ECLI:NL:GHSHE:2023:3575

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.316.595_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en bewijsvoering in civiele procedure met betrekking tot geldbedragen en handtekeningen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de vraag centraal of de gedaagde partij de eiseres heeft bewogen tot het afgeven van gelden voor beleggingen, en of deze gelden door de gedaagde zijn toegeëigend. De zaak is een vervolg op eerdere arresten van het hof, waarbij de eiseres stelt dat zij contante bedragen tot € 50.000,-- aan de gedaagde heeft overhandigd. Het hof heeft deskundigenonderzoeken gelast, waaronder spraakvergelijking en handschriftonderzoek, om de echtheid van handtekeningen en de identiteit van stemmen op geluidsopnames vast te stellen. De procedure is complex, met verschillende memories en verzoeken van beide partijen, waarbij de gedaagde zijn detentieperiode aanvoert als reden voor het ontbreken van bewijsstukken. Het hof heeft de partijen opgedragen om akten in te dienen en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de volgende zitting op 28 november 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.316.595/01
arrest van 31 oktober 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant in de hoofdzaak (oorspronkelijk geïntimeerde),
eiser in het incident,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde in de hoofdzaak (oorspronkelijk appellante),
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.M. Engelen te Velp, Noord-Brabant,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 13 december 2022 en 4 juli 2023 op het verzet tegen het op 5 juli 2022 onder zaaknummer 200.299.229/01 bij verstek door dit hof gewezen arrest tussen [appellant] als geïntimeerde en [geïntimeerde] als appellante.
Voormeld verstekarrest van 5 juli 2022 is gewezen op het hoger beroep tegen het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/365316 / HA ZA 20-797 gewezen vonnis van 17 februari 2021.

8.Het vervolg van de procedure

Het vervolg van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 juli 2023;
  • de door [appellant] genomen memorie na tussenarrest;
  • de door [geïntimeerde] genomen memorie na tussenarrest met productie f.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

Het tussenarrest van 4 juli 2023 en de door partijen genomen memories na tussenarrest
9.1.1. Bij het tussenarrest van 4 juli 2023 heeft het hof [appellant] opgedragen om bij
memorie na tussenarrest:
  • zich uit te laten over de door [geïntimeerde] bij haar antwoordakte overgelegde geluidsopnames (rov. 6.8.5.);
  • foto’s van het in punt 4 van zijn akte genoemde WhatsAppverkeer in het geding te brengen (rov. 6.8.6);
  • zich uit te laten over de vraag of hij, als [geïntimeerde] stelt over de originelen van de door haar als producties 1 tot en met 7 bij de inleidende dagvaarding overgelegde overeenkomsten te beschikken, een deskundigenbericht door een handschriftdeskundige naar de op de overeenkomsten geplaatste handtekeningen zinvol vindt (rov. 6.8.7).
Het hof heeft [geïntimeerde] opgedragen om bij antwoordmemorie na tussenarrest op de genoemde punten reageren en daarbij tevens:
  • mee te delen of zij beschikt over de originelen van de door haar als producties 1 tot en met 7 bij de inleidende dagvaarding overgelegde overeenkomsten (rov. 6.8.7);
  • zich uit te laten over het voorlopig oordeel van het hof dat zij, als haar geldvordering van € 50.000,-- wordt toegewezen, geen belang meer heeft bij haar vordering tot vernietiging van de overgelegde overeenkomsten (rov. 6.8.4).
9.1.2. [appellant] heeft in zijn memorie na tussenarrest, samengevat:
  • betwist dat hij de persoon is die te horen is op de door [geïntimeerde] overgelegde geluidsopnames;
  • gesteld dat hij niet meer in de gelegenheid is om foto’s van het in punt 4 van zijn akte genoemde WhatsAppverkeer in het geding te brengen, omdat hij de betreffende smartphone al geruime tijd niet meer in zijn bezit heeft;
  • aan [geïntimeerde] verzocht om aan te geven op welk telefoonnummer de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding van 24 augustus 2020 overgelegde Whatsappberichten aan [appellant] zijn verzonden;
  • meegedeeld dat hij het zinvol acht dat, als [geïntimeerde] beschikt over de originele exemplaren van de als productie 1 tot en met 7 door haar overgelegde overeenkomsten, een handschriftdeskundige wordt benoemd om te onderzoeken of de handtekeningen op de genoemde documenten van [appellant] zijn;
  • zijn stelling herhaald dat [geïntimeerde] over een gering inkomen beschikt zodat het onaannemelijk is dat zij zou beschikken over een spaargeld van tenminste € 50.000,--, en dat dit ook onaannemelijk is omdat [geïntimeerde] aan [appellant] heeft gevraagd om haar auto te verkopen om aan geld te komen.
9.1.3. [geïntimeerde] heeft in haar (antwoord)memorie na tussenarrest, samengevat:
  • gesteld dat de geluidsopnames gemaakt zijn van gesprekken die daadwerkelijk tussen haar en [appellant] hebben plaatsgevonden;
  • meegedeeld dat zij ervoor open staat dat een deskundige onderzoek doet naar de vraag of op de geluidsopnames inderdaad haar stem en die van [appellant] te horen zijn;
  • gesteld dat zij een dergelijk onderzoek naar de geluidsopnames zinvoller acht dan een onderzoek door een handschriftdeskundige;
  • opgemerkt dat het opvallend is dat [appellant] een beroep doet op Whatsappberichten die hij vervolgens niet kan overleggen;
  • geconstateerd dat [appellant] zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, ondanks het verzoek van het hof (rov. 6.8.6, derde volzin van het tussenarrest van 4 juli 2023) niet met bewijsstukken heeft onderbouwd;
  • gesteld dat zij zich niet zal verzetten tegen een onderzoek door een handschriftdeskundige, maar dat zij een onderzoek naar de geluidsopnames zinvoller acht;
  • meegedeeld dat zij kan instemmen met de redenering van het hof dat, als haar geldvordering van € 50.000,-- op grond van onrechtmatig handelen wordt toegewezen, zij geen belang meer heeft bij haar vordering tot vernietiging van de overgelegde overeenkomsten.
Ook heeft [geïntimeerde] in de memorie meegedeeld:
  • dat zij van de producties 4 en 6 originele exemplaren heeft gevonden waarop in ieder geval haar handtekening origineel te zien is;
  • dat de handtekening van [appellant] op deze producties in zwart is afgebeeld zodat onduidelijk is of een zwarte pen is gebruikt dan wel de producties in zoverre kopieën betreffen;
  • dat zij van productie 7 het originele document bezit, waarop alle handtekeningen origineel zijn en met een blauwe pen zijn gezet;
  • dat zij nog een andere overeenkomst heeft gevonden waarop een originele handtekening (in blauw) van [appellant] staat, te weten een “verdelingsdocument erfgenamen” (productie f bij de memorie na tussenarrest van [geïntimeerde] ) dat is opgesteld omdat [appellant] wilde dat haar “beleggingen” bij [appellant] na haar overlijden ten goede zouden komen aan haar erfgenamen, en welk document ook gebruikt zou kunnen worden bij een onderzoek door een handschriftdeskundige;
  • dat productie 5 geen overeenkomst betreft en nooit door partijen is ondertekend, zodat dit stuk niet relevant is voor een onderzoek door een handschriftdeskundige.
Onderbouwing van verweer van [appellant] over detentie en niet mogen gebruiken van mobiele telefoon
9.2.1. [geïntimeerde] heeft er in haar antwoordmemorie na tussenarrest op gewezen dat [appellant] zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, ondanks het verzoek van het hof niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
9.2.2. Het hof constateert dat dit verzoek aan [appellant] wel is vermeld in rov. 6.8.6, derde volzin, van het tussenarrest van 4 juli 2023, maar ten onrechte niet is opgenomen in rov. 6.9.1 van het tussenarrest. Dit kan tot gevolg hebben gehad dat [appellant] het verzoek over het hoofd heeft gezien. Zoals uit het navolgende blijkt, moeten beide partijen na het onderhavige arrest een akte nemen. [appellant] moet bij die akte alsnog zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, met bewijsstukken onderbouwen.
9.2.3. [geïntimeerde] moet bij de door haar te nemen akte nog reageren op het door [appellant] in zijn memorie na tussenarrest gedane verzoek om aan te geven op welk telefoonnummer de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding van 24 augustus 2020 overgelegde Whatsappberichten aan [appellant] zijn verzonden.
De verdere beoordeling van het geschil over de volgens [geïntimeerde] aan [appellant] overhandigde geldbedragen
9.3.1. Het hof constateert dat partijen nog steeds lijnrecht tegenover elkaar staan ten aanzien van de stelling van [geïntimeerde] dat zij contante geldbedragen tot in totaal € 50.000,-- aan [appellant] heeft afgegeven zodat [appellant] die gelden voor haar kon beleggen. In dat kader is in geschil of de stem die naast die van [geïntimeerde] op de overgelegde geluidsopnames te horen is, de stem van [appellant] is. Ook is in geschil of [appellant] de door [geïntimeerde] in kopie overgelegde overeenkomsten (producties 1 tot en met 4 en 6 en 7) heeft ondertekend. Verder is het gelet op de standpunten die [appellant] in deze procedure heeft ingenomen, te verwachten dat [appellant] ook zal betwisten dat hij de door [geïntimeerde] bij haar (antwoord)memorie na tussenarrest overgelegde productie f heeft ondertekend.
9.3.2. [appellant] heeft in zijn memorie na tussenarrest meegedeeld dat hij het zinvol acht dat een handschriftdeskundige wordt benoemd om te onderzoeken of de handtekeningen op de door [geïntimeerde] genoemde overeenkomsten door [appellant] zijn geplaatst. [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij zich niet zal verzetten tegen een dergelijk onderzoek. Zij heeft echter als haar voorkeur uitgesproken dat een deskundige onderzoek zal doen naar de vraag of op de door haar overgelegde geluidsopnames, waarop volgens haar wordt gesproken over door haar aan [appellant] verstrekte geldbedragen, inderdaad naast haar stem, die van [appellant] te horen is.
9.3.3. Het hof acht het van belang om beide deskundigenonderzoeken te laten verrichten.
Voor wat betreft een onderzoek door een handschriftdeskundige geldt dat [geïntimeerde] in elk geval twee originele documenten heeft die – als zij door [appellant] zijn ondertekend – erop wijzen dat [appellant] grote bedragen van [geïntimeerde] in ontvangst heeft genomen. Dit betreft productie 7 bij de inleidende dagvaarding en productie f bij het tussenarrest, waarop met een blauwe pen een handtekening is geplaatst die volgens [geïntimeerde] van [appellant] is. Daarnaast heeft [geïntimeerde] twee documenten waarop haar handtekening in blauw is geplaatst en de handtekeningen die volgens haar van [appellant] zijn, in zwart (producties 4 en 6 bij de inleidende dagvaarding). Mogelijk betreft dat ook originele (met een zware pen geplaatste) handtekeningen. Een handschriftdeskundige kan deze vier documenten onderzoeken en de daarop geplaatste handtekeningen vergelijken met door [appellant] aan te leveren controleerbaar vergelijkingsmateriaal.
9.3.4. Ook het door [geïntimeerde] genoemde onderzoek naar de vraag of de stem van [appellant] te horen is om de door haar overgelegde geluidsopnames, acht het hof zinvol. Met de tegenwoordig beschikbare onderzoekstechnieken kan daarover mogelijk een bevredigende mate van zekerheid worden verkregen.
9.3.5. Het hof is voornemens om aan de te benoemen handschriftdeskundige de volgende vragen voor te leggen:
  • 1. Zijn de handtekeningen die te zien zijn aan de rechterzijde van de door [geïntimeerde] aan u ter beschikking te stellen producties 4, 6 en 7 bij de inleidende dagvaarding en productie f bij de memorie na tussenarrest geplaatst door [appellant] ?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
9.3.6. Het hof is voornemens om aan de te benoemen spraakvergelijkingsdeskundige de volgende vragen voor te leggen:
  • 1. Is op de door [geïntimeerde] aan u over te leggen geluidsfragmenten, meer in het bijzonder bij de passages die genoemd zijn in productie E bij de antwoordakte van 10 januari 2023, de stem van [appellant] te horen?
  • 2. Met welke mate van zekerheid kun u vraag 1 beantwoorden?
  • 3. Heeft u verder nog opmerkingen die voor het hof van belang kunnen zijn bij het nemen van een beslissing in deze zaak?
9.3.7. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de het aantal, de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – de persoon van de te benoemen deskundige(n). Het hof is vooralsnog van oordeel dat kan worden volstaan met één handschriftdeskundige en één spraakvergelijkingsdeskundige. Voorts kunnen partijen suggesties doen met betrekking tot de door het hof voorgestelde vraagstellingen.
9.3.8. Het hof is gelet op de omstandigheden van dit geding voornemens het voorschot op de kosten van de deskundigen gelijkelijk ten laste van partijen te brengen.
9.3.9. Het hof zal elk verder oordeel over de volgens [geïntimeerde] aan [appellant] overhandigde geldbedragen nu aanhouden.
Tussenconclusie
9.4.1. Het bovenstaande voert tot de navolgende conclusies:
  • Beide partijen dienen zich bij gelijktijdig door hen te nemen akten uit te laten over hetgeen het hof hiervoor in rov. 9.3.7 heeft overwogen.
  • [appellant] moet bij de door hem te nemen akte tevens alsnog zijn verweer dat hij van juni 2020 tot november 2020 in detentie heeft gezeten en zijn mobiele telefoon niet mocht gebruiken, met bewijsstukken onderbouwen (zie rov. 9.2.2).
  • [geïntimeerde] moet bij de door haar te nemen akte nog reageren op het door [appellant] in zijn memorie na tussenarrest gedane verzoek om aan te geven op welk telefoonnummer de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding van 24 augustus 2020 overgelegde Whatsappberichten aan [appellant] zijn verzonden.
9.4.2. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.

10.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 28 november 2023 voor door beide partijen gelijktijdig te nemen akten met de hiervoor in rov. 9.4.1 omschreven doelen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, N.W.M. van den Heuvel en T.J. Dorhout Mees en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 oktober 2023.
griffier rolraadsheer