In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de bewindvoering over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 december 2022 aangevochten, waarin haar goederen onder bewind waren gesteld. De rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Carli, heeft op 23 februari 2023 een beroepschrift ingediend met het verzoek om de eerdere beschikking te vernietigen en te bepalen dat haar goederen niet onder bewind gesteld worden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2023 zijn de rechthebbende, haar broer en zus, en een vertegenwoordiger van de bewindvoerder gehoord. De moeder en een andere zus waren niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Na de behandeling heeft de rechthebbende haar verzoek in hoger beroep ingetrokken, omdat zij tevreden was met de uitvoering van het bewind door de bewindvoerder, ondanks haar eerdere bezwaren tegen de procedure bij de kantonrechter.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende de gronden van het hoger beroep niet langer handhaaft, wat leidt tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.