ECLI:NL:GHSHE:2023:3539

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
200.331.159_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag over minderjarigen in het kader van jeugdzorg en pleegzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, die op 22 mei 2023 het gezag van de moeder had beëindigd en de Gecertificeerde Instelling (GI) tot voogd had benoemd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen.

De moeder heeft aangevoerd dat zij bereid is om de kinderen in het pleeggezin te laten opgroeien en dat de gezagsbeëindiging niet nodig is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de kinderen, die al geruime tijd in een pleeggezin verblijven, behoefte hebben aan duidelijkheid en stabiliteit. De moeder heeft in het verleden herhaaldelijk de beslissingen van de GI betwist en heeft de kinderen onterecht betrokken bij haar meningsverschillen met de GI. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De kinderen hebben recht op een opvoedingsklimaat waarin zij de nodige structuur, duidelijkheid en veiligheid ervaren. De moeder heeft niet aangetoond dat zij in staat is om dit te bieden, en de GI blijft noodzakelijk voor de begeleiding van de kinderen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en de rechten van de kinderen zijn gewaarborgd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 26 oktober 2023
Zaaknummer : 200.331.159/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/390325 / FA RK 23-714
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.L. Witteveen,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio], locatie [locatie],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
-
[de pleegouders],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders,
-
Stichting [de Gecertificeerde Instelling],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], locatie [locatie],
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
IN HET KORT
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank haar ouderlijk gezag over de 7-jarige [minderjarige 1] en de 6-jarige [minderjarige 2] heeft beëindigd.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 augustus 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad strekkende tot beëindiging van haar gezag over de kinderen met benoeming van de GI tot voogdes, af te wijzen dan wel aan te houden.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 4 september 2023, heeft de raad verzocht het verzoek van moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad];
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1 van de GI] en [vertegenwoordiger 2 van de GI].
De vader en de pleegouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het verzoekschrift eerste aanleg, overgelegd door de advocaat van de moeder bij V-formulier van 24 augustus 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Ze hebben samen de volgende kinderen:
  • [minderjarige 1] (hierna te noemen:
  • [minderjarige 2] (hierna te noemen:
De ouders oefenden gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
De moeder heeft nu een relatie met [partner van moeder] van wie zij zwanger is; in december 2023/januari 2024 is zij uitgerekend.
3.2.
De kinderen hebben sinds 25 september 2019 onafgebroken onder toezicht van de GI gestaan. Zij zijn op grond van een daartoe strekkende (spoed)machtiging sinds 24 oktober 2020 uit huis geplaatst in aanvankelijk een verblijf pleegouder 24-uurs/pleeggezin. Sinds 27 november 2020 verblijven zij in het huidige netwerkpleeggezin dat bestaat uit de oom en tante van de moeder.
De moeder heeft iedere vrijdagmiddag vier uur contact met de kinderen.
Bij de rechtbank
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het gezag van de moeder (en van de vader) beëindigd en de GI benoemd tot voogd over de kinderen.
Voor de volledigheid merkt het hof op dat de vader erin berust dat zijn gezag is beëindigd.
Bij het hof
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert ze – samengevat – het volgende aan.
Er wordt niet (meer) aan de voorwaarden voor een gezagsbeëindiging voldaan. De gezagsbeëindigende maatregel is niet noodzakelijk om de gewenste duidelijkheid over het opgroeiperspectief te geven en ook niet om de plaatsing bij de pleegouders te continueren. De moeder erkent dat haar berusting pril was ten tijde van de zitting bij de rechtbank op 9 mei 2023. Zij heeft de rechtbank verzocht om een aanhouding van de beslissing, zodat zij de gelegenheid zou krijgen om duurzamer in de plaatsing van de kinderen bij de pleegouders te berusten en dit met passende hulpverlening actief jegens de kinderen uit te dragen. De moeder heeft met [jeugdhulp] een levensverhaal gemaakt voor de kinderen. Als de moeder dit levensverhaal aan de kinderen vertelt, geeft dit aan de kinderen een effectievere duidelijkheid over hun opgroeiperspectief dan een gezagsbeëindiging. Omdat de raad in zijn rapport schreef dat er duidelijkheid moest komen voor de kinderen, probeerde de moeder hier haar steentje aan bij te dragen. Zij heeft daarom, op eigen initiatief, aan de kinderen verteld dat zij zullen opgroeien bij de pleegouders en dat de moeder in verwachting is van een nieuwe baby. In een later gesprek heeft zij de kinderen ook zelf verteld dat zij een broertje zullen krijgen dat wel bij de moeder zal opgroeien. De moeder heeft, zo verklaart zij, deze gesprekken op een speelse manier ingestoken. De kinderen reageerden hier erg goed op. Ze vinden het ‘heel oké’ om in het pleeggezin te blijven wonen en zij hebben er ‘vrede mee’ dat hun nieuwe broertje wel bij de moeder blijft wonen. De moeder heeft de GI niet geïnformeerd dat zij met de kinderen deze gesprekken heeft gehad, maar zij heeft het wel zelf aan de pleegouders verteld naderhand.
De moeder kan meebeslissen over relevante aangelegenheden van de kinderen, aangezien zij goed contact heeft met de pleegmoeder. De moeder zit altijd op één lijn met de pleegouders. Er zullen geen conflicten ontstaan. De moeder is bovendien voor de pleegouders beter bereikbaar dan de GI.
De moeder zou nooit haar toestemming weigeren of bepaalde beslissingen vertragen die ten behoeve van de kinderen moeten worden genomen. De moeder is ook nauw betrokken bij de traumabehandeling van de kinderen bij [kinder- en jeugdpsychiatrie]. Ondanks haar rol van ouder op afstand levert de moeder een actieve bedrage aan de hulpverlening en de begeleiding die de kinderen nodig hebben om de zorgen weg te nemen en te zorgen voor verdere stabiliteit voor de kinderen binnen het pleeggezin. De moeder streeft geen jaarlijkse verlening van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing na, want zij wil verder in het vrijwillig kader. De moeder wil met de pleegouders samen beslissingen nemen over de kinderen. Zij zou de pleegouders hierin alle vrijheid geven. Het is niet in het belang van de kinderen als de GI de voogdij over hen heeft. De moeder botst continu met de GI over alles.
De moeder is het bijvoorbeeld niet eens met de omgangsregeling die de GI heeft vastgesteld. Binnenkort vindt hierover een zitting bij de rechtbank plaats.
De pleegouders zijn niet naar de mondelinge behandeling bij het hof gekomen, omdat zij het geen meerwaarde vinden hebben. Ze zijn er voor de kinderen en ze willen niet tussen de moeder en de GI komen.
Tot slot heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het beëindigen van het gezag van de moeder geen strijd oplevert met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit dan wel onvoldoende gemotiveerd dat het beëindigen van het gezag van de moeder niet in strijd is met artikel 8 EVRM.
3.5.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat – het volgende aan.
De raad heeft er nog altijd onvoldoende vertrouwen in dat, mede gezien de opstelling van de moeder, er bij haar sprake is van een intrinsieke motivatie om de uithuisplaatsing van de kinderen te accepteren. De kinderen verblijven ruim 2 jaar in het pleeggezin. Ze hebben bovengemiddeld belang bij duidelijkheid, ook over hun opgroeiperspectief, gezien hun kindeigen problematiek. Het onvoldoende accepteren van de moeder van het opgroeiperspectief, maakt dat de kinderen nog altijd in hun ontwikkeling worden
bedreigd. De aanvaarbare termijn is verstreken. De kinderen kunnen niet meer wachten. Ze hebben nu recht op duidelijkheid. Het belang van de kinderen bij rust en duidelijkheid, nu de aanvaardbare termijn is verstreken, dient te allen tijde voorop te staan.
Het is fijn voor de pleegouders dat de GI er tussen zit. Als de moeder haar gezag zou behouden, zou de volledige beslissingsbevoegdheid bij haar liggen. Aangezien er niet meer wordt toegewerkt naar herstel van de opvoedsituatie bij de moeder, ontstaat er dan een grote kans op conflicten. Dit komt omdat de moeder méér wil dan voor deze kinderen goed is. Nu voert zij strijd over de omgangsregeling omdat ze de kinderen vaker bij zich wil hebben.
3.6.
De GI heeft op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende verweer gevoerd.
De kinderen maken in de basis een goede ontwikkeling door. [minderjarige 1] volgt traumatherapie bij [kinder- en jeugdpsychiatrie]. Voor [minderjarige 2] wordt diagnostiek ingezet om te onderzoeken of er sprake is van ADHD en/of een trauma en/of hechtingsproblemen. Dat wordt nog opgestart. Het is voor de kinderen een ontzettend lange tijd onrustig en onduidelijk geweest. Dat heeft tot aan het moment van de beschikking van de rechtbank geduurd. De moeder bleef de kinderen lang voorhouden dat zij naar huis kunnen komen. In het verleden heeft de hulpverlening wel ingestoken op dit doel, maar altijd bleven dezelfde aandachtspunten centraal staan. De moeder komt functioneel tot samenwerken en handelen, maar noodzakelijke dingen worden niet eigen gemaakt en haar eigen aandeel ziet ze niet in. De moeder moet op alle vlakken worden aangestuurd. Deze kinderen hebben in hoge mate baat bij duidelijkheid en structuur.
De moeder verweert zich tegen alle stappen die de GI zet. Zij stelt bijvoorbeeld voortdurend de omgangsregeling ter discussie. De regeling die de moeder voor ogen heeft, is niet passend bij een rol van een ouder op afstand. De moeder is nog niet zover dat ze daadwerkelijk haar rol van ‘ouder op afstand’ kan accepteren.
De moeder heeft tegen de kinderen gezegd dat ze bij de pleegouders mogen opgroeien. Zij had voorafgaand niemand hierover geïnformeerd. De kinderen hebben alleen de boodschap vanuit hun moeder gehad. De moeder kijkt alleen naar haar eigen belang hierbij. Het ontbreekt haar aan inzicht. Zij zet het belang van de kinderen totaal niet centraal.
Vanwege de moeizame relatie tussen de moeder en de GI, heeft de GI meerdere gesprekken gevoerd met de moeder, ook met de gebiedsmanager erbij. De GI heeft daarom onlangs een tweede gezinsvoogdijwerker ([tweede gezinsvoogdijwerker]) aan de moeder en de kinderen gekoppeld. Zij gaat de kinderen binnenkort ontmoeten.
Het klopt dat de pleegouders zich afzijdig houden en niet betrokken willen worden in het conflict tussen de moeder en de GI.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Het hof stelt voorop zich op grond van de thans beschikbare informatie – uit de stukken en het verhandelde ter zitting – voldoende voorgelicht te achten om een verantwoorde beslissing kunnen nemen. Het verzoek van de moeder om een aanhouding wordt afgewezen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.7.3.
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank en de motivering daarvan Op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen waardering en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden beëindigd. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
3.7.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn twee kwetsbare kinderen die te kampen hebben met ontwikkelingsachterstanden die zij hebben opgelopen in hun eerste levensjaren toen zij nog thuis bij de moeder woonden. Toen de kinderen vier jaar geleden bij de pleegouders werden geplaatst, lieten zij zelfbepalend gedrag zien waarin zij de grenzen bleven opzoeken. Als de pleegouders bijvoorbeeld met de kinderen ergens op bezoek gingen, trokken de kinderen zomaar kasten open en pakten snoep zonder het te vragen. Ook zagen zij geen angst of gevaar.
[minderjarige 2], toen drie jaar oud, kon niet praten en maakte alleen maar geluiden en klanken. Later is hij gediagnosticeerd met TOS (taalontwikkelingsstoornis). [minderjarige 1] heeft ADHD en vertoonde kenmerken van een onveilige hechting. Ook was hij agressief in zijn spel, kon zijn emoties niet reguleren en had moeilijkheden op school. In het pleeggezin zijn de kinderen inmiddels tot rust gekomen en hebben zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt waarin zij toekomen aan hun ontwikkelingstaken. Het gaat goed op school en de kinderen hebben vriendjes en hobby’s. Beide kinderen zijn nu onder behandeling bij [kinder- en jeugdpsychiatrie]. De traumatherapie (EMDR) voor [minderjarige 1] is in september 2023 begonnen. Voor [minderjarige 2] zal de hulp ook binnenkort starten.
3.7.5.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben, meer dan gemiddelde kinderen, gelet op hun kindeigen problematiek, behoefte aan een opvoedingsklimaat waarin sprake is van een vaste structuur, duidelijkheid, rust, veiligheid en ondersteuning. De moeder is niet in staat gebleken de kinderen het opvoedklimaat te bieden dat zij nodig hebben, ook niet na jarenlang hulpverlening (waaronder van [de begeleiding], WMO en [specialistische ondersteuning]). Het opvoedperspectief van de kinderen ligt al geruime tijd in het pleeggezin. Het staat voor het hof vast dat de moeder niet in staat is geweest om binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Gezien het betoog van de moeder, lijkt zij zich dit nu ook te realiseren.
3.7.6.
De moeder stelt zich evenwel op het standpunt – zowel in de processtukken als ter mondelinge behandeling – dat het niet nodig is om haar gezag over de kinderen te beëindigen, omdat zij duurzaam bereid is om hen in het pleeggezin te laten opgroeien. Het hof is er onvoldoende van overtuigd dat de moeder nu, maar ook in de toekomst, daadwerkelijk en blijvend ondersteunt dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt, nu zij zich altijd fel heeft verzet tegen de uithuisplaatsing en haar (beweerdelijke) berusting nog vrij pril is.
Uit het procesdossier is een patroon zichtbaar waarin de moeder het structureel niet eens is met de beslissingen die de GI neemt ten behoeve van de kinderen en waarin zij altijd verder wil gaan, of méér wil dan de kinderen aankunnen. Ook betrekt zij de kinderen regelmatig bij deze meningsverschillen. De moeder heeft de kinderen bijvoorbeeld verteld dat ze meer contact wil met hen en dat ze ermee bezig is dat de kinderen vaker bij haar kunnen logeren. De rechtszaak die de moeder hierover is gestart, moet echter nog plaatsvinden. De moeder lijkt zich in haar gedrag richting de kinderen niet te realiseren of dit wel passend is bij de behoeftes van de kinderen. Het hof ziet dit ook terug in de gesprekken die de moeder met de kinderen heeft gehad waarin zij hen, zonder overleg met laat staan onder begeleiding door de GI, op eigen houtje heeft verteld dat de kinderen bij de pleegouders blijven wonen én dat de moeder in verwachting is van een nieuw kindje dat wel bij de moeder blijft wonen. De moeder doet dit mogelijk met de beste intenties (zij wil haar steentje bijdragen aan het creëren van duidelijkheid voor de kinderen), maar het inzicht hoe dit voor de kinderen op een zo goed mogelijke manier moet worden verteld, ontbreekt bij haar volledig. Ook nadat de moeder hiermee op de mondelinge behandeling werd geconfronteerd, is de moeder van mening dat zij dit goed heeft aangepakt, want de kinderen zijn er ‘heel oké’ mee en ‘hebben er vrede mee’. Dat is lichtvaardig gedacht en getuigt niet van enig inzicht dat dit voor de kinderen een grote en complexe boodschap is. Ook heeft de moeder de kinderen in januari 2023 (zonder overleg met de GI of pleegouders) geïnformeerd dat er een raadsmedewerker met de kinderen zou komen praten over de plek waar zij gaan opgroeien. Als de kinderen zouden vertellen dat zij bij de moeder willen opgroeien, beloofde de moeder, zo blijkt uit het raadsrapport, de kinderen een televisie op de kamer. Hiermee creëert de moeder onrust, onzekerheid en onduidelijkheid bij de kinderen en dat doet zij keer op keer.
3.7.7.
Indien de moeder in haar gezag zou worden hersteld, zou zij de enige persoon zijn met beslissingsbevoegdheid over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Dat acht het hof niet in hun belang, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. De moeder heeft weliswaar verklaard dat zij met de pleegouders altijd op één lijn ligt als het om de verzorging en opvoeding van de kinderen gaat, maar de pleegouders hebben dit niet bevestigd. Zij kiezen ervoor, ook in de procedure van de rechtbank, om afzijdig te blijven.
3.7.8.
De kinderen vroegen, tot aan het moment waarop de rechtbank de bestreden beschikking gaf, vaak om duidelijkheid over de plek waar zij blijven wonen. Zij hebben hier behoefte aan. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat aan hen nu volstrekte duidelijkheid over hun opvoedingsperspectief wordt geboden. Alleen een gezagsbeëindiging biedt hen dit. Wanneer niet wordt gekozen voor een gezagsbeëindiging maar wordt volstaan met een uithuisplaatsing in het vrijwillig kader, zoals de moeder wenst, zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar verwachting nooit de definitieve duidelijkheid krijgen dat zij in het pleeggezin kunnen opgroeien. Uit de verklaring van de GI leidt het hof af dat de gezagsbeëindigende maatregel de kinderen goed heeft gedaan: vanaf dat moment is er rust gekomen.
3.7.9.
Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen. Al hetgeen de moeder heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De door de moeder aangehaalde bepalingen van het EVRM verzetten zich niet tegen deze beslissing, omdat in dit geval er een urgentie is om de kinderen te beschermen tegen verdere bedreigingen van hun ontwikkeling welke urgentie een inbreuk rechtvaardigt op het recht bij de (ouder) op te groeien.
3.7.10.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.D.M. Lamers en A.M. van Riemsdijk is op 26 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.