3.6.De GI heeft op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende verweer gevoerd.
De kinderen maken in de basis een goede ontwikkeling door. [minderjarige 1] volgt traumatherapie bij [kinder- en jeugdpsychiatrie]. Voor [minderjarige 2] wordt diagnostiek ingezet om te onderzoeken of er sprake is van ADHD en/of een trauma en/of hechtingsproblemen. Dat wordt nog opgestart. Het is voor de kinderen een ontzettend lange tijd onrustig en onduidelijk geweest. Dat heeft tot aan het moment van de beschikking van de rechtbank geduurd. De moeder bleef de kinderen lang voorhouden dat zij naar huis kunnen komen. In het verleden heeft de hulpverlening wel ingestoken op dit doel, maar altijd bleven dezelfde aandachtspunten centraal staan. De moeder komt functioneel tot samenwerken en handelen, maar noodzakelijke dingen worden niet eigen gemaakt en haar eigen aandeel ziet ze niet in. De moeder moet op alle vlakken worden aangestuurd. Deze kinderen hebben in hoge mate baat bij duidelijkheid en structuur.
De moeder verweert zich tegen alle stappen die de GI zet. Zij stelt bijvoorbeeld voortdurend de omgangsregeling ter discussie. De regeling die de moeder voor ogen heeft, is niet passend bij een rol van een ouder op afstand. De moeder is nog niet zover dat ze daadwerkelijk haar rol van ‘ouder op afstand’ kan accepteren.
De moeder heeft tegen de kinderen gezegd dat ze bij de pleegouders mogen opgroeien. Zij had voorafgaand niemand hierover geïnformeerd. De kinderen hebben alleen de boodschap vanuit hun moeder gehad. De moeder kijkt alleen naar haar eigen belang hierbij. Het ontbreekt haar aan inzicht. Zij zet het belang van de kinderen totaal niet centraal.
Vanwege de moeizame relatie tussen de moeder en de GI, heeft de GI meerdere gesprekken gevoerd met de moeder, ook met de gebiedsmanager erbij. De GI heeft daarom onlangs een tweede gezinsvoogdijwerker ([tweede gezinsvoogdijwerker]) aan de moeder en de kinderen gekoppeld. Zij gaat de kinderen binnenkort ontmoeten.
Het klopt dat de pleegouders zich afzijdig houden en niet betrokken willen worden in het conflict tussen de moeder en de GI.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.Het hof stelt voorop zich op grond van de thans beschikbare informatie – uit de stukken en het verhandelde ter zitting – voldoende voorgelicht te achten om een verantwoorde beslissing kunnen nemen. Het verzoek van de moeder om een aanhouding wordt afgewezen.
3.7.2.Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.7.3.Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank en de motivering daarvan Op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof na eigen waardering en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden beëindigd. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
3.7.4.[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn twee kwetsbare kinderen die te kampen hebben met ontwikkelingsachterstanden die zij hebben opgelopen in hun eerste levensjaren toen zij nog thuis bij de moeder woonden. Toen de kinderen vier jaar geleden bij de pleegouders werden geplaatst, lieten zij zelfbepalend gedrag zien waarin zij de grenzen bleven opzoeken. Als de pleegouders bijvoorbeeld met de kinderen ergens op bezoek gingen, trokken de kinderen zomaar kasten open en pakten snoep zonder het te vragen. Ook zagen zij geen angst of gevaar.
[minderjarige 2], toen drie jaar oud, kon niet praten en maakte alleen maar geluiden en klanken. Later is hij gediagnosticeerd met TOS (taalontwikkelingsstoornis). [minderjarige 1] heeft ADHD en vertoonde kenmerken van een onveilige hechting. Ook was hij agressief in zijn spel, kon zijn emoties niet reguleren en had moeilijkheden op school. In het pleeggezin zijn de kinderen inmiddels tot rust gekomen en hebben zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt waarin zij toekomen aan hun ontwikkelingstaken. Het gaat goed op school en de kinderen hebben vriendjes en hobby’s. Beide kinderen zijn nu onder behandeling bij [kinder- en jeugdpsychiatrie]. De traumatherapie (EMDR) voor [minderjarige 1] is in september 2023 begonnen. Voor [minderjarige 2] zal de hulp ook binnenkort starten.
3.7.5.[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben, meer dan gemiddelde kinderen, gelet op hun kindeigen problematiek, behoefte aan een opvoedingsklimaat waarin sprake is van een vaste structuur, duidelijkheid, rust, veiligheid en ondersteuning. De moeder is niet in staat gebleken de kinderen het opvoedklimaat te bieden dat zij nodig hebben, ook niet na jarenlang hulpverlening (waaronder van [de begeleiding], WMO en [specialistische ondersteuning]). Het opvoedperspectief van de kinderen ligt al geruime tijd in het pleeggezin. Het staat voor het hof vast dat de moeder niet in staat is geweest om binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Gezien het betoog van de moeder, lijkt zij zich dit nu ook te realiseren.
3.7.6.De moeder stelt zich evenwel op het standpunt – zowel in de processtukken als ter mondelinge behandeling – dat het niet nodig is om haar gezag over de kinderen te beëindigen, omdat zij duurzaam bereid is om hen in het pleeggezin te laten opgroeien. Het hof is er onvoldoende van overtuigd dat de moeder nu, maar ook in de toekomst, daadwerkelijk en blijvend ondersteunt dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt, nu zij zich altijd fel heeft verzet tegen de uithuisplaatsing en haar (beweerdelijke) berusting nog vrij pril is.
Uit het procesdossier is een patroon zichtbaar waarin de moeder het structureel niet eens is met de beslissingen die de GI neemt ten behoeve van de kinderen en waarin zij altijd verder wil gaan, of méér wil dan de kinderen aankunnen. Ook betrekt zij de kinderen regelmatig bij deze meningsverschillen. De moeder heeft de kinderen bijvoorbeeld verteld dat ze meer contact wil met hen en dat ze ermee bezig is dat de kinderen vaker bij haar kunnen logeren. De rechtszaak die de moeder hierover is gestart, moet echter nog plaatsvinden. De moeder lijkt zich in haar gedrag richting de kinderen niet te realiseren of dit wel passend is bij de behoeftes van de kinderen. Het hof ziet dit ook terug in de gesprekken die de moeder met de kinderen heeft gehad waarin zij hen, zonder overleg met laat staan onder begeleiding door de GI, op eigen houtje heeft verteld dat de kinderen bij de pleegouders blijven wonen én dat de moeder in verwachting is van een nieuw kindje dat wel bij de moeder blijft wonen. De moeder doet dit mogelijk met de beste intenties (zij wil haar steentje bijdragen aan het creëren van duidelijkheid voor de kinderen), maar het inzicht hoe dit voor de kinderen op een zo goed mogelijke manier moet worden verteld, ontbreekt bij haar volledig. Ook nadat de moeder hiermee op de mondelinge behandeling werd geconfronteerd, is de moeder van mening dat zij dit goed heeft aangepakt, want de kinderen zijn er ‘heel oké’ mee en ‘hebben er vrede mee’. Dat is lichtvaardig gedacht en getuigt niet van enig inzicht dat dit voor de kinderen een grote en complexe boodschap is. Ook heeft de moeder de kinderen in januari 2023 (zonder overleg met de GI of pleegouders) geïnformeerd dat er een raadsmedewerker met de kinderen zou komen praten over de plek waar zij gaan opgroeien. Als de kinderen zouden vertellen dat zij bij de moeder willen opgroeien, beloofde de moeder, zo blijkt uit het raadsrapport, de kinderen een televisie op de kamer. Hiermee creëert de moeder onrust, onzekerheid en onduidelijkheid bij de kinderen en dat doet zij keer op keer.
3.7.7.Indien de moeder in haar gezag zou worden hersteld, zou zij de enige persoon zijn met beslissingsbevoegdheid over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Dat acht het hof niet in hun belang, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. De moeder heeft weliswaar verklaard dat zij met de pleegouders altijd op één lijn ligt als het om de verzorging en opvoeding van de kinderen gaat, maar de pleegouders hebben dit niet bevestigd. Zij kiezen ervoor, ook in de procedure van de rechtbank, om afzijdig te blijven.
3.7.8.De kinderen vroegen, tot aan het moment waarop de rechtbank de bestreden beschikking gaf, vaak om duidelijkheid over de plek waar zij blijven wonen. Zij hebben hier behoefte aan. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat aan hen nu volstrekte duidelijkheid over hun opvoedingsperspectief wordt geboden. Alleen een gezagsbeëindiging biedt hen dit. Wanneer niet wordt gekozen voor een gezagsbeëindiging maar wordt volstaan met een uithuisplaatsing in het vrijwillig kader, zoals de moeder wenst, zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar verwachting nooit de definitieve duidelijkheid krijgen dat zij in het pleeggezin kunnen opgroeien. Uit de verklaring van de GI leidt het hof af dat de gezagsbeëindigende maatregel de kinderen goed heeft gedaan: vanaf dat moment is er rust gekomen.
3.7.9.Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen. Al hetgeen de moeder heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De door de moeder aangehaalde bepalingen van het EVRM verzetten zich niet tegen deze beslissing, omdat in dit geval er een urgentie is om de kinderen te beschermen tegen verdere bedreigingen van hun ontwikkeling welke urgentie een inbreuk rechtvaardigt op het recht bij de (ouder) op te groeien.
3.7.10.Beslist wordt als volgt.