onder toezicht contact (videobellen dan wel fysiek) heeft met haar zoon [slachtoffer] . Ook heeft zij regelmatig contact met haar twee andere kinderen.
Op te leggen straffen
Het hof is van oordeel dat bij een veroordeling voor poging tot doodslag in beginsel een jarenlange gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op de omstandigheid dat dit feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, de verdachte geruime tijd in voorarrest heeft verbleven, te weten 1.045 dagen (ruim 34 maanden), de verdachte gedurende haar voorarrest een positieve ontwikkeling heeft laten zien voor wat betreft haar probleembesef en probleeminzicht en de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis per 3 april 2023 onder toezicht van de reclassering conform de schorsingsvoorwaarden gemotiveerd een behandeling ondergaat bij de forensische polikliniek [verslavingskliniek] , is het hof echter van oordeel dat een langere gevangenisstraf dan de tijd waarin de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, niet meer aangewezen is.
Alles afwegende acht het hof daarom oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de bewezenverklaarde poging tot doodslag onder parketnummer 03-139129-20 in beginsel passend en geboden. Ter zake van de bewezenverklaarde verkeersdelicten onder parketnummer 03-066328-20 acht het hof respectievelijk een voorwaardelijke geldboete van € 900,00, subsidiair 18 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren (feit 1) en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden, met een proeftijd van 2 jaren (feit 2), passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden ten aanzien van de drie bewezenverklaarde feiten. De redelijke termijn is aangevangen op 23 maart 2021 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte. Het hof wijst heden, op 1 november 2023, arrest. De behandeling in hoger beroep is – gelet op de geldende termijn van 16 maanden, daar de verdachte zich grotendeels in voorlopige hechtenis heeft bevonden ter zake van de verdenking van de bewezenverklaarde poging doodslag – derhalve overschreden met ongeveer 15 maanden.
Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de bewezenverklaarde poging doodslag passend en geboden is. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof voor de bewezenverklaarde poging tot doodslag een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest opleggen. Voor wat betreft beide verkeersdelicten zal het hof, gelet op de omstandigheid dat beide straffen voorwaardelijk worden opgelegd, volstaan met de constatering van die overschrijding.
Op te leggen maatregel
Voor wat betreft de nadere sanctionering van de bewezenverklaarde poging doodslag onder parketnummer 03-139129-20 overweegt het hof als volgt.
De maatregel van tbs kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gestelde voorwaarden. Een van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, Sr). Indien de rechter niet een bevel als bedoeld in laatstgenoemd artikel geeft, stelt hij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde (artikel 38, eerste lid, Sr). Voor oplegging van de maatregel van tbs is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a, derde lid, Sr).
In de onderhavige zaak is op 30 oktober 2020 omtrent de persoon van de verdachte gerapporteerd na een triple onderzoek, pro justitia, door [psychiater] , psychiater, [psycholoog] , GZ-psycholoog en [naam 1] , forensisch milieuonderzoeker. Bij rapportage van 2 december 2022 is na nader gedragskundig onderzoek voormelde rapportage geactualiseerd door psychiater [psychiater] en GZ-psycholoog [psycholoog] . De reclassering heeft op 8 februari 2021, 29 november 2021, 15 februari 2023 en 18 september 2023 adviezen uitgebracht waarin onder meer is ingegaan op de persoon van de verdachte en de mogelijkheden tot het opleggen van tbs met voorwaarden dan wel een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Uit de gedragskundige rapportage van 30 oktober 2020 volgt, zoals in het vonnis van de rechtbank reeds overwogen onder de strafbaarheid van de verdachte, dat de gedragsdeskundigen concluderen dat bij de verdachte sprake was van een kortdurende psychotische stoornis en een stoornis in het alcoholgebruik ten tijde van het tenlastegelegde. De psychose ging gepaard met hevige angst, vertroebelde het realiteitsbesef van de verdachte en leidde tot oordeels- en kritiekstoornissen. De psychose bepaalde voor een belangrijk gedeelte haar handelen, maar er kan niet gedragskundig worden onderbouwd dat deze beïnvloeding zo ver ging dat haar handelen er volledig door bepaald en gestuurd werd. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Uit de rapportage van 30 oktober 2020 volgt voorts dat de gedragsdeskundigen het gevaar op herhaling als hoog inschatten, indien de pathologie van de verdachte onbehandeld blijft. Indien de verdachte stress ervaart, schieten haar copingvaardigheden al snel tekort waardoor zij in psychiatrisch opzicht derailleert en het ervaren van angst de overhand kan nemen. Dit kan leiden tot ernstige oordeels- en kritiekstoornissen. De verdachte heeft een tekort aan probleembesef en overschat haar eigen mogelijkheden en vaardigheden. Daarnaast heeft ze onvoldoende besef van haar psychotische kwetsbaarheid en is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol. Er is volgens de gedragsdeskundigen sprake van een complex aan delictgerelateerde factoren die behandeling behoeven. Om recidive te voorkomen, dienen deze factoren dan ook behandeld te worden. De gedragsdeskundigen achten het juridisch kader van een terbeschikkingstelling nodig om de noodzakelijke behandeling vorm te kunnen geven. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt bij de verdachte als toereikend geacht, waarbij in ieder geval een korte klinische aanvang van het behandeltraject, medicatiegebruik en onthouding van middelen wordt geadviseerd.
De reclassering heeft zich daarop bij rapport van 8 februari 2021 negatief uitgelaten over de oplegging van een tbs met voorwaarden, omdat de reclassering problemen zag in de uitvoering van het door de gedragsdeskundigen voorgestelde traject vanwege de taalbarrière waar de verdachte mee kampt. De reclassering heeft in dat verband geen geschikte kliniek kunnen vinden, waar de verdachte haar behandeling zou kunnen starten, omdat zij de Nederlandse taal niet spreekt.
Gelet hierop achtte de rechtbank een tbs met voorwaarden niet haalbaar, daar een ambulante behandeling van de verdachte onvoldoende werd geacht om het recidiverisico op de korte en lange termijn afdoende te beperken. De rechtbank gelastte vervolgens een tbs en beval verpleging van overheidswege, zodat de verdachte op die manier de hulp en behandeling zou krijgen die zij nodig heeft.
In de actualisatierapportage van 2 december 2022 komen dezelfde gedragsdeskundigen tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een psychotische kwetsbaarheid te classificeren als een kortdurende reactieve psychose en een stoornis in het alcoholgebruik, momenteel volledig in remissie. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Onverkort is het advies van de gedragsdeskundigen om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Dat er sprake was van een allesoverheersende invloed van de psychische stoornis op het handelen van de verdachte, kan volgens de gedragsdeskundigen niet worden onderbouwd. Er was immers ten tijde van het tenlastegelegde geen sprake van opdrachtgevende stemmen die het gedrag van de verdachte stuurden, noch van allesoverheersende waandenkbeelden dat de verdachte zichzelf en haar kind iets aan moest doen om een door haar zo ervaren existentieel dreigend gevaar af te wenden. Er was sprake van oordeels en kritiekstoornissen, niet van een volledig buiten de realiteit staand functioneren.
De gedragsdeskundigen concluderen in de actualisatierapportage tot een ten tijde van de actualisatie laag tot hooguit matig risico op herhaling op de lange termijn indien de verdachte weer psychisch derailleert. De verdachte is ten tijde van de actualisatie niet psychotisch, gebruikt geen alcohol en bevindt zich in een strak gestructureerde omgeving met veel toezicht. Hoewel de verdachte in de periode voorafgaand aan de actualisatie actief werkte aan beter te leren omgaan met emoties en stressvolle omstandigheden en daarbij ook beter zicht heeft gekregen op haar kwetsbaarheden hierin, dient dit ook voor de langere termijn bestendigd te worden. Indien dat niet gebeurt, kan onder langer durende forse stressvolle omstandigheden het risico op herhaling oplopen tot hooguit matig, waarbij wel opgemerkt moet worden, en dat is vanuit het oogpunt van het risicomanagement van belang, dat nog maar een van haar kinderen bij haar steunend netwerk in Nederland verblijft en haar netwerk zich meer bewust is van verdachtes kwetsbaarheden. De verdachte erkent die kwetsbaarheden ook meer en durft deze meer uit te spreken. De eerder geadviseerde tbs met voorwaarden wordt door de gedragsdeskundigen niet meer als noodzakelijk geacht om de risico’s op de lange termijn verantwoord laag te houden. Het is wel van belang om te bezien of en in welke mate, de vorderingen van de verdachte bestendigd zijn binnen een minder gestructureerd kader dan het huidige verblijfskader
(hof: van de penitentiaire inrichting Nieuwersluis waar de verdachte zich toentertijd nog bevond in voorlopige hechtenis). De gedragsdeskundigen onderschrijven dan ook nog steeds de noodzaak van het volgen van psychotherapie gericht op bepaalde kenmerken in haar persoonlijkheid en het vergroten en bestendigen van haar copingvaardigheden, het zich onthouden van middelengebruik, psycho-educatie richting het netwerk en medicamenteuze behandeling indien geïndiceerd. Deze behandelonderdelen kunnen ook ambulant vorm worden gegeven binnen het juridisch kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
In het reclasseringsadvies van 18 september 2023 wordt door reclasseringswerker [naam 2] het risico op recidive op dat moment als laag ingeschat. De verdachte is niet psychotisch, gebruikt geen alcohol en bevindt zich in een strak gestructureerde omgeving met veel toezicht; zij woont sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis tijdelijk in bij haar broer en diens partner. Ze is actief bezig om aan zichzelf te werken en om te leren hoe ze beter om kan gaan met emoties en stressvolle omstandigheden, waardoor ze meer inzicht heeft gekregen in haar eigen kwetsbaarheden. De sociale situatie en context van de verdachte is momenteel beduidend anders dan voor het tenlastegelegde. Communicatieproblemen leverden aanvankelijk wel wat problemen op omdat de verdachte door angst vermijdend gedrag liet zien en hierdoor haar afspraken niet goed nakwam, maar door extra inzet van de behandelaar en reclassering is dit nu niet meer aan de orde. Gedurende detentie is de verdachte gestart met het volgen van Nederlandse lessen waardoor het steeds beter lukt om zich verstaanbaar te kunnen maken tijdens de hulpverleningscontacten. De psychotherapie is reeds opgestart en verloopt goed evenals de contacten met de behandelaar van [verslavingskliniek] , Verslavingszorg. De verdachte is gemotiveerd voor verandering en heeft reeds concrete stappen ondernomen waaruit blijkt dat ze bereid is om zich aan afspraken en voorwaarden te (gaan) houden. De reclassering is van mening dat toezicht mogelijk is in zowel het kader van een tbs met voorwaarden als het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden. Mocht de verdachte zich niet aan de voorwaarden houden binnen een (deels) voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden dan bestaat er een kans dat inhoudelijke behandeling niet van de grond komt. Binnen het kader tbs met voorwaarden kan inhoudelijke behandeling worden gegarandeerd, aldus het reclasseringsadvies.
Het hof is van oordeel dat de conclusies van psychiater [psychiater] en GZ-psycholoog [psycholoog] worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de door hen opgemaakte rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. Het hof neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen dan ook over en maakt die tot de zijne. Op grond hiervan stelt het hof in de eerste plaats vast dat er bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde onder parketnummer 03-139129-20 een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, Sr bestond. Voorts stelt het hof op grond hiervan vast dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor het onder parketnummer 03-139129-20 primair bewezenverklaarde.
Het hof heeft verder geconstateerd dat het primair bewezenverklaarde onder parketnummer 03-139129-20 feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarnaast is het hof, mede gelet op de omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereisen dat aan verdachte de maatregel van tbs wordt opgelegd. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het hof acht, anders dan de verdediging heeft bepleit, behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, niet aangewezen. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende waarborgen biedt dat de verdachte de behandeling krijgt die noodzakelijk is om het recidiverisico afdoende te beteugelen. Het hof acht het van belang dat de huidige behandeling van de verdachte wordt voortgezet. Bij een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel bestaat er een kans dat de verdachte onbehandeld terugkomt in de maatschappij. Tegen de achtergrond van het bewezenverklaarde acht het hof dat risico onaanvaardbaar, waarbij meeweegt dat de behandeling nog maar recent is gestart en thans nog geen enkel zicht is op hoe de verdachte in de toekomst in een nieuwe omgeving, bijvoorbeeld op zichzelf, met (forse) emoties en (langer durende) stressvolle omstandigheden zal omgaan met haar kwetsbaarheden. Dat de verdachte in de toekomst nog met de nodige emoties en stressvolle omstandigheden zal worden geconfronteerd, acht het hof vanzelfsprekend, daar haar persoonlijke omstandigheden buiten twijfel nog zullen wijzigen, zoals bijvoorbeeld bij het vinden van een nieuwe baan waar zij thans naar op zoek is, het ontmoeten van een nieuwe partner en meer (gelegenheid tot) contact met haar drie kinderen, waarvan er twee (nog) niet in een steunend netwerk in Nederland verblijven. Alle omstandigheden afwegende is het hof dan ook met de advocaat-generaal van oordeel dat oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden in de onderhavige zaak niet alleen passend, maar vooral ook geboden is.
Het hof sluit zich voor wat betreft de op te leggen voorwaarden aan bij de door de reclassering in het reclasseringsrapport van 18 september 2023 geformuleerde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, met een maximale duur van 7 weken, met de mogelijkheid van nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar. Het hof neemt deze voorwaarde niet over, nu bij wet in een procedure is voorzien voor een tijdelijke (crisis)opname als de terbeschikkinggestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of als een veiligheidsbelang zulks eist (artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering). Aan de op te leggen maatregel zullen derhalve de overige geadviseerde voorwaarden worden verbonden als in het dictum weergegeven. De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard de door de reclassering geformuleerde voorwaarden na te leven.
Het hof zal ten slotte de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel van tbs met voorwaarden bevelen, opdat direct kan worden begonnen met de uitvoering van de voorwaarden dan wel de reeds aangevangen uitvoering daarvan niet wordt onderbroken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft op 18 mei 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 december 2017 onder parketnummer 96-153870-17 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat tenuitvoerlegging van de vordering in de gegeven omstandigheden van de gevoegde hoofdzaken niet opportuun is, waardoor het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
Opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is door het gerechtshof bij beschikking van 30 maart 2023 met ingang van 3 april 2023 voor onbepaalde tijd geschorst.
Gelet op het feit dat het hof aan de verdachte bij arrest thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd niet overstijgt, zal het hof het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 37a, 38, 38a, 45, 57 en 287 Sr en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en maatregel en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht;
ter zake van parketnummer 03-139129-20 primair
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ter zake van parketnummer 03-066328-20 feit 1
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 900,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ter zake van parketnummer 03-066328-20 feit 2
ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ter zake van parketnummer 03-139129-20 primair
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht; deze medewerking houdt onder andere in:
de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering; de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering; de reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is; deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • dat de veroordeelde niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering; zich verder laat behandelen door [verslavingskliniek] , Netwerk voor verslavingszorg, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering zolang de behandelaar dit in overleg met de reclassering nodig vindt;
  • zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling; gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt; bij een terugval in alcoholgebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie; als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt; de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt; de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling; gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren; de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan hulp en steun te bieden;
beveeltdat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling, de daaraan verbonden voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
wijst afde vordering van de officier van justitie van het Arrondissementsparket Limburg van 18 mei 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 december 2017, parketnummer 96-153870-17, voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren;

heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 1 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Buljevic en Stamhuis zijn wegens afwezigheid buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.