ECLI:NL:GHSHE:2023:3489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
20-000538-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 februari 2023. De verdachte, geboren in 1996 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij een katalysator had weggenomen door middel van braak. De politierechter had ook een schadevergoeding van € 2.049,74 toegewezen aan de benadeelde partij, maar deze was voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

De benadeelde partij is in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is aangetoond dat zij gerechtigd was om de vordering in te dienen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000538-23
Uitspraak : 4 oktober 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-040321-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak’veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De politierechter heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.049,74 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de politierechter de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, waarbij de politierechter heeft bepaald dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten slotte is de verdachte veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, welke kosten zijn begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . Aangaande de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering zal toewijzen, met uitzondering van de post ‘spuitwerkzaamheden’ en – in het verlengde daarvan – het bedrag aan btw te corrigeren.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat deze zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een katalysator, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 februari 2023 te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, een katalysator, die geheel aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting van de politierechter d.d. 22 februari 2023 ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en dienaangaande nadien geen vrijspraak is bepleit, kan in hoger beroep worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 februari 2023;
2.
Het proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende dat [benadeelde] , namens haar vader aangifte heeft gedaan van diefstal van een katalysator vanaf een auto (Mercedes) toebehorende aan haar vader;
3.
Het proces-verbaal forensische onderzoek plaats delict ( [adres] ) d.d. 14 februari 2023, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden bovenmatig is, (mede) in aanmerking genomen dat geen sprake is van mobiel banditisme, en het hof verzocht om te volstaan met oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen van een katalysator, waarbij de verdachte en zijn mededader de katalysator onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking. Anders dan de politierechter zal het hof geen aansluiting zoeken bij de straftoemeting in de gevallen van mobiel banditisme, nu onderhavige zaak onvoldoende kenmerken in zich heeft om daarvan te kunnen spreken. Zo ontbreken onder meer aanwijzingen dat sprake is van betrokkenheid in een relatief korte periode bij meerdere vermogensdelicten of van een intentie tot het plegen daarvan. Niettemin heeft de verdachte tezamen met zijn mededader, door te handelen zoals bewezen is verklaard, blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander en hebben zij de eigenaar van de katalysator welbewust aanzienlijke schade berokkend. Daarnaast zorgt het handelen van de verdachte voor overlast voor het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juli 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder hier te lande voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met de oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. In hetgeen de raadsman bij pleidooi naar voren heeft gebracht met betrekking tot de op te leggen straf, ziet het hof geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen, de ernst van het bewezenverklaarde mede in aanmerking genomen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.457,52. De vordering ziet op kosten gemaakt ter zake van de diefstal van een katalysator.
De politierechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.049,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2023. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, waarbij de politierechter heeft bepaald dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hof de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel dat het hof de vordering zal afwijzen. Daartoe heeft de raadsman de posten van de vordering betwist en aangevoerd dat deze onvoldoende zijn gespecifieerd en/of onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting vast dat [benadeelde] namens haar vader aangifte heeft gedaan ter zake van diefstal van een katalysator. Blijkens de aangifte is de katalysator weggenomen uit een Mercedes die in eigendom toebehoort aan haar vader. Het verzoek tot schadevergoeding is evenwel ingediend door [benadeelde] . Uit het voegingsformulier en de overige inhoud van het procesdossier is echter niet gebleken dat [benadeelde] voornoemd daartoe gerechtigd of gevolmachtigd was. Ook anderszins is niet gebleken van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [benadeelde] om namens de benadeelde partij (haar vader) de vordering tot schadevergoeding in te dienen. De benadeelde partij alsnog in de gelegenheid stellen om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [benadeelde] aan te tonen zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Mitsdien kan de benadeelde partij thans niet in haar vordering worden ontvangen en zal zij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering en het hof derhalve niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering, behoeven de ter zake gevoerde verweren van de verdediging geen nadere bespreking.
Proceskosten
De raadsman van de verdachte heeft in eerste aanleg en in hoger beroep verzocht dat de benadeelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdachte. In dat verband heeft de raadsman het hof verzocht om aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief kanton en voor het bestuderen van de vordering, het bespreken van de vordering met de verdachte en het ter terechtzitting verweer voeren 2 punten elk ad € 248,00 (fase in eerste aanleg) en 2 punten elk ad € 264,00 (fase in hoger beroep) toe te kennen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de benadeelde partij wegens een formeel gebrek, behelzende het ontbreken van een rechtsgeldige volmacht tot indiening van het voegingsformulier namens het slachtoffer, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering er in de onderhavige zaak aan in de weg staat dat de benadeelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, aangezien de benadeelde partij materieel gezien niet als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande acht het hof termen aanwezig om de proceskosten te compenseren in dier voege dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 4 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.