In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een 7-jarige minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de minderjarige onder toezicht had gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) voor een periode van zes maanden. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig was, omdat de situatie sinds de beschikking was verslechterd en er geen contact tussen de vader en [minderjarige] mogelijk was. De vader, die met een crisisplaatsing was opgenomen, en de GI waren van mening dat de ondertoezichtstelling moest blijven bestaan vanwege de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige]. Het hof heeft de situatie van de ouders en de hulpverlening beoordeeld. Het hof concludeerde dat de moeder inmiddels in staat was om de noodzakelijke hulp voor [minderjarige] te realiseren zonder de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling werd daarom vernietigd voor de periode na 2 november 2023, terwijl de eerdere beslissing van de rechtbank voor het overige werd bekrachtigd. Het hof benadrukte dat de hulpverlening aan [minderjarige] inmiddels was gestart en dat de moeder actief betrokken was bij de zorg voor haar kind.