In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een proeftijd van twee jaren voor het medeplegen van witwassen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit en subsidiair een straftoemetingsverweer heeft gevoerd.
Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op of omstreeks 30 oktober 2020 in Nederland een geldbedrag van € 10.000,- heeft overgedragen, terwijl zij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ernst van het bewezen feit in aanmerking genomen en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, alsmede een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als zorgdrager voor haar gezin.
De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie, en het hof heeft de strafoplegging zodanig vormgegeven dat deze zowel recht doet aan de ernst van het feit als aan de preventie van nieuwe strafbare feiten.