ECLI:NL:GHSHE:2023:3506

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
20-002327-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bezit en verspreiding van kinderporno en dierenporno

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uren wegens het bezit en de verspreiding van kinderporno en dierenporno. De officier van justitie ging in hoger beroep en vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de verdachte gepleit voor bevestiging van het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het verlies van zijn baan als basisschoolleraar.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 juli 2019 tot en met 24 mei 2021 in bezit was van en kinderpornografisch materiaal heeft verspreid, waarbij slachtoffers onder de 18 jaar betrokken waren. Daarnaast was er ook dierenpornografisch materiaal aangetroffen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers benadrukt en de verdachte verantwoordelijk gehouden voor zijn daden.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de opgelegde straffen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ook is de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Samsung Galaxy S9 gelast. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt heeft genomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002327-22
Uitspraak : 23 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats te Breda, van 30 september 2022, in de strafzaak met parketnummer
02-289951-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake:
1. een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
2. een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn
betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 uur hechtenis. Tevens is de verbeurdverklaring gelast van het inbeslaggenomen voorwerp (Samsung Galaxy S9).
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen behoudens de opgelegde straffen en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Namens de verdachte is bevestiging van het vonnis bepleit, dan wel is bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel van korte duur is, met daarnaast een groot voorwaardelijk deel, een proeftijd van twee jaren en zulks in combinatie met een forse taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, onder verbeterde lezing van de bewezenverklaring (in dier voege dat bij feit 1, vijfde gedachtestreepje, het woordje “niet” wordt gelezen tussen “nog” en “heeft”) en behalve voor wat betreft de opgelegde straffen en de strafmotivering.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft op grond van de bijzondere omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte het taakstrafverbod ex artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht terzijde geschoven en heeft de verdachte veroordeeld tot de maximale taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft zich in hoger beroep, op gronden als in het schriftelijk requisitoir verwoord, op het standpunt gesteld dat voor de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, onder meer gelet op de oriëntatiepunten van de zittende magistratuur die zien op ‘artikel 240b Sr kinderporno’. In de door de rechtbank genoemde omstandigheden die tot een andere strafoplegging hebben geleid, ziet de advocaat-generaal geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de rechtbank op goede gronden rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze maken dat geen gevolg moet worden gegeven aan het taakstrafverbod. Als gevolg van de bewezenverklaarde feiten is de verdachte zijn werk als basisschoolleraar waar hij 42 jaar zijn ziel en zaligheid aan heeft gegeven, kwijtgeraakt. Sinds de huiszoeking op 24 mei 2021 is er 2,5 jaar verstreken, een periode waarin deze zaak boven het hoofd van de verdachte heeft gehangen en waarin de verdachte tot het besef is gekomen wat zijn gedrag betekend heeft. Hij bagatelliseert zijn gedragingen dan ook niet langer en de reclassering heeft in de rapportage van 8 september 2022 het recidiverisico als laag ingeschat. Ten slotte is er sprake van een blanco strafblad en heeft de verdachte zijn volledige medewerking gegeven aan het politieonderzoek. Verzocht wordt het vonnis van de rechtbank integraal te bevestigen, dan wel te volstaan met een dag gevangenisstraf tot hooguit een week gevangenisstraf met daarnaast een groot voorwaardelijk deel, een proeftijd van twee jaren en een forse taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij in de periode van 21 juli 2019 tot en met 24 mei 2021 afbeeldingen, te weten foto’s en video’s en/of films, in bezit heeft gehad en heeft verspreid, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon betrokken was die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt en dat hij op 24 mei 2021 afbeeldingen en videofragmenten, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen en videofragmenten ontuchtige handelingen zichtbaar waren, waarbij telkens een mens en een dier zijn betrokken.
Bij de doorzoeking van zijn woning op 24 mei 2021 bleek dat de verdachte op zijn computer en op zijn mobiele telefoon kinderpornografisch materiaal in zijn bezit had. Bij het forensisch onderzoek van de in beslag genomen gegevensdragers werd een selectie van ongeveer 52% van het totaal aantal afbeeldingen beoordeeld op strafbaarheid. In totaal kwamen 1.869 afbeeldingen voor die volgens de daarvoor opgestelde criteria van kinderpornografische aard waren. De totale hoeveelheid kinderpornografisch materiaal op de gegevensdragers van de verdachte kan echter nog groter zijn, omdat slechts 52% is beoordeeld. De overige afbeeldingen zijn door een kinderpornorechercheur globaal nagekeken en daarbij is geconstateerd dat zich daartussen soortgelijke kinderpornografische afbeeldingen bevonden. Van de 626 accessible - dit wil zeggen voor de verdachte normaal en zonder speciale software te benaderen en zichtbaar en aldus toegankelijke - kinderpornografische foto’s en films/video’s, bleek het in ongeveer de helft daarvan te gaan om orale en anale penetratie met de penis waarbij jongens tussen de 12 en 16 jaar betrokken waren.
Uit onderzoek bleek voorts dat de verdachte - al dan niet via een chatgroep – online en/of per telefoonbericht diverse keren kinderpornografisch materiaal heeft gestuurd naar verschillende gesprekspartners, hetgeen de verdachte ook heeft erkend. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden van kinderporno.
Het bezitten en verspreiden van kinderporno acht het hof buitengewoon laakbaar, vooral omdat bij de vervaardiging ervan (soms zeer jonge) kinderen worden misbruikt, die door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Vaak zijn de kinderen die door volwassenen bij en tot het vervaardigen van kinderporno worden geëxploiteerd vanwege hun persoonlijke of leefomstandigheden reeds uiterst kwetsbaar. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers van dergelijk misbruik als gevolg daarvan veelal langdurige psychische schade kunnen ondervinden.
Daarnaast is bij de verdachte nog een geringe hoeveelheid dierenpornografisch materiaal aangetroffen. Voor de vervaardiging van dit materiaal zijn dieren misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen. Ook het bezit van dit materiaal acht het hof laakbaar.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ter zake van het in bezit hebben/verwerven van kinderporno respectievelijk het zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot kinderporno een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een gedeelte voorwaardelijk met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Hierbij gaat het om een persoon die niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten. Voor het aanbieden en/of verspreiden van kinderporno geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en, indien daarvan een gewoonte wordt gemaakt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. Voor het bezit van dierenporno is voorts geen oriëntatiepunt voorhanden.
Daarbij is vermeld dat als strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren onder meer mee kunnen wegen het aantal afbeeldingen, de periode waarin de verzameling van afbeeldingen is opgebouwd, de leeftijd van de slachtoffers, de aard van de seksuele gedragingen, recidive, het herhalingsgevaar en de bereidheid bij de verdachte tot gedragsverandering, erkenning en inzicht in de problematiek van het gedrag.
Voor het in bezit hebben van het kinderpornografisch materiaal heeft de verdachte als verklaring opgegeven dat zijn seksuele voorkeur uitging/uitgaat naar behaarde mannen en dat hij op het internet contact met dergelijke mannen zocht. In het kader van rollenspelen en vanuit de neiging om deze mannen te pleasen, zou hij kinderpornografische afbeeldingen hebben gedeeld. Hij wilde hiermee interessant zijn voor de mannen die hij aantrekkelijk vond. Het ging hem niet om kinderporno en hij had daar geen andere bedoeling mee dan het pleasen van zijn gesprekspartners door hen deze kinderporno toe te sturen. Het materiaal bevattende dierenporno zou bijvangst zijn en deze heeft de verdachte direct weggegooid omdat hij daar naar eigen zeggen niets mee had.
Wat hier ook van zij, uit de diverse chatberichten blijkt naar het oordeel van het hof dat de gesprekspartners van de verdachte mannen betroffen die bovengemiddelde interesse hadden in jonge jongens en dat de verdachte daar ook van op de hoogte was. Immers, in de gesprekken werd tussen de verdachte en de betreffende gesprekspartner over en weer gesproken over seksuele fantasieën met betrekking tot jonge jongens. Vervolgens heeft hij kinderpornografisch materiaal dat hij in bezit had, naar die mannen toegestuurd. In enkele chatgesprekken heeft de verdachte zelfs laten doorschemeren dat hij wist waar hij mee bezig was. Zo liet hij een gesprekspartner weten dat hij geen “pics” had omdat dat te link was in combinatie met zijn beroep en dat hij de “messages” ook steeds delete.
Gezien deze berichten acht het hof de verklaring van de verdachte over zijn intenties zoals hij die in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren heeft gebracht, niet geloofwaardig.
Door zijn gedrag moet de verdachte naar het oordeel van het hof er mede voor verantwoordelijk worden gehouden dat hij door zijn handelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar en bijgevolg ook de productie van kinder- en dierenporno. Naar het oordeel van het hof is het voor een effectieve bestrijding van kinder- en dierenporno noodzakelijk om niet alleen degenen die kinder- en dierenporno vervaardigen aan te pakken maar ook degenen die kinder- en dierenporno verzamelen en verspreiden.
De verdachte had als leerkracht ook doordrongen moeten zijn van het kwalijke van zijn gedrag en had het laakbare van zijn handelen moeten inzien.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 augustus 2023 niet eerder ter zake strafbare feiten met politie en justitie in aanraking gekomen. Het hebben van een blanco strafblad is echter voor het hof geen reden om af te wijken van de hiervoor weergegeven oriëntatiepunten die worden gehanteerd bij een first offender.
Dat de verdachte zijn baan als basisschoolleerkracht is kwijtgeraakt, ziet het hof evenmin als strafverminderende omstandigheid, omdat dit een voorzienbaar gevolg is van het bewezenverklaarde, van welk (mogelijk) gevolg de verdachte blijkens de hiervoor al (gedeeltelijk) aangehaalde chatberichten zich ook zeer bewust was. Bovendien had de verdachte de pensioengerechtigde leeftijd op een paar jaar na bereikt en zou hij op korte termijn het onderwijs al verlaten.
Ten bezware van de verdachte neemt het hof in ogenschouw dat de verdachte de periode na het wijzen van het vonnis door de rechtbank niet heeft benut om hulp te zoeken voor onderzoek naar zijn persoonlijkheid en eventuele behandeling, terwijl hij bij de reclassering had aangegeven daar voor open te staan in een vrijwillig kader. Weliswaar zijn er enkele verkennende gesprekken geweest, maar verder heeft de verdachte de behandeling van het hoger beroep afgewacht.
In strafverzwarende zin weegt het hof mee dat de totale hoeveelheid aangetroffen kinderpornografisch materiaal, waarvan nog maar de helft (52%) daadwerkelijk is onderzocht, aanzienlijk is te noemen: ruim 1.800 afbeeldingen, waarvan ruim 600 direct toegankelijk, terwijl van laatstgenoemd aantal ongeveer 50 procent afbeeldingen betrof waarvan sprake was van een vorm van penetratie van minderjarige jongens.
Ten slotte overweegt het hof dat in het reclasseringsadvies d.d. 8 september 2022 het risico dat de verdachte een nieuw delict pleegt op grond van de risicoanalyse wordt ingeschat in de categorie ‘laag’, maar het hof dit advies niet volgt. De verdachte heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende openheid van zaken gegeven omtrent zijn beweegredenen en werkelijke intenties bij het in bezit hebben en het verspreiden van het kinderpornografisch materiaal. Het hof is daarom niet in staat om het recidivegevaar in te schatten.
Alles overziend komt het hof tot de volgende slotsom.
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde acht het hof oplegging aan de verdachte van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Nog daargelaten dat het taakstrafverbod zich daartegen verzet, kan bovendien gezien de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, reeds niet worden volstaan met oplegging van een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, als opgelegd door de rechtbank en door de verdediging bepleit. Ook een kortdurende gevangenisstraf als door de verdediging verzocht in combinatie met een voorwaardelijk deel en daarnaast een forse taakstraf, acht het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart
verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een Samsung Galaxy S9 met beslagcode A.03.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 23 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.