ECLI:NL:GHSHE:2023:3544

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
20-000658-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor witwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een proeftijd van twee jaren voor het medeplegen van witwassen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit en subsidiair een straftoemetingsverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op of omstreeks 30 oktober 2020 in Nederland een geldbedrag van € 10.000,- heeft overgedragen, terwijl zij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ernst van het bewezen feit in aanmerking genomen en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken opgelegd, alsmede een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als zorgdrager voor haar gezin.

De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie, en het hof heeft de strafoplegging zodanig vormgegeven dat deze zowel recht doet aan de ernst van het feit als aan de preventie van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000658-22
Uitspraak : 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 14 maart 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-313286-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van witwassen’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door de raadsvrouw van de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat zij:
op of omstreeks 30 oktober 2020 in de gemeente Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-
van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van
€ 10.350,-, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp was/waren, en/of wie dat voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, en/of
-
een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van
€ 10.350,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van voormeld voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij:
op of omstreeks 30 oktober 2020 in Nederland een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld tot een (totaal)bedrag van € 10.000,-, heeft overgedragen, terwijl zij, verdachte, wist dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, zal het hof de bewijsoverwegingen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opnemen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door een geldbedrag van € 10.000,- over te dragen aan haar zoon [medeverdachte 1] en diens vriend [medeverdachte 2] , terwijl zij wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten houden voor fraudedelicten met een benadelingsbedrag tot € 10.000,- in een gevangenisstraf voor de duur van één week tot twee maanden, dan wel een taakstraf. Gelet op de omstandigheden waaronder het geldbedrag bij medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is aangetroffen, is sprake van een frauduleuze context, zodat dit oriëntatiepunt ook bij het bewezenverklaarde als startpunt voor de straftoemeting wordt gebezigd.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijke strafbaar feit als het onderhavige is veroordeeld. Uit voornoemd uittreksel volgt dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Door de raadsvrouw van de verdachte is in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte werk heeft en thans alleen de zorg draagt voor haar gezin, omdat haar partner gedetineerd is.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van honderd uren subsidiair vijftig dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof gaat aldus boven de eis van de advocaat-generaal uit, welke eis naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de ernst en aard van het feit en de omstandigheden van dit geval, waarbij verdachte er niet voor heeft geschroomd om haar minderjarige zoon voor haar eigen doeleinden in te zetten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. Burgmeijer en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 9 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Kaathoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.