ECLI:NL:GHSHE:2023:3654

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
20-000661-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet en opzetheling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 en medeplegen van opzetheling. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken, met aftrek van het voorarrest. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf heeft gevorderd als de politierechter. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair om oplegging van een taakstraf verzocht. Het hof heeft de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte werd aangetroffen in een gestolen voertuig met valse kentekens. De verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in het voertuig, en heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000661-23
Uitspraak : 1 november 2023
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-011111-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1) en medeplegen van opzetheling (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van het voorarrest.
Namens verdachte is primair vrijspraak, subsidiair oplegging van een taakstraf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is aangevoerd dat het bewijs tekort schiet dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt
Het hof overweegt als volgt.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast:
  • Op 31 augustus 2022 stond de Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] geparkeerd aan [adres 2] . Aangever [aangever] zag op een app op zijn telefoon dat het eerder genoemde voertuig op 1 september 2022 om 01.04 uur was gestart, daarna weer was uitgezet en vervolgens om 01.40 uur gedurende 17 minuten is gaan rijden van [adres 2] naar [plaats] in Geffen . Aldaar werd het voertuig aangetroffen. Aangever zag dat de bus op meerdere plaatsen bij de deuren schade had en dat het contactslot er compleet uit lag. Vervolgens is door de politie een baken op het voertuig geplaatst. Op dat moment was het voertuig nog voorzien van kenteken [kenteken 1] .
  • De politie constateerde daarna dat op 1 september 2022 om 15:28 uur het baken in beweging kwam en tot stilstand kwam nabij het adres [adres 3] . Dit is het woonadres van medeverdachte [medeverdachte] .
  • De medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte kennen elkaar al langer omdat ze al eerder samen zijn aangehouden bij het plegen van strafbare feiten.
  • Toen het baken die dag 22 minuten later, om 15:51 uur weer in beweging kwam, zagen de agenten eerst een Ford Ka rijden en kort daarna een bus met kenteken
  • Enkele agenten gingen daarop naar de woning van medeverdachte [medeverdachte] en troffen daar in de schuur twee opgevouwen kentekenplaten naast een schroefboor op een werkbank aan. Het bleek om de originele kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] te gaan. Volgens de echtgenote van medeverdachte [medeverdachte] werd de schuur alleen door hem gebruikt.
  • De twee originele sleutels van de Mercedes Sprinter waren in het bezit van de aangever. Bij de aanhouding zat een Mercedessleutel in het contact. Deze was voorzien van een zwart stukje tape op het Mercedeslogo. Deze noodsleutel was 'blanco' en niet voorzien van een 'baard'.
  • De verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde woonachtig te [adres 1] . Dit adres en het adres van medeverdachte [medeverdachte] liggen ongeveer 20 minuten per auto (aldus de routeplanner van www.google.nl/maps) van elkaar verwijderd (en dus niet in de directe nabijheid van elkaar). Het hof leidt hieruit af, dat onaannemelijk is dat de verdachte ‘toevallig’ in de buurt van medeverdachte [medeverdachte] was.
Uit het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, zoals bewezen verklaard door de politierechter. Dat geldt ook voor het medeplegen van feit 2.
Bij het vorenstaande neemt het hof in overweging, dat de verdachte werd aangetroffen in een gestolen voertuig met valse kentekens, met schade aan de deuren, een beschadigd contactslot en een blanco sleutel in het contactslot. Voor die omstandigheden, die in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde, heeft de verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Hij heeft zich daarentegen steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 1 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.