ECLI:NL:GHSHE:2023:3616

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
200.323.192_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het hoger beroep inzake bewindvoering over goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de bewindvoering over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 december 2022 aangevochten, waarin haar goederen onder bewind waren gesteld. De rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Carli, heeft op 23 februari 2023 een beroepschrift ingediend met het verzoek om de eerdere beschikking te vernietigen en te bepalen dat haar goederen niet onder bewind gesteld worden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2023 zijn de rechthebbende, haar broer en zus, en een vertegenwoordiger van de bewindvoerder gehoord. De moeder en een andere zus waren niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Na de behandeling heeft de rechthebbende haar verzoek in hoger beroep ingetrokken, omdat zij tevreden was met de uitvoering van het bewind door de bewindvoerder, ondanks haar eerdere bezwaren tegen de procedure bij de kantonrechter.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende de gronden van het hoger beroep niet langer handhaaft, wat leidt tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 november 2023
Zaaknummer: 200.323.192/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10253595 BM VERZ 22-5732
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats rechthebbende] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. A. Carli,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de moeder] , wonende te [woonplaats moeder] (hierna te noemen: de moeder);
- [de zus 1] , wonende te [woonplaats zus 1] (de zus van de rechthebbende);
- [de zus 2] , wonende te [woonplaats zus 2] (de zus van de rechthebbende);
- [de broer] , wonende te [woonplaats broer] (de broer van de rechthebbende);
- [de bewindvoerder] B.V., kantoorhoudende te [kantoorhoudende] (de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 27 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 februari 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de rechthebbende (de goederen die haar toebehoren) niet onder bewind gesteld worden, althans een beslissing te nemen die het hof in redelijkheid en goede justitie acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Carli;
  • [betrokkene] namens de bewindvoerder;
  • de zus ( [de zus 2] ) en de broer ( [de broer] ) van de rechthebbende.
2.3.1.
De moeder en de zus [de zus 1] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier eerste aanleg, ingekomen op 4 april 2023;
  • de brief van de bewindvoerder van 17 mei 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter met ingang van 1 januari 2023 de goederen die [de rechthebbende] toebehoren of zullen toebehoren onder bewind gesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] B.V. te [kantoorhoudende] tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende, nadat haar grief zoals opgenomen in haar beroepschrift namens haar is toegelicht en besproken, haar verzoek in hoger beroep ingetrokken. Ze is het namelijk niet eens met de manier waarop de procedure bij de kantonrechter is verlopen, maar zij is nu tevreden over het bewind en de uitvoering daarvan door de bewindvoerder.

4.De motivering van de beslissing

Het hof maakt hieruit op dat de rechthebbende de gronden van het hoger beroep niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de rechthebbende in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.

5.De beslissing

Het hof:
verklaart de rechthebbende niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin, A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.