ECLI:NL:GHSHE:2023:3653

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
20-000587-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis opzetheling met bewijsverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor medeplegen van opzetheling en opzetheling, waarvoor hij een gevangenisstraf van 5 weken kreeg opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bevestiging van de eerdere veroordeling vroeg. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren.

Het hof heeft de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging voerde aan dat het bewijs tekort schoot, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte had aanvankelijk zijn zwijgrecht ingeroepen, maar later een verklaring afgelegd die het hof ongeloofwaardig achtte. De verdachte was betrokken bij de diefstal van een Mercedes Sprinter, waarvan de kentekenplaten waren verwisseld. De politie had de verdachte en zijn medeverdachte op heterdaad betrapt, wat leidde tot hun aanhouding. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000587-23
Uitspraak : 1 november 2023
TEGENSPRAAK (279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-011110-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van medeplegen van opzetheling (feit 1) en opzetheling (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van het voorarrest.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de verdediging is aangevoerd dat het bewijs tekort schiet dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
Het hof overweegt als volgt.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast:
  • Op 31 augustus 2022 stond de Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 1] geparkeerd aan [adres 2] . Aangever [aangever] zag op een app op zijn telefoon dat het eerder genoemde voertuig op 1 september 2022 om 01.04 uur was gestart, daarna weer was uitgezet en vervolgens om 01.40 uur gedurende 17 minuten is gaan rijden van [adres 2] naar [locatie] in Geffen . Aldaar werd het voertuig aangetroffen. Aangever zag dat de bus op meerdere plaatsen bij de deuren schade had en dat het contactslot er compleet uit lag. Vervolgens is door de politie een baken op het voertuig geplaatst. Op dat moment was het voertuig nog voorzien van kenteken [kenteken 1] .
  • De politie constateerde daarna dat op 1 september 2022 om 15:28 uur het baken in beweging kwam en 1 minuut later tot stilstand kwam nabij het adres [adres 1] . Dit is het woonadres van de verdachte.
  • De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kennen elkaar al langer omdat ze al eerder samen zijn aangehouden bij het plegen van strafbare feiten.
  • Toen het baken die dag 22 minuten later, om 15:51 uur, weer in beweging kwam, zagen de agenten eerst een Ford Ka rijden en kort daarna een bus met kenteken
  • Enkele agenten gingen daarop naar de woning van de verdachte en troffen daar in de schuur twee opgevouwen kentekenplaten naast een schroefboor op een werkbank aan. Het bleek om de originele kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] te gaan. Volgens de echtgenote van de verdachte werd de schuur alleen door hem gebruikt.
  • De twee originele sleutels van de Mercedes Sprinter waren in het bezit van de aangever. Bij de aanhouding zat een Mercedessleutel in het contact. Deze was voorzien van een zwart stukje tape op het Mercedeslogo. Deze noodsleutel was 'blanco' en niet voorzien van een 'baard'.
  • De medeverdachte [medeverdachte] was ten tijde van het ten laste gelegde woonachtig te [adres 3] . Dit adres en het adres van de verdachte liggen ongeveer 20 minuten per auto (aldus de routeplanner van www.google.nl/maps) van elkaar verwijderd (en dus niet in de directe nabijheid van elkaar). Het hof leidt hieruit af, dat onaannemelijk is dat de medeverdachte [medeverdachte] ‘toevallig’ in de buurt van de verdachte was.
Uit het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, zoals bewezen verklaard door de politierechter. Dat geldt ook voor het medeplegen van feit 1.
Bij het vorenstaande neemt het hof in overweging, dat de verdachte voor de hiervoor genoemde omstandigheden, die in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
Hij heeft zich bij de politie aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Pas ter zitting bij de politierechter heeft de verdachte een verklaring afgelegd. Die verklaring komt erop neer dat de verdachte in bad zat toen medeverdachte [medeverdachte] aan de deur kwam, dat medeverdachte [medeverdachte] toen blijkbaar de kentekenplaten bij de verdachte in de schuur had gelegd, dat ze toen koffie hadden gedronken en dat de verdachte daarna naar de speeltuin ging om zijn kinderen te halen en zich niet bewust was van het feit dat medeverdachte [medeverdachte] in een bus achter hem aan reed. Deze verklaring acht het hof ongeloofwaardig. Immers, de gestolen bus stond 22 minuten tijd nabij de woning van de verdachte geparkeerd. In dat tijdsbestek zouden – naast hetgeen verdachte allemaal zou hebben gedaan – ook nog de kentekenplaten moeten zijn verwisseld. Voorts heeft de echtgenote van de verdachte verklaard dat alleen de verdachte van de schuur gebruik maakte. Daarbij komt dat de politie heeft gerelateerd dat de bus kort op de Ford Ka – met verdachte als bestuurder – reed en er weinig tussenafstand was. Toen verdachte in de Ford een parkeerplaats opdraaide, deed de medeverdachte in de bus dat ook. Beide verdachten werden op de parkeerplaats aangetroffen en de verdachte leek bij het zien van de agenten te schrikken en maakte aanstalten om ervandoor te gaan. Kortom, de evenbedoelde redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring ontbreekt.
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 1 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.