ECLI:NL:GHSHE:2023:3597

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
20-002961-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door de vader van een vriendin, bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting. De verdachte, geboren in 1954, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 november 2020 in Eindhoven, waarbij de verdachte de 20-jarige vriendin van zijn dochter in haar slaap heeft betast en gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof oordeelde dat het DNA van de verdachte op de onderbroek en schaamstreek van het slachtoffer was aangetroffen, wat de verklaring van het slachtoffer ondersteunde. De verdediging voerde aan dat het DNA mogelijk secundair was overgedragen, maar het hof achtte dit niet aannemelijk. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij een alibi had, maar het hof vond de verklaringen van het slachtoffer consistent en geloofwaardig. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Oost-Brabant en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 1.596,00 vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof wees de vordering gedeeltelijk toe en legde de schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002961-22
Uitspraak : 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 22 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-187496-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1954,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘verkrachting’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een contact en locatieverbod met het slachtoffer. Voorts is gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met uitzondering van de post “boete” en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het steken/brengen van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten/aanraken van de clitoris en/of de schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een of meer vinger (s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen en/of aan het ontwaken was en/of verdachte wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
- (onaangekondigd en/of zonder toestemming) de kamer waarin die [slachtoffer] sliep is binnen gegaan en/of
- naast die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- de deken(s) (die over die [slachtoffer] heen lagen) heeft weggeschoven/verschoven en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- (onverhoeds) de clitoris en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- (onverhoeds) de borst van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, vinger (s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd en/of
- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer] lag te slapen, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en/of
aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet/onvoldoende kon onttrekken en/of voornoemde handelingen heeft verricht zonder dat die [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hier tegen verzet kon bieden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, zodat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen en/of aan het ontwaken was,
- zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer] gebracht/gestoken en/of
- de clitoris en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht/geduwd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het brengen/steken van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het betasten/aanraken van de clitoris en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen en/of aan het ontwaken was en/of verdachte wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
- (onaangekondigd en/of zonder toestemming) de kamer waarin die [slachtoffer] sliep is binnen gegaan en/of
- naast die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- de deken(s) (die over die [slachtoffer] heen lagen) heeft weggeschoven/verschoven en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of
- (onverhoeds) de clitoris en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- (onverhoeds) de borst van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd en/of
- misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer] lag te slapen, althans in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en/of
aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet/onvoldoende kon onttrekken en/of voornoemde handelingen heeft verricht zonder dat die [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hier tegen verzet kon bieden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mochtof zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, zodat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het steken van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en/of het betasten/aanraken van de borst(en) en/of de clitoris en/of schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] .
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 22 november 2020 te Eindhoven, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het steken/brengen van zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] en
- het betasten/aanraken van de clitoris en de schaamstreek en vagina van die [slachtoffer] en
- het betasten van de borst van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van een of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] ,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen of aan het ontwaken was,
- onaangekondigd en zonder toestemming de kamer waarin die [slachtoffer] sliep is binnen gegaan en
- naast die [slachtoffer] is gaan zitten en
- onverhoeds zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- onverhoeds de clitoris en schaamstreek en vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en
- onverhoeds de borst van die [slachtoffer] heeft betast en
- onverhoeds zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd en
aldus voor die [slachtoffer] een intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, daartoe is – kort weergeven – het volgende bepleit.
Door de verdediging is bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde. De verdachte heeft steeds ontkend de vermeende handelingen te hebben gepleegd en daarbij heeft de vriendin van de verdachte een verklaring afgelegd waaruit blijkt dat de verdachte een alibi heeft.
Het zou ook niet logisch zijn dat de verdachte voormelde handelingen zou plegen terwijl zijn vriendin een verdieping lager onder de douche stond. Daarnaast is bepleit dat het aantreffen van het DNA van de verdachte op de onderbroek en schaamstreek van aangeefster onvoldoende is om het tenlastegelegde bewezen te verklaren. Volgens de verdediging is het niet uit te sluiten dat het DNA van de verdachte op de onderbroek en schaamstreek van aangeefster terecht is gekomen middels secundaire DNA-overdracht door de urenlange aanwezigheid van aangeefster in de woning van de verdachte. Voorts heeft de verdediging bepleit dat op zijn minst getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster nu aangeefster in de woning medicatie heeft gebruikt voor haar stemmingswisselingen. Deze medicatie beïnvloedt volgens de verklaringen in ieder geval de rijvaardigheid. Het is volgens de verdediging dan ook niet uit te sluiten dat aangeefster door haar medicatie last had van hallucinaties.
De verdediging heeft subsidiair bepleit dat er van onverhoedsheid geen sprake is geweest nu aangeefster wakker is geworden van de handelingen en omdat de verdachte volgens haar eigen verklaring langzaam naar haar schaamstreek bewoog. Van een overwicht is volgens de verdediging ook geen sprake. Tot slot heeft de verdediging bepleit dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte met zijn handelen aangeefster willens en wetens zou hebben gedwongen om de penetratie te dulden.
Algemene voorafgaande overwegingen.
Het hof stelt voorop dat in veel zedenzaken slechts twee personen aanwezig zouden zijn geweest bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het beweerde slachtoffer en de beweerde dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van aangeefster als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige (in dit geval: op basis van de verklaringen van aangeefster). Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin door de verdachte wordt ontkend dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en er geen getuigen van zijn – het hof eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het procesdossier aanwezig is.
Dat steunbewijs hoeft volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is voldoende wanneer de verklaring van aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan van degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Indien een verklaring van een getuige bijvoorbeeld (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde. Voorts is van belang dat de rechter uit het procesdossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, te oordelen dat het feit is gepleegd.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Daartoe overweegt het hof dat aangeefster zeer consistent is in haar verklaringen en dat aangeefster heeft gehandeld zoals begrijpelijk is voor iemand die iets dergelijks is overkomen. Zo heeft aangeefster na het incident gewacht totdat de verdachte weg was en vervolgens is ze snel uit de woning weggegaan. Daarna heeft aangeefster adequate hulp proberen in te roepen. Zo heeft aangeefster om 01.23 uur, 1.27 uur, 1.28 uur en 2.13 uur contact gezocht met [getuige] en heeft ze gebeld naar 113 omdat ze hulp nodig had. De medewerkers van de 113 hulplijn hebben aangeefster doorverwezen naar het Centrum Seksueel Geweld. Aangeefster heeft omstreeks 02.30 uur telefonisch gesproken met een medewerkster van het Centrum Seksueel Geweld waarna aangeefster naar het politiebureau is gegaan. Om 03.45 uur heeft het informatief gesprek zeden plaatsgevonden. Daarna is aangeefster vanaf 05.00 uur medisch forensisch onderzocht waarbij haar kleding en ook haar ondergoed in beslag is genomen.
Voorts constateert het hof net als de rechtbank in dat kader dat de verklaring van aangeefster op belangrijke punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
In de onderbroek en op de schaamstreek van aangeefster is na onderzoek van het TMFI immers een DNA-spoor dat matcht met de verdachte aangetroffen dat past bij de seksuele handelingen die de verdachte volgens aangeefster bij haar heeft verricht.
Bovendien heeft [getuige] verklaard dat ze de volgende ochtend telefonisch heeft gesproken met aangeefster waarbij aangeefster huilend overeenkomstig haar verklaring tegenover het Centrum Seksueel Geweld en de politie over het incident heeft gesproken. Later die dag is [getuige] bij aangeefster langsgegaan en zag ze dat aangeefster nog steeds hevig geëmotioneerd en bang was.
Het verweer van de verdediging dat aangeefster onder invloed van haar medicatie voor stemmingswisselingen heeft gehallucineerd, acht het hof op geen enkele wijze aannemelijk geworden nu daarvoor in het dossier geen enkele aanwijzing bestaat. Integendeel: aangeefster heeft meteen adequaat gehandeld op wat haar is overkomen: wegwezen en hulp inroepen. Bovendien heeft ze die nacht meteen helder en duidelijk verklaard zonder dat iemand vragen had over haar geestestoestand. Aangeefster verklaart ook dat ze, toen ze wakker werd van de seksuele handelingen van de verdachte, meende dat ze een douche hoorde. Dit past bij de verklaring van de verdachte dat hij en zijn vriendin om en om gingen douchen toen ze naar bed gingen; zij als eerste, waarbij ze de badkamerdeur sloot en geen zicht had op de verdachte (pagina 31 en de verklaring van de verdachter ter zitting in hoger beroep). Er is derhalve geen begin van aannemelijkheid dat aangeefster hallucineerde. Overigens verklaart een eventuele hallucinatie niet de aanwezigheid van het DNA van de verdachte in de onderbroek en op de schaamstreek van aangeefster.
Naar het oordeel van het hof is er voorts geen enkel motief voorstelbaar voor aangeefster om de verdachte, die ze nauwelijks kende, onterecht te beschuldigen van verkrachting.
Het hof acht het alternatieve scenario van de verdediging, te weten dat het DNA van de verdachte is overgedragen op (de onderbroek en schaamstreek) van aangeefster vanwege haar urenlange verblijf in zijn slecht schoongehouden woning inclusief toilet, niet aannemelijk geworden uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Niet (voldoende) duidelijk is hoe vies het huis en de wc waren, hoe aangeefster daarvan concreet gebruik heeft gemaakt, of verdachte en aangeefster elkaar hebben aangeraakt (dat was volgens de vriendin van de verdachte niet het geval) en hoe het aldus op aangeefster klevende DNA van verdachte dan op de binnen- en buitenkant van de onderbroek, en vooral de schaamstreek, van aangeefster terecht zou moeten zijn gekomen. De verdediging heeft niet om een onderzoek op activiteitenniveau gevraagd, maar dat was gezien al deze onduidelijkheden ook onmogelijk geweest.
Het hof is tot slot van oordeel dat de verklaring van de vriendin van de verdachte hem geen alibi geeft. Waarschijnlijk heeft een en ander plaatsgevonden toen zij aan het douchen was. Het komt wellicht irrationeel voor dat een man zulke risico’s zou nemen, zoals de verdediging stelt, maar in zaken waarin seksuele driften spelen, is de ratio vaker ondergeschikt . Blijkens de bewijsmiddelen in onderling verband beschouwd, heeft de verdachte zich hier door de nabijheid van zijn vriendin in ieder geval niet laten weerhouden.
Met betrekking tot de het opzet op het dulden en de dwang is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een slapende aangeefster heeft overvallen met de seksuele handelingen zoals bewezenverklaard, waardoor aangeefster langzaam ontwaakte en helemaal wakker schrok toen de vinger van de verdachte in haar vagina zat. Gelet op de aard van deze onverhoedse brutale seksuele gedragingen is het hof van oordeel dat deze, bij gebrek aan enige contra-indicatie, per definitie opzettelijk moeten zijn verricht, waarbij het de verdachte niet kan zijn ontgaan dat aangeefster sliep. Hij is ook weggegaan toen aangeefster zich verzette. De dwang zit naar het oordeel van het hof in het onverhoedse waartegen een slapend en ontwakend slachtoffer zich niet adequaat overeenkomstig haar wil kan verhouden/verzetten.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
Het hof acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt van het onverhoeds binnendringen van het lichaam van aangeefster.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich als 65-jarige man in zijn eigen huis schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting de destijds 20-jarige [slachtoffer] , een vriendin van zijn dochter. Door dit feit te plegen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De verdachte heeft zich tijdens de verkrachting onvoldoende rekenschap gegeven van de belangen van [slachtoffer] en heeft zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Het hof rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Voorts heeft het hof in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op geen enkel moment tijdens het strafproces blijk heeft gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan onderhavig feit eerder, zij het lang geleden, voor zedendelicten is veroordeeld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij in 1986 een jaar in een kliniek heeft gezeten naar aanleiding van een veroordeling ter zake van het plegen van ontucht met iemand beneden de zestien jaar. De verdachte is daarbij behandeld vanwege zijn gedrag, inhoudende – naar hijzelf verklaart – dat ‘hij alles pakte wat hij kon pakken’. Het bewezenverklaarde delict is naar het oordeel van het hof een uiting van dergelijk gedrag.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof net als de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten gaan bij een verkrachting waarbij sprake is van een beperkte mate van dwang, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het hof is van oordeel dat een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijk gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Net als de rechtbank acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest en waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Het hof ziet geen reden om aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden van een contact- en locatieverbod zoals door de advocaat-generaal gevorderd op te leggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.026,40 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
€ 104,40 reiskosten
€ 31,00 kosten opname Catharina ziekenhuis
€ 15,00 telefoonkosten
€ 37,00 boete
€ 2.839,00 Immateriële schade
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering tot een bedrag van € 1.596,- toegewezen. De reiskosten zijn voor zover die zien op de reiskosten naar de zitting afgewezen. Voor het overige deel van de vordering voor zover die ziet op de boete en een deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft de vordering gehandhaafd.
Oordeel hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ad a
Het hof zal net als de rechtbank de gevorderde reiskosten voor zover die zien op het bijwonen van de zitting afwijzen. Deze gevorderde reis- en parkeerkosten zijn niet te beschouwen als vermogensschade zoals genoemd in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof is evenmin van oordeel dat deze reis- en parkeerkosten kunnen worden toegewezen als proceskosten. Ingevolge artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen reiskosten naar de rechtbank en het hof ten behoeve van een terechtzitting alleen worden toegewezen als de benadeelde partij in persoon procedeert. De benadeelde partij heeft zich tijdens de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 8 november 2022 en de terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 oktober 2023 laten bijstaan door een gemachtigde. De wet geeft daardoor geen mogelijkheid voor vergoeding van de gemaakte parkeer- en reiskosten als proceskosten. Deze kosten zullen dan ook worden afgewezen.
Het overige deel van de gevorderde reiskosten zal het hof wel toewijzen tot een geschat bedrag van € 50,- nu dit een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen.
ad b en c
Nu deze posten deugdelijk zijn onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, is dit deel van de vordering volledig toewijsbaar.
Ad d.
Het hof zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren voor zover dit ziet op de gevorderde kosten van de snelheidsboete. Naar het oordeel van het hof is dit geen rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade.
Ad e. immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Gelet op de ernstige schending van de lichamelijke integriteit en de door het slachtoffer beschreven gevolgen is sprake van aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Voorts is het hof van oordeel dat de geleden immateriële schade voldoende is onderbouwd. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,-. Voor het overige deel zal het hof de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu op basis van de thans beschikbare informatie niet is vast te stellen in hoeverre de gevorderde immateriële schade is toe te schrijven aan het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van dat deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan haar vordering op dat punt desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Resumé
Het hof zal toewijzen een bedrag van €1.596,-, bestaande uit € 96,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade. Een bedrag van € 54,40 zal het hof afwijzen en in het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 1.596,- schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.596,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.596,00 (duizend vijfhonderdzesennegentig euro) bestaande uit € 96,00 (zesennegentig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2020 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 54,40 (vierenvijftig euro en veertig cent)aan materiële schade af;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.596,00 (duizend vijfhonderdzesennegentig euro) bestaande uit € 96,00 (zesennegentig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2020 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 25 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J. Grapperhaus en mr. N. van der Laan zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

BEWIJSBIJLAGE

In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, zedenteam locatie Eindhoven, BVH nummer 2020266349, Summ-IT naam OBRBC20218- Primal, gesloten d.d. 27 juni 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 112.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2021 (pagina’s 4 – 7), voor zover inhoudende het relaas van [verbalisant 1] ;
(pagina 4)
Aanleiding onderzoek:
Op zondag 22 november 2020, omstreeks 02.30 uur werd door een medewerkster van het Centrum Seksueel Geweld telefonisch gemeld dat zij een telefoontje had ontvangen van de 20 jarige [slachtoffer] . [slachtoffer] had haar verteld dat ze afgelopen nacht bij haar vriendin was blijven slapen. Dat zij wakker was geworden en toen gevoeld en gezien had dat de vader van haar vriendin met zijn hand bij haar vagina zat en met zijn vingers haar vagina penetreerde.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 22 november 2020 (pagina’s 40 – 42), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
(pagina 40)
Informatief gesprek met: [slachtoffer] (vrouw), geboren op [geboortedatum]
te [geboorteplaats 2]
Rol gesprekspartner: Aangever
Datum en tijd gesprek: Tussen zondag 22 november 2020 om 03:45 uur en zondag
22 november 2020 om 04:15 uur
Zou jij ons kunnen vertellen wat er precies gebeurd is?
- Ik ging naar bed. Ik sliep op de zolder en mijn vriendin sliep in haar kamer. Ik werd op enig moment half wakker. In mijn gedachten was ik wakker, maar lichamelijk niet. Ik voelde opeens iets bij mijn vagina. Ik schrok echt wakker toen ik zijn vinger in mijn vagina voelde. Hij merkte dat ik wakker werd. Hij trok zijn hand terug, hij wilde zijn hand op mijn been leggen maar ik trok mijn been weg. Hij liep toen weg. Ik heb even gewacht, ik heb vervolgens mijn spullen gepakt en ben weggegaan.
Desgevraagd vertelde [slachtoffer] ons het volgende;
- Ik was bij mijn vriendin [dochter verdachte] thuis in Tongelre. De straatnaam weet ik niet.
- [dochter verdachte] woont daar met haar vader.
(pagina 41)
- Ik was rond 17.30 uur of 17.45 uur bij [dochter verdachte] . We hebben koekjes gebakken en ik heb de haren van [dochter verdachte] geverfd. Verder hebben we daar gezeten en toen zijn we gaan slapen. De vader was ook beneden. Om 23.00 23.30 uur gingen we naar bed en haar vader was toen nog beneden.
- Ik ben naar de zolder gegaan om daar te slapen. Ik lag daar in een tweepersoonsbed.
- Ik had een shirt aan, een joggingbroek en ondergoed. Ik heb deze kleding nu nog aan.
- Toen ik wakker werd voelde ik zijn vinger in mijn vagina. Hij zat links naast mij. Ik lag op mijn rug. Ik denk dat zijn rechterhand bij mijn vagina was, maar dat weet ik niet zeker.
- hij zat eerst aan mijn clitoris en toen ging hij met zijn vingers in mijn vagina, bewegingen maken. Hij stopte toen ik wakker werd. Hij zei helemaal niks. Ik ook niet, ik kon niks zeggen van verbazing.
- Het had niet lang geduurd, ongeveer 5 minuten.
- Ik denk dat hij met 1 vinger in mijn vagina is geweest.
- Ik heb hem daarna niet meer gezien.
- Ik heb mijn spullen gepakt en ben zonder nog iets te zeggen naar huis gegaan.
- Ik kon niemand bereiken die dichtbij mij stond. Ik heb ook ooit zelfmoordgedachten, ik ben hiervoor onder behandeling. Daarom heb ik 113 gebeld, ik had van iemand gehoord dat je dit telefoonnummer kon bellen als je deze gedachten had. En zij hebben mij toen verder geholpen en gezegd wat ik moest doen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 6 december 2020 (pagina’s 43 – 49), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
(pagina 43)
Tegen wie doe je aangifte?
-Tegen de vader van een vriendin van mij, de vader heet [verdachte] en de vriendin van mij heet [dochter verdachte] .
Waarvan doe je aangifte?
-Omdat de vader in mijn slaap aan mij heeft gezeten.
Waar is dat gebeurd?
-Bij [dochter verdachte] thuis in Eindhoven, ik weet het adres niet.
Wanneer is dit gebeurd?
-In de nacht van 21 op 22 november 2020.
(pagina 44)
Je doet aangifte van seksueel misbruik. Kun je vertellen wat er gebeurd is?
- Die avond ben ik gaan slapen op zolder. Mijn vriendin en ik sliepen apart. Op een gegeven moment was ik niet echt wakker. Mijn hoofd wel, maar mijn lichaam niet. Ik voelde zijn hand in mijn broek. Ik voelde dat hij met zijn vinger bij mijn clitoris zat. Hij ging toen naar mijn shirt en zat aan mijn linker borst. Ik kon niks doen en was verstijfd. Ik voelde dat hij naar mijn vagina ging en toen voelde ik dat hij zijn vinger er in wilde doen. Ik schrok heel erg. Hij voelde dat. Hij probeerde het opnieuw. Toen trok ik mijn been weg. Hij bleef een paar seconden naast mij zitten en ging weg zonder iets te zeggen. Toen hij wegging, heb ik even gewacht tot ik zeker wist dat hij weg was. Ik wilde niet blijven. Ik heb mijn spullen gepakt en ben naar huis gegaan. Ik heb hem niet meer gezien toen ik naar beneden ging.
Hoe laat was je die dag bij je vriendin?
-Ik was rond 18.00 uur bij haar.
Hoe laat ben je naar bed gegaan?
- Rond 23.00 uur a 23.30 uur.
Wie waren er toen nog in de woning?
- [dochter verdachte] haar vader en de vriendin van haar vader. Volgens mij is die vriendin ook blijven slapen. Ik hoorde namelijk de douche toen ik wakker schrok, maar ik weet dat niet zeker.
Welke kleding droeg jij toen je naar bed ging?
(pagina 45)
-Een jogging broek en een T-shirt, ik droeg daaronder een onderbroek.
Wanneer ben je in slaap gevallen?
-Ik denk rond 24.00 uur a 00.15 uur. Ik weet dat niet zo precies.
Wat voelde je toen je wakker werd?
-Ik hoorde gehijg. Ik voelde zijn hand in mijn broek. Ik merkte dat hij op het bed zat.
Wat voor een bed was het?
Een tweepersoons bed, ik lag aan de linkerzijde. Als ik slaap, slaap ik altijd heel breed, ik lag op mijn rug. Ik lag onder het dekbed.
Hoe was de verlichting op de kamer?
-Die was uit.
En toen wat voelde je toen?
-Ik voelde zijn hand en schrok wakker.
Wie zijn hand was dat?
-Van [verdachte] .
Hoe weet je dat?
- Omdat er verder geen mannelijke personen in huis waren en ik hoorde aan het gehijg dat het een man was. Voor het raam was een gordijn waar niet veel licht doorkwam. Maar hij had de zaklamp van zijn gsm aan en toen zag ik een silhouet.
Kon je zien dat het de vader van [dochter verdachte] was?
-Ik zag dat aan zijn silhouet en aan zijn postuur toen hij wegliep. Ik zag het aan zijn silhouet, en op manier waarop hij zat.
Waar voelde je zijn hand?
-Eerst bij mijn vagina.
Waar waren de dekens dan toen je wakker werd?
-Ze waren deels van mij af.
Waar voelde je zijn hand?
-Bij mijn vagina, onder mijn kleding, onder mijn joggingbroek en onder mijn ondergoed.
Wat doet die hand dan?
-Die was bij mijn clitoris en hij wilde in mijn vagina gaan.
Wat deed de hand bij jouw clitoris?
-Hij maakte rondjes met zijn vinger.
Hoelang duurde dat?
-Volgens mij niet zo heel lang, ongeveer 5 minuten denk ik.
Wat deed jij in die tijd?
-Ik was helemaal verstijfd.
(pagina 46)
Wat werd er gezegd?
- Hij heeft niks gezegd, ik wilde wel iets zeggen maar ik kon het niet. Ik wilde zeggen "stoppen" of schreeuwen zodat anderen mensen het zouden horen.
Waardoor stopte hij?
- Omdat hij probeerde zijn vinger in mijn vagina te doen. Hierdoor kon ik wel bewegen en daar schrok hij van en trok hij zijn hand weg. Hij legde de hand daarna weer op mijn broek.
Wat voelde je toen hij met zijn vinger in jouw vagina probeerde te komen?
-Ik voelde zijn hand naar mijn vagina gaan. Ik schrok ervan omdat hij er in zat. Zijn vinger zat in mijn vagina.
Bewoog zijn hand, toen zijn vinger in jouw vagina zat?
-De hand bewoog op en neer. Maar omdat ik heel snel schrok had hij weinig kans om te bewegen met zijn hand. Omdat ik schrok, trok ik gelijk mijn benen weg en had hij zijn hand uit mijn broek.
Hoelang is zijn vinger in jouw vagina geweest?
-Niet lang 2 seconden.
En toen ?
-Toen trok hij zijn hand terug. Hij dacht dat het in mijn slaap was en probeerde het opnieuw. Hij legde zijn hand op mijn been. Toen trok ik mijn been terug. Toen stond hij op en ging hij weg.
Waar op je been legde hij zijn hand?
-op mijn linker bovenbeen.
Wanneer heeft hij jouw borst aangeraakt, wat je straks vertelde?
-In het begin. Eerst zat hij in mijn broek bij mijn clitoris. Daarna ging hij naar mijn linker borst. Niet zo heel lang, een paar seconden. Daarna ging hij weer terug naar mijn clitoris. Hij raakte mijn linkerborst aan bij mijn tepel. Ik droeg een los shirt daar kon hij heel gemakkelijk onder en bij mijn borst komen.
Hoe reageerde je toen hij aan je borst kwam?
-Ik was in shock en kon nog steeds niet reageren.
Wat heb je gedaan toen hij is weggegaan?
-Ik heb even gewacht om zeker te weten of hij weg was van de zolder, maximaal 2 minuten. Toen heb ik al mijn spullen gepakt en ben naar beneden gegaan waar mijn schoenen lagen. Toen ben ik weggegaan.
(pagina 47)
Met wie heb je gesproken over wat er met je is gebeurd?
-Toen ik in de auto zat probeerde ik een van mijn vriendinnen te bellen. Het was rond 01.00 uur, maar die nam niet op. Ik heb toen nog een andere vriendin gebeld en die nam ook niet op. Toen ben ik gelijk naar huis gereden. Ik had toen hele erge gedachtes van zelfdoding. Een van mijn vriendinnen heeft ooit gezegd dat ik in zo'n situatie 113 moest bellen en dat heb ik ook gedaan. Ik heb daar mijn verhaal verteld en ze hebben mij geholpen aan het nummer van het CSG en die heb ik toen gebeld.
Met wie heb je er als eerste over gesproken wat er gebeurd is?
-Met mijn beste vriendin, [getuige] .
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 april 2021 (pagina’s 26 – 33), voor zover inhoudende;
(pagina 30)
Er is aangifte gedaan van genoemde feiten gepleegd op 22 november 2020.
Hoe zag die avond eruit, wat heeft u precies ondernomen?
Mijn dochter had haar uitgenodigd om haar haren te verven. Dat is ook gebeurd. Daarna is ze (
het hof begrijpt hier steeds: aangeefster [slachtoffer] )op de bank gaan zitten. Mijn dochter vroeg toen of ze kon blijven slapen. Ik zei toen, ja boven op zolder heb ik mijn oude tweepersoons bed staan dus daar kan ze wel slapen. Toen is ze blijven slapen. Ze zijn naar bed gegaan. [dochter verdachte] heeft haar vriendin naar de zolder gebracht en [dochter verdachte] is in haar eigen bed gaan slapen. Dat meisje sliep op zolder.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 januari 2021 (pagina’s 79 – 81), voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] :
(pagina 80)
Wat heb je gehoord van [slachtoffer] over wat er gebeurd is?
- 22 november in de ochtend zag ik dat ik 4 berichtjes van [slachtoffer] (
het hof begrijpt hier steeds: aangeefster [slachtoffer] )had gehad via WhatsApp. Ik zag dat de berichtjes van [slachtoffer] (
het hof begrijpt hier: [slachtoffer] )waren en dat ze mij die berichtjes in de nacht had gestuurd. Maar ik zag ook dat ze de berichtjes had verwijderd. Toen ik in de ochtend wakker werd heb ik gelijk [slachtoffer] [
gebeld]. Toen vertelde ze mij wat de vader van onze collega. [dochter verdachte] , had gedaan. Ze vertelde dat ze daar sliep en wakker was geworden omdat hij met zijn vingers in haar zat. Hij zei dat hij het nog een keer wilde proberen. Ze had toen zijn hand weggeduwd. Daarna heeft hij niks meer gedaan. Daarna is hij opgestaan en weggelopen. Daarna heeft [slachtoffer] alle spullen gepakt en is weggegaan. Daarna is [slachtoffer] in het ziekenhuis geweest en bij de politie.
Je zegt dat hij met zijn vinger in [slachtoffer] zat, wat bedoel je daar mee?
- Hij zat met zijn vinger in haar vagina. Ik begreep dat [slachtoffer] toen wakker werd en dat hij het daarna nog een keer wilde proberen maar dat ze daarna zijn hand weg had geduwd en dat ze toen weg was gegaan. Dezelfde dag ben ik naar [slachtoffer] toegegaan en toen heeft ze mij het verhaal nog een keer verteld, het was het zelfde verhaal als aan de telefoon.
Hoe was [slachtoffer] aan de telefoon toen je haar voor de eerste keer sprak?
- Ze was aan het huilen. Toen ik haar later op de dag zag, zag ik dat [slachtoffer] (
het hof begrijpt hier: aangeefster [slachtoffer] )huilde, dat ze onrustig was en dat ze bang was.
Heeft [slachtoffer] gezegd waarom of ze bang was?
-Ze was bang omdat het gebeurd was. [slachtoffer] wilde eigenlijk geen aangifte doen, omdat ze bang was dat de vader van [dochter verdachte] haar iets aan zou doen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlage d.d. 27 januari 2021 (pagina 82 – 83), voor zover inhoudende het relaas van [verbalisant 1] ;
Op dinsdag 26 januari 2021 omstreeks 15.00 uur, werd door mij verbalisant [getuige] gehoord. Tijdens het verhoor toonde de getuige mij verbalisant, in haar telefoon 4 verwijderde berichten, die zij op 22 november 2020 van " [slachtoffer] " had ontvangen.
Door mij verbalisant werd een foto gemaakt van deze verwijderde app berichten. Deze verwijderde berichten zullen als bijlage bij dit proces- verbaal worden gevoegd.
7.
De eigen waarneming van het hof dat op pagina 84 een WhatsApp gesprek is weergegeven met [slachtoffer] waarbij er op 22 november een viertal berichten, aan de ambtshalve bekende opmaak van verwijderde WhatsApp-berichten te zien, verwijderd zijn welke waren gestuurd om 1.23 uur, 1.27 uur, 1.28 uur en 2.13 uur (de systeemtaal van het toestel is kennelijk ingesteld op een andere taal dan het Nederlands).
8.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon d.d. 22 november 2020 (pagina’s 58 – 60), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] ;
(pagina 58)
Op zondag 22 november 2020 om 05:00 uur kwam ik, verbalisant, naar aanleiding van een verkrachting, voor een forensisch medisch onderzoek aan op de locatie [locatie] .
Voorafgaande informatie
(pagina 59)
Bevindingen
Op 22 november 2020 was ik aanwezig bij een forensische medisch onderzoek in/aan het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd. Het onderzoek werd verricht door [forensisch arts] , forensisch arts werkzaam bij de GGD Brabant Zuid-Oost. Ten tijde van het onderzoek gaf het slachtoffer aan dat ze tevens betast zou zijn aan haar linkerborst. Zij verklaarde dat ze ten tijde van het feit het T-shirt, wat ze nu aan had, en een slip had gedragen. Derhalve werd door mij, verbalisant, het T-shirt verpakt in een papieren zak, welke werd gewaarmerkt, verzegeld en voorzien van SIN AAMT3426NL. Door de arts werden vervolgens twee bemonsteringen genomen van de linkerborst. Door mij, verbalisant, werd tevens de slip veiliggesteld. Deze werd verpakt in een papieren zak, welke werd gewaarmerkt, verzegeld en voorzien van SIN AAMT3425NL. Vervolgens werden door de arts acht bemonsteringen van de schaamstreek en vagina veiliggesteld. De bemonsteringen werden gezamenlijk veiliggesteld in een daarvoor bestemde zedenset, welke werd gewaarmerkt, verzegelde en voorzien van SIN ZAAD1736NL.
Biologisch spoor
Spoornummer: PL2100-2020266349-82439
SIN: ZAAD1736NL
Spooromschrijving: Overige
Wijze veiligstellen: Bemonsterset
Datum/tijd veiligstellen: 22 november 2020 om 05:00 uur
Plaats veiligstellen: Slachtoffer [slachtoffer]
Sporendragers
Goednummer: PL2100-2020266349-1740706
SIN: AAMT3426NL
Object: Kleding (Shirt)
Land: Nederland
Bijzonderheden: 22-11-2020 5.15u shirt slo
Goednummer: PL2100-2020266349-1740707
SIN: AAMT3425NL
Object: Kleding (Ondergoed)
Land: Nederland
(pagina 60)
Bijzonderheden: 22-11-2020 5.16u onderbroek slo
9.
Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 3 maart 2021 (pagina 98), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] ;
Naar aanleiding van een aanranding cq verkrachting van het later volledig te noemen [slachtoffer] in een woning aan de [adres] werden een aantal lichaamsbemonsteringen uit de zedenset ZAAD1736NL en de onderbroek van het slachtoffer AAMT3425NL verzonden naar The Maastricht Forensic Institute (TMFI).
Aantreffen sporen
Op 21 november 2020 zou een aanranding cq verkrachting plaats hebben gevonden. Het slachtoffer zou door de vader van haar vriendin betast zijn nabij de vagina en tevens zou hij een vinger in de vagina hebben gebracht. Tijdens een forensisch medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer werden diverse lichaamsbemonsteringen veiliggesteld als mede haar onderbroek.
Inzending sporen
Op 27 januari 2021 werd de zedenset (ZAAD1736NL), de onderbroek (AAMT3425NL) en het referentiemateriaal van het slachtoffer (WAAF2202NL) verzonden naar het TMFI ten behoeve van een DNA-vergelijkend onderzoek.
Ontvangst rapportage
Op 26 februari 2021 ontving ik het deskundige rapport van het TMFI zaaknummer TMFI2021.4653. Hierin werd geconcludeerd dat de bemonsteringen van de binnenste en buitenste schaamlippen en het perineum resulteerde in een DNA-profiel van een vrouw dat matchte met het slachtoffer. In de bemonstering van de schaamstreek werd een DNA-mengprofiel aangetroffen van drie donoren waarvan tenminste één man. Dit matchte tevens met het slachtoffer. De onderbroek werd op drie plaatsen bemonsterd. De bemonsteringen resulteerde in een DNA-profiel van drie donoren waarvan tenminste één man. Dit matchte tevens met het slachtoffer. De DNA-mengprofielen zijn allen geschikt voor vergelijking met een persoon.
10.
Het TMFI rapport 2021.4653 inhoudende de deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 26 februari 2021 (pagina’s 101 – 104), voor zover inhoudende bevindingen van [rapporteur] ;
(pagina 102)
Bemonsteringen
Van het ondergoed (AAMT3425NL) is de rand van de voorzijde buiten (#01), de rand van de voorzijde binnen (#02) en de voorzijde binnen (#03) bemonsterd met een stukje tape.
De bemonsteringen nat en droog zijn samengevoegd.
(pagina 103)
Interpretatie DNA-resultaten
11.
Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 21 mei 2021 (pagina 105), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] ;
Aantreffen sporen
Op 21 november 2020 zou een aanranding cq verkrachting plaats hebben gevonden. Het slachtoffer zou door de vader van haar vriendin betast zijn nabij de vagina en tevens zou hij een vinger in de vagina hebben gebracht. Tijdens een forensisch medisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer werden diverse lichaamsbemonsteringen veiliggesteld als mede haar onderbroek.
Inzending sporen
Op 14 april 2021 werd het referentiemateriaal van de verdachte SIN WAAS3215NL
verzonden naar het TMFI ten behoeve van een DNA-vergelijkend onderzoek.
12.
Het TMFI rapport inhoudende de deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 12 mei 2021 (pagina’s 106 – 109), voor zover inhoudende bevindingen van [rapporteur] :
(pagina 107)
Interpretatie DNA-resultaten
In Tabel 2 is weergegeven welke DNA-profielen van personen vergeleken zijn met de DNA-profielen van het sporenmateriaal.
(pagina 108)
(pagina 109)
Berekening van de bewijskracht donorschap
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van [verdachte] in de bemonstering schaamstreek ZAAD1736NL#04 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [slachtoffer] en een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.