ECLI:NL:GHSHE:2023:3547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
20-000806-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: hoger beroep tegen vonnis rechtbank Limburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar de officier van justitie stelde hoger beroep in tegen de opgelegde straf. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof vond zijn verklaringen ongeloofwaardig. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 10.000,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie van vertrouwen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000806-23
Uitspraak : 25 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats te Maastricht, van 8 maart 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-239113-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
  • feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Voorts zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd. Daarnaast is aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, opgelegd.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de straf, en met dien verstande de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering opgenomen in het reclasseringsadvies. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze integraal wordt toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Namens verdachte is verweer gevoerd ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde, en tevens een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 juni 2022 in de gemeente Landgraaf, meermalen, althans eenmaal. (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 22 juni 2022 in de gemeente Landgraaf, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten - het (op de mond) kussen van die [slachtoffer] en/of - het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en/of - het betasten van en/of voelen aan de vagina van die [slachtoffer] en/of - het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of kruis door die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat, verdachte:
1.
in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022 in de gemeente Landgraaf, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022 in de gemeente Landgraaf, meermalen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (op de mond) kussen van die [slachtoffer] en
- het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- het betasten van en/of voelen aan de vagina van die [slachtoffer] en
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of kruis door die [slachtoffer] ;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] en bewijsoverwegingen
I.
Ten aanzien van feit 1:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 16 juni 2022 bij de politie heeft gemeld dat hij meerdere malen seks heeft gehad met [slachtoffer] , een meisje van 14 jaar oud. Hij heeft de verhouding nu gestopt, waarop [slachtoffer] dit onder andere aan zijn ex heeft verteld. [2]
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , verklaart op 22 juni 2022 tijdens een informatief gesprek zeden dat zij in april 2022 in het [locatie] was gaan crossen met een vriend en de stiefvader van die vriend, genaamd [verdachte] (hierna: de verdachte). Op een plek waar niemand hen kon zien, ging de verdachte met zijn hand in haar broek onder haar string. Hij raakte haar aan bij haar schaamstreek. Op een ander moment heeft ze ook seks met de verdachte gehad. Dat was ook in het [locatie] . [3]
Op 5 september 2022 verklaart zij tijdens het “verhoor slachtoffer” dat de verdachte alleen was bij [locatie] te Landgraaf. Dat was in april 2022
.Hij trok haar broek en onderbroek uit en deed toen zijn eigen onderbroek uit. Toen hij met zijn hand in haar onderbroek zat, was hij haar aan het vingeren. Hij bewoog met zijn vinger in haar vagina. Toen hij zijn broek omlaag deed, zag ze zijn stijve piemel. Hij stond achter haar. Hij duwde met zijn hand tegen haar rug zodat ze voorover moest bukken en toen stopte hij zijn piemel in haar vagina. Hij maakte een beweging naar voren en naar achteren. Hij kwam klaar op haar rug. Ze is eerder gaan crossen met verdachte, voordat ze seks met hem had gehad. Ze zat toen voor hem op de motor. Hij begon haar met zijn linkerhand te vingeren tijdens het rijden. Dit was ook bij de [locatie] . Hij had met zijn hand haar jurkje aan de kant gedaan en ging met zijn hand in haar broekje en ging met zijn vinger in haar vagina. Toen hij in haar vagina zat deed hij zijn vinger rond bewegen. [4]
De moeder van het slachtoffer [slachtoffer] doet aangifte van verkrachting en geeft aan dat haar dochter tegen haar heeft verklaard dat verdachte met zijn hand in haar broek is geweest en dat ze daarna geslachtsgemeenschap hebben gehad. Het heeft rond 18 april 2022 plaatsgevonden. Na die ene keer is het nog een keer gebeurd. Ze vertelde dat ze waren gaan crossen. De verdachte had zijn hand in haar broek gedaan en daarna hadden zij seks. [5]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een keer met [slachtoffer] is gaan crossen en dat hij toen met haar poes heeft gespeeld. Toen wilden ze seks hebben. Ze hebben afgesproken bij het [locatie] . Ze hebben geprobeerd seks te hebben. Ze hebben erna nog een keer afgesproken en geprobeerd seks te hebben. Hij heeft wat gevoeld en gespeeld met haar clitoris. Hij probeerde zijn penis in haar vagina te duwen. [6]
De verdachte heeft een screenshot gemaakt van een snapchat van hem en [slachtoffer] .
De berichtgeving is als volgt:
Verdachte: Wou je ook geen sex dan
Of dat wel
[slachtoffer] : Jawel [7]
Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij met [slachtoffer] bij de groeve was en dat zij seks wilden hebben. [8] .
Het hof overweegt, evenals de rechtbank, als volgt.
Aan de verdachte zijn zedendelicten tenlastegelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn: de veronderstelde dader en het veronderstelde slachtoffer. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval.
Dat betekent dat als de verdachte ontkent iets strafbaars te hebben gedaan, hetgeen hier voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde seksueel binnendringen het geval is, er vaak alleen de verklaring van het slachtoffer als bewijsmateriaal is. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van één getuigenverklaring. Dit wettelijke voorschrift moet ervoor zorgen dat de rechter een goed gemotiveerde beslissing neemt, door hem te verbieden om tot een bewezenverklaring te komen op de verklaring van één enkele getuige, als die verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook al is de verklaring van een aangever waar, er zal altijd meer bewijs moeten zijn om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen die [slachtoffer] over de seksuele handelingen met de verdachte heeft afgelegd betrouwbaar zijn en als basis kunnen dienen voor de verdere beoordeling van de zaak. Immers, hoewel de verklaringen ten aanzien van onder meer de aanloop naar de seksuele contacten van elkaar verschillen, zijn deze ten aanzien van de seksuele handelingen als zodanig consistent, gedetailleerd en in de kern in overeenstemming met elkaar. Het hof ziet, anders dan de verdediging, geen aanknopingspunten voor de stelling dat het slachtoffer dermate is gestuurd door haar moeder en/of de politie dat om die reden haar verklaring als onbetrouwbaar terzijde moet worden gesteld. Het hof betrekt daarbij dat de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte grotendeels overeenkomen, waardoor ook op die grond de betwisting van de betrouwbaarheid van de verklaringen ter zijde wordt geschoven.
De vraag die vervolgens rijst is of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. De verdachte heeft
immers op 16 juni 2022 zelf de politie gebeld met de mededeling dat hij meerdere keren seks heeft gehad met [slachtoffer] van 14 jaar en dat hij nu de verhouding heeft gestopt. Ook uit de overgelegde snapchatberichten blijkt dat tussen verdachte en [slachtoffer] gesproken is over seks hebben. Tot slot heeft verdachte ook zelf bij de politie en ter zitting in zowel eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat het de bedoeling was dat hij seks met [slachtoffer] had.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie nog verklaard dat hij weliswaar seks wilde maar dat binnendringen niet is gelukt, omdat zijn penis slap was. Dit heeft hij ook in eerste aanleg en in hoger beroep herhaald. Het hof hecht hier echter geen geloof aan. Enerzijds vanwege de betrouwbaar geachte verklaringen van [slachtoffer] dat verdachte wel seksueel bij haar is binnengedrongen en anderzijds vanwege het feit dat verdachte zelf al op 16 juni 2022 heeft gemeld dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft afgelegd over dat hij onder seks iets anders verstaat dan seksueel binnendringen acht het hof, net als de rechtbank, bovendien volstrekt ongeloofwaardig nu verdachte in zijn verklaring bij de politie ook zelf onder seks het seksueel binnendringen lijkt te verstaan. Wanneer hem gevraagd wordt wat hij onder seks verstaat antwoordt hij immers dat hij probeerde zijn penis in haar vagina te duwen.
Aldus is er voldoende wettig bewijs dat de verdachte heeft gehandeld zoals door de aangeefster is verklaard. Het hof is er ook van overtuigd dat de aangeefster, in tegenstelling tot wat de verdachte beweert, meermalen seksueel in haar lichaam is binnengedrongen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het aan de verdachte tenlastegelegde feit onder 1 wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Het oordeel dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan grondt het hof op de navolgende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien:
1.
de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“Het klopt dat ik in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 april 2022 meerdere ontuchtige handelingen heb gepleegd met [slachtoffer] . In april 2022 heb ik twee keer met haar afgesproken. Toen zijn die ontuchtige handelingen gepleegd. Deze handelingen bestonden er uit dat ik met haar heb gezoend, aan haar borsten heb gezeten, en dat zij aan mijn kruis heeft gezeten. Ik heb in haar borsten geknepen en ik heb met haar poes gespeeld. Ook heb ik mij door haar laten betasten.”
2.
het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 5 september 2022, dossierpagina’s 17 tot en met 19, en dossierpagina’s 22 tot en met 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 5 september 2022 om 10:00 uur, hoorden wij het slachtoffer:
Slachtoffer
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedatum]
V: Vraag verbalisant(en)
O: opmerking, gemaakt door de verbalisant(en)
A: Antwoord/opmerking aangeefster
V: In welke maand was dit?
A: In april 2022.
V: Dan zijn jullie daar, en wat gebeurd er dan?
A: Hij was mij aan het aanraken bij mijn tieten, kont en vagina.
V: Hoe zat het toen met je kleren?
A: Hij ging daar in.
V: Waar ging hij in?
A: In mijn bh en in mijn ondergoed.
V: Waarmee ging hij in jouw bh en ondergoed?
A: Met zijn hand.
V: Op het moment dat hij met zijn hand in jouw ondergoed zat, wat deed hij dan?
A: Hij trok mijn broek en onderbroek uit. Hij deed toen ook zijn eigen onderbroek uit. En toen…
V: Toen hij met zijn hand in jouw onderbroek ging, wat deed hij toen met zijn hand?
A: Toen was hij mij aan het vingeren.
V: Wat houdt dat in, vingeren?
A: Met zijn vinger in mijn vagina.
V: Wat deed hij met zijn hand toen hij met zijn vinger in jouw vagina zat?
A: Hij deed toen met zijn vinger bewegen.
V: Je hebt ook verteld dat hij onder je bh heeft gezeten. Wat deed hij daar?
A: Hij zat in mijn tieten te knijpen.
II
Met de rechtbank en de verdediging zal het hof voorts de tenlastegelegde pleegperiode, zowel ten aanzien van feit 1, als ook onder feit 2, inkorten tot de periode 1 april 2022 tot en met 30 april 2022.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om aan de verdachte een gevangenisstraf op te legen voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de oplegging van bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft namens de verdachte het hof verzocht om geen hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft de verdediging gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in het bijzonder zijn fulltime werkzaamheden als automonteur en de relatie met zijn huidige vriendin.
De verdachte heeft zich in een periode van een aantal weken meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds dertien jaar oud. De ontucht bestond niet alleen uit het (op de mond) kussen, het betasten van en/of knijpen in de borsten, het betasten van en/of voelen aan de vagina en het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of kruis door die [slachtoffer] . Verdachte heeft ook meermalen met zijn penis binnengedrongen in de vagina van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen op bijzonder ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Dit terwijl hij als volwassen man van vijfendertig het vertrouwen van het dertien jarige slachtoffer heeft gewonnen, terwijl zij zich in een kwetsbare fase van haar leven bevond en met haar problemen bij hem kwam en hem, zo verklaart verdachte, als een vertrouwenspersoon zag. Nadat hij op deze wijze overwicht op het slachtoffer had gekregen, heeft hij misbruik van haar gemaakt. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Ook ter terechtzitting in hoger beroep lijkt verdachte de ernst van zijn strafbaar handelen amper in te zien door te wijzen op initiatieven die het slachtoffer zelf zou hebben genomen.
Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dat de bewezenverklaarde handelingen grote impact hebben (gehad) op het slachtoffer blijkt onder andere uit de toelichting van de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 18 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat met het bestraffen van strafbare feiten verschillende strafdoeleinden worden nagestreefd. De meest in het oog springende doeleinden zijn generale afschrikking, speciale afschrikking, vergelding en resocialisatie. Daartoe betrekt het hof tevens dat de advocaat-generaal bij het formuleren van zijn strafeis als vertrekpunt een hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft genomen, waartoe hij is gekomen op grond van de met ingang van 1 maart 2015 geldende, door het Openbaar Ministerie opgestelde “Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen”.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheid dat het misbruik meerdere malen heeft plaatsgevonden, er tevens seksueel in het lichaam is binnengedrongen, het zeer grote leeftijdsverschil tussen verdachte en kwetsbare slachtoffer, en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is naar het oordeel van het hof enkel de oplegging van een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. Het hof ziet in de door de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen reden om daarvan af te wijken. Alles overwegende zal het hof aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering in haar rapport van 19 september 2023 zijn geadviseerd.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.000,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.000,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich gelet op de ernst van de delicten en de geleden psychische schade door de benadeelde partij - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 10.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich, na onherroepelijk worden van dit arrest, te melden bij Reclassering Nederland, Heerderweg 25, 6224 LA te Maastricht, telefoonnummer: 088-8041501. Verdachte dient zich gedurende de proeftijd te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een intake en diagnostiek en zich indien geïndiceerd laat behandelen door FPP De Rooyse Wissel of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen - direct of indirect - met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 30 april 2022.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. A. Muller en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 25 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, proces-verbaalnummer PL2300-2022090730, gesloten d.d. 20 september 2022, doorgenummerd van pag. 1 tot en met pag. 50.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2022, pag. 25.
3.Het proces-verbaal bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 22 juni 2022, pag. 5.
4.Het proces-verbaal verhoor slachtoffer [slachtoffer] d.d. 5 september 2022, pag. 17 t/m pag. 19 en pag. 22 t/m pag. 24
5.Het proces-verbaal aangifte [aangever] d.d. 21 juli 2022, pag. 7, 8 en pag. 9.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 september 2022, pag. 34 t/m pag. 36.
7.Screenshot snapchat, pag. 43.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 22 februari 2023 en het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 11 oktober 2023.