In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Limburg, die op 24 mei 2023 de ondertoezichtstelling van de minderjarige had verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing had goedgekeurd. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing schadelijk was voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat zij in staat was om voor haar te zorgen. De Gecertificeerde Instelling (GI) daarentegen stelde dat de minderjarige in de thuissituatie bij de moeder ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor haar welzijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2023 zijn zowel de moeder als de GI gehoord, evenals de vader van de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft zich niet laten zien tijdens de zitting. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige en dat de moeder momenteel niet in staat is om de benodigde zorg en opvoeding te bieden. De beslissing van de rechtbank om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is dan ook bekrachtigd.
Het hof benadrukt dat de situatie van de minderjarige en de moeder complex is en dat er dringend hulpverlening nodig is. De moeder heeft aangegeven dat zij zelf ook hulp nodig heeft, maar dat deze hulp nog niet is opgestart vanwege lange wachtlijsten. Het hof concludeert dat, gezien de omstandigheden, een thuisplaatsing op dit moment niet aan de orde is en dat de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige noodzakelijk blijft.