ECLI:NL:GHSHE:2023:3627

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
200.331.415_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ondertoezichtstelling van een minderjarige na beoordeling van de hulpverlening en de rol van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een 7-jarige minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de minderjarige onder toezicht had gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) voor een periode van zes maanden. De moeder voerde aan dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig was, omdat de situatie sinds de beschikking was verslechterd en er geen contact tussen de vader en [minderjarige] mogelijk was. De vader, die met een crisisplaatsing was opgenomen, en de GI waren van mening dat de ondertoezichtstelling moest blijven bestaan vanwege de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige]. Het hof heeft de situatie van de ouders en de hulpverlening beoordeeld. Het hof concludeerde dat de moeder inmiddels in staat was om de noodzakelijke hulp voor [minderjarige] te realiseren zonder de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling werd daarom vernietigd voor de periode na 2 november 2023, terwijl de eerdere beslissing van de rechtbank voor het overige werd bekrachtigd. Het hof benadrukte dat de hulpverlening aan [minderjarige] inmiddels was gestart en dat de moeder actief betrokken was bij de zorg voor haar kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 2 november 2023
Zaaknummer : 200.331.415/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/388962 / JE RK 23-3
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie 1] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: C.J. Lemmens,
hierna te noemen: de vader,
en
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] , locatie [locatie 2] ,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
IN HET KORT
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank de 7-jarige [minderjarige] onder toezicht heeft gesteld.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en/of althans haar beroep gegrond te verklaren.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 september 2023, heeft de raad verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 september 2023, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te
bekrachtigen.
2.4.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 september 2023, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel het hoger beroep af te wijzen.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van de Laar;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • mr. Lemmens, namens de vader;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .
De vader is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier eerste aanleg, overgelegd door mr. Van de Laar op 9 oktober 2023;
  • het V-formulier van 10 oktober 2023 van mr. Lemmens.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad die in april 2019 is geëindigd. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2016.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.2.
Sinds de ouders hun relatie hebben verbroken, hebben er verschillende rechtszaken tussen hen beiden plaatsgevonden waarbij de omgang tussen de vader en [minderjarige] steeds het geschilpunt is geweest (en nu nog steeds is). Momenteel is er geen contact tussen de vader en [minderjarige] .
Uit de recente stukken is gebleken dat de vader in augustus 2023 met een crisismachtiging is opgenomen en dat hij ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep verblijft in een HIC-setting (High & Intensive Care) vanuit de [hulpverlening 1] .
Bij de rechtbank
3.3.
De raad heeft de rechtbank verzocht om [minderjarige] voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van de GI. Bij tussenbeschikking van 20 januari 2023 heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden (tot 20 juli 2023) en de beslissing voor het overige aangehouden. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 20 juli 2023 voor de duur van zes maanden (tot 20 januari 2024).
Bij het hof
3.4.
De moeder kan zich met deze laatstgenoemde beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert ze – kort samengevat – het volgende aan.
Er is geen grond om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 6 maanden. De ondertoezichtstelling is volgens de rechtbank nodig teneinde te bezien of [minderjarige] onbelast en duurzaam contact met haar vader zou kunnen hebben en [minderjarige] zich veilig zou gaan voelen in
het contact met haar vader. Er zou ook bezien moeten worden of de ouders in staat zouden zijn op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Sinds de beschikking is de situatie echter alleen maar verslechterd.
Tussen de ouders zijn al zeer lang problemen en spanningen. De moeder is door de vader mishandeld en zij is hierdoor getraumatiseerd geraakt. De moeder projecteert dit onbewust op [minderjarige] . De situatie is na de beschikking van 20 januari 2023 alleen maar verslechterd en de spanningen en problemen zijn alleen maar toegenomen. De ouders hebben desondanks een contract met [hulpverlening 2] ondertekend doch daar is tot op heden niets van de grond gekomen. De moeder begreep dat er pas met een traject kan worden gestart na de vakantie. De situatie is echter inmiddels zodanig verslechterd dat daar niets meer van te verwachten is. De vader valt de moeder lastig en is agressief en bedreigend waardoor de moeder angstiger is geworden. Op 26 juli 2023, toen er al sprake was van een ondertoezichtstelling, heeft de vader vernielingen aangericht aan de auto van de moeder. De vader is hiervoor veroordeeld. De moeder heeft een alarmknop gekregen die zij permanent om moet hebben. [minderjarige] en de moeder zijn zich veel onveiliger gaan voelen. De ondertoezichtstelling heeft niet het beoogde effect gehad. De (verlenging van de) ondertoezichtstelling was niet op zijn plaats omdat er geen contact kan komen tussen [minderjarige] en haar vader. Dan is er sprake van een onveilige en zelfs gevaarlijke situatie.
[minderjarige] heeft eenmaal in de veertien dagen therapie bij [hulpverlening 3] . De moeder had de hulp bij [hulpverlening 3] al ingeschakeld voordat [minderjarige] onder toezicht werd gesteld. Vanwege de wachtlijsten is [hulpverlening 3] pas recent begonnen. [minderjarige] heeft daar nu spel- en traumatherapie. Via het [hulpverlening 2] heeft [minderjarige] een eigen kindercoach en zij heeft ook nog logopedie. [minderjarige] zit met trillende handen bij de kindercoach, ze is erg bang dat haar vader daar langskomt. [minderjarige] heeft rust nodig en therapie. De moeder ervaart veel stress door de situatie rondom de vader en dat is al 6 jaar zo. De moeder is vanuit het [hulpverlening 2] zelf in therapie gegaan en in november 2023 begint haar traumatherapie. De vader is nu weliswaar opgenomen, maar het is onbekend wat zijn psychische gesteldheid nu is.
3.5.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is op de juiste gronden afgegeven en moet in stand blijven. In het rapport is een zorgvuldige conclusie getrokken op grond van de visies van betrokkenen en informanten. Uit het raadsrapport blijkt dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] gelegen is in het dreigende contactverlies met haar vader en het getuige zijn van de spanningen en conflicten tussen haar ouders, waarbij [minderjarige] zelf te kampen heeft met kindeigen problematiek. Eerder heeft de raad geconstateerd dat hulpverlening binnen een gedwongen kader niet noodzakelijk was, nu er binnen het vrijwillige kader nog mogelijkheden lagen. Inmiddels is echter duidelijk dat hulpverlening binnen een vrijwillig kader niet van de grond komt en dat er een ontwikkelingsbedreiging aangetoond kan worden bij [minderjarige] . De ouders werken onvoldoende mee om de zorgen bij [minderjarige] weg te nemen. Het is noodzakelijk dat er middels een gedwongen kader gewerkt wordt aan een opvoedsituatie waarbij beide ouders deel uitmaken van het leven van [minderjarige] en waarbij ouders hun ouderschap op een goede manier vormgeven, zonder [minderjarige] te belasten. Er is iemand met mandaat en sturing nodig om dit te kunnen bewerkstelligen. Een gezinsvoogd kan het belang van [minderjarige] vooropstellen en ouders ondersteunen en sturen om de juiste keuzes te maken en besluiten te nemen. Een gezinsvoogd kan tevens werken aan enig basisvertrouwen tussen de ouders. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] kan daarmee worden afgenomen. [minderjarige] ’s angst voor de vader is vergroot door het incident in juli 2023.
Er ligt grote zorg aan de kant van de vader. Hij zal behandeld worden vanuit HIC en de komende periode wordt uitgezocht wat de vader kan. Hij zal zelfinzicht moeten krijgen. Hoe het nu gaat, jaagt hij iedereen tegen zich in het harnas. De moeder doet het goed door de hulp voor zichzelf en voor [minderjarige] aan te gaan. Die hulp moet zijn beslag krijgen.
Nu kan er geen fysiek contact zijn tussen [minderjarige] en de vader. De functie van de GI binnen de ondertoezichtstelling is vooralsnog om met een kalm brein naar de situatie te kijken en in te schatten wat wél kan. De moeder heeft dat kalme brein niet door de stress. Zij kan nu niet in kleine stapjes komen tot een bepaalde vorm van contact tussen de vader en [minderjarige] . Als de vader het de komende tijd goed doet, kan de GI dat wel in kaart brengen. De GI kan contact leggen met beide ouders en informatie krijgen van de behandeling van beide ouders en dan kan de GI adviseren wat in het belang van [minderjarige] wenselijk is.
3.6.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De zorgen die er begin dit jaar waren en die een ondertoezichtstelling rechtvaardigden, zijn er nog steeds. [minderjarige] heeft nog steeds geen onbelast contact met beide ouders, er is sprake van contactverlies en dit heeft gevolgen voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Gezien wordt zelfs dat [minderjarige] de nieuwe partner van de moeder aanspreekt en benoemt als haar vader en dat zij de man (haar daadwerkelijke vader) aanspreekt bij zijn voornaam.
De inschatting die de GI heeft gemaakt in haar verzoek om een verlenging van de ondertoezichtstelling, namelijk dat het ouders onvoldoende zal lukken om tot begeleid contact te komen tussen [minderjarige] en haar vader en dat het niet zal lukken om de communicatie te verbeteren, wordt in zoveel woorden door de moeder in haar hoger beroepschrift bevestigd. De vader heeft het er erg moeilijk mee dat hij [minderjarige] niet in zijn leven heeft. Daardoor ‘flipt’ hij af en toe. Hij vindt het moeilijk om de schuld bij zichzelf te zoeken. Na het incident eind juli 2023 bij de moeder thuis, is de vader naar België gegaan. Daar hebben ook enkele ‘akkefietjes’ plaatsgevonden die niets met de moeder te maken hebben gehad. De Belgische politie heeft hem van de straat gehaald. Terug in Nederland was hij even wat rustiger, maar vervolgens heeft er weer een incident plaatsgevonden waarvoor hij eind augustus 2023 met een spoedmachtiging is opgenomen. Begin oktober 2023 is de zorgmachtiging voor zes maanden verleend.
Voor de vader is dit een geschikte periode om het contact met [minderjarige] weer aan te gaan, juist omdat de ondertoezichtstelling er is. Het houdt de vader rustig als er weer contact komt met [minderjarige] , bijvoorbeeld als hij met haar kan beeldbellen (om mee te beginnen). Het hebben van contact met [minderjarige] is dus helpend voor hem in deze moeilijke periode. Voor [minderjarige] is het ook goed als het rustig wordt opgebouwd, omdat er dan veel begeleiding en veiligheid omheen zit. Als zij contact heeft met de vader, zal dat bijdragen aan het verbeteren van haar ontwikkelingsbedreiging.
3.7.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De moeder werkt goed mee met de hulpverlening en zij neemt alle hulp aan die haar wordt geadviseerd. De moeder heeft veel angst voor de vader en zij praat er vaak over. Dat is begrijpelijk, gelet op wat zij met hem heeft meegemaakt. De GI heeft vertrouwen in de moeder. [minderjarige] is bang is voor de vader door wat er op 26 juli 2023 is gebeurd. De vader heeft zich toen bij [minderjarige] thuis onverantwoord gedragen. Hij leek hierbij enkel oog te hebben gehad voor zijn woede richting de moeder en haar partner en niet voor zijn dochter die in de woning aanwezig was. De GI maakt zich zorgen over het psychisch welbevinden van de vader. Hij is onvoorspelbaar in zijn gedrag. Hij uit zich explosief tegenover de GI en het [hulpverlening 2] , is onvoldoende te corrigeren in zijn gedrag en laat grensoverschrijdend gedrag zien. De GI heeft de vader meermaals moeten aanspreken op de manier hoe hij communiceert. De vader is nu gedwongen opgenomen. Dat is goed voor de vader. Op dit moment is het niet in het belang van [minderjarige] om toe te werken naar fysiek contact met de vader. Hij moet eerst beter worden en dan kan worden onderzocht welke (on)mogelijkheden er zijn voor contact met [minderjarige] . De GI wil de ondertoezichtstelling gebruiken om samen te werken met de hulpverlening van de vader. De GI wil het [hulpverlening 2] vragen of zij de vader kunnen ondersteunen.
De ondertoezichtstelling is nog nodig. Het is van belang voor [minderjarige] dat de GI betrokken blijft met als doel zicht te blijven houden op de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . Ook zal rond oktober 2023 diagnostiek starten voor [minderjarige] en is het van belang dat dit rustig en positief verloopt. De GI maakt zich zorgen wat de boodschap – dat er geen fysiek contact komt tussen [minderjarige] en haar vader – doet met de vader, of en hoe de vader dit zal uiten en wat dit alles met de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] doet. Het onderwerp ‘vader’ brengt nu al veel stress met zich voor [minderjarige] en de GI wil dat [minderjarige] positieve ervaringen opdoet. Het zal spanningen bij de moeder oproepen als de vader weer vrijkomt. Het is goed dat de GI dan meekijkt en stuurt.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.

Periode tot 2 november 2023
3.8.2.
Voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling is het nodig dat er sprake is van een ernstige en actuele ontwikkelingsbedreiging. Het hof ziet in het dossier voldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat er in juli 2023 nog sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] die de ondertoezichtstelling voor dat moment nog rechtvaardigde. De conflicten tussen de ouders en de problemen rondom het op gang brengen van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] waren op dat moment nog zodanig belastend voor [minderjarige] dat de ondertoezichtstelling toen noodzakelijk was. [minderjarige] werd op verschillende manieren belast door de problematiek tussen haar ouders en zij is hier zelf ook mee geconfronteerd tijdens een escalatie tussen de ouders op 26 juli 2023 bij haar thuis die zo heftig was dat interventie van [hulpverlening 4] noodzakelijk was. Voor het gewelddadige incident op 26 juli 2023 moet de vader zich verantwoorden ten overstaan van de politierechter. Daarmee is de ernst van de situatie gegeven. Het was op dat moment niet verantwoord om het toezicht van de GI binnen het dwingend kader los te laten.
Verder was de hulpverlening voor [minderjarige] nog niet gestart en was niet duidelijk of en in hoeverre de moeder zou faciliteren dat [minderjarige] de hulp zou krijgen die zij nodig heeft.
Onder deze omstandigheden acht het hof de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling in juli 2023 nog in stand te laten, juist. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.

Periode met ingang van 2 november 2023
3.8.3.
Het hof acht de ondertoezichtstelling weliswaar voor het verleden gerechtvaardigd, maar acht deze met ingang van 2 november 2023 niet langer van toegevoegde waarde. Inmiddels is de hulpverlening aan [minderjarige] gestart. De moeder is zich ervan bewust dat zij [minderjarige] belast met haar eigen angsten voor de vader. Op de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat zij onbewust haar angst projecteert op [minderjarige] . De moeder ziet dat dit zijn weerslag heeft op [minderjarige] en zij is bereid om voor [minderjarige] gepaste hulpverlening in te schakelen, en doet dit ook. Het hof hecht er waarde aan dat de moeder de hulp van [hulpverlening 3] al had aangevraagd vóórdat [minderjarige] onder toezicht werd gesteld. Hiermee laat zij zien dat zij het dwingend kader niet nodig heeft om de voor [minderjarige] noodzakelijke hulp te realiseren. Zowel de raad als de GI hebben verklaard dat de moeder het goed doet en dat zij alle hulpverlening voor [minderjarige] zal inzetten die zij nodig heeft. Het hof leidt uit de verklaringen van de raad en de GI af dat hier geen zorgen in zijn gelegen; de GI heeft vertrouwen in de moeder. [minderjarige] is inmiddels gestart met spel- en traumatherapie bij [hulpverlening 3] . Vanuit het [hulpverlening 2] is er aan [minderjarige] een kindercoach toegewezen en zij heeft nu logopedie.
De ontwikkelingsbedreiging is er bij [minderjarige] , maar het hof heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de moeder de huidige hulpverlening voor [minderjarige] zal stopzetten of dat zij zich niet opnieuw tot de vrijwillige hulpverlening zal wenden als de situatie rondom [minderjarige] hierom vraagt. De moeder doet het goed, zowel voor zichzelf als voor [minderjarige] is zij actief in de hulpverlening en zij werkt hard om uit de huidige situatie te komen.
3.8.4.
De noodzaak die de GI en de raad nu nog zien bij het handhaven van de ondertoezichtstelling, zijn onvoldoende zwaarwegend om deze ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel te handhaven. Dit heeft met name te maken met de rol van de vader. De vader is eind september 2023 met een crisisplaatsing opgenomen in het HIC te [vestigingsplaats 2] . Er is begin oktober 2023 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. Nu het vormgeven van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] (en alle problemen daaromheen) de voornaamste pijler was waar de ondertoezichtstelling op was gebaseerd, is daar nu geen sprake meer van. Op dit moment is fysiek contact tussen de vader en [minderjarige] niet mogelijk en toewerken naar fysiek contact (zoals middels beeldbellen) acht het hof met de GI onder de gegeven omstandigheden niet in het belang van [minderjarige] . De ondertoezichtstelling kan daar niets aan veranderen. Weliswaar wil de GI samenwerken met de hulpverleners van de vader, maar nog daargelaten de vraag of dit in het belang van [minderjarige] is, staat vast dat de vader niet is belast met gezag zodat de GI in zoverre beperkt is in de mogelijkheden om de vader aan te sturen. De ondertoezichtstelling is er, anders dan de vader lijkt te betogen, ook niet voor de vader, maar juist voor [minderjarige] en het hof is ervan overtuigd dat zij nu alle hulp krijgt die zij nodig heeft, ook in het vrijwillig kader. Tussenkomst van de GI is hierbij niet langer nodig. De algehele rol van de vader en de invloed daarvan op [minderjarige] is een zorg, maar niet één die een langere ondertoezichtstelling rechtvaardigt.
3.8.5.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] nu nog aanwezig is, maar dat de moeder met ingang van 2 november 2023 in staat is in deze in het vrijwillig kader af te wenden zodat [minderjarige] nog steeds de hulp krijgt die zij nodig heeft. Dit betekent dat het hof de bestreden zal vernietigen, voor zover de ondertoezichtstelling voortduurt na 2 november 2023.
3.8.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking uitsluitend voor zover deze betreft de periode van ondertoezichtstelling vanaf 2 november 2023 en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor zover dit betrekking heeft op de periode vanaf 2 november 2023;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en H.M.A.W. Erven en is op 2 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.