ECLI:NL:GHSHE:2023:3471

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
20-003116-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 mei 2012 in Maastricht, samen met anderen, opzettelijk 2.299,35 gram MDMA en 939,84 gram amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Daarnaast heeft hij op 22 augustus 2012 in Son 1.000 liter zoutzuur voorhanden gehad, waarvan hij wist dat dit bestemd was voor de productie van amfetamine. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor bepaalde vrijspraken van de rechtbank en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op 48 maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003116-15
Uitspraak : 16 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 september 2015, in de strafzaak met parketnummer 03-702978-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van:
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1);
in eendaadse samenloop gepleegd met: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 3);
  • medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (feiten 2 en 4);
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (feit 6), en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte partieel vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde (kort gezegd: het in de periode van 1 april 2012 tot en met 10 maart 2014 opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van middelen op lijst I van de Opiumwet als bedoeld in artikel 2 onder B van de Opiumwet) en hem ter zake van dat feit veroordeeld voor het op 30 mei 2012 aanwezig hebben van materiaal bevattende MDMA en amfetamine. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde (het aanwezig hebben van een hoeveelheid heroïne en cocaïne).
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen voormelde vrijspraken.
Het hof overweegt, dat gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor een verdachte geen hoger beroep open staat tegen een vrijspraak. Het hof beschouwt in deze zaak – met de advocaat-generaal – de gegeven partiële vrijspraak van feit 3 als een beschermde vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep zowel voor zover dit is gericht tegen de partiële vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde (dat wil zeggen: van de gedragingen voor zover zij zien op artikel 2 onder B van de Opiumwet en de gedragingen voor zover zij zien op een andere datum dan 30 mei 2012) als tegen de vrijspraak het onder 5 tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen voor de feiten 1 (primair), 2 (voor zover dat ziet op amfetamine), 3 (voor zover nog onderworpen aan het oordeel van het hof), 4 (met uitzondering van het tenlastegelegde papiertje met geschreven tekst) en 6 tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. Zonder schending van de redelijke termijn had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 60 maanden gevangenisstraf volgens de advocaat-generaal passend en geboden geweest.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2 en 3 en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de feiten 4 (met uitzondering van het tenlastegelegde papiertje met geschreven tekst) en 6. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij, verdachte, op of omstreeks 30 mei 2012 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 2.382,8 gram MDMA (in tabletvorm), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 960 gram amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) voorkomende op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op of omstreeks 30 mei 2012 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal) ongeveer 2.382,8 gram MDMA (in tabletvorm), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 960 gram amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 22 augustus 2012 te Son, in de gemeente Son en Breugel en/of in de gemeente Best, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen zoutzuur (in totaal ongeveer 1.000 liter), voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en); (zaakdossier 2)
3.
hij, verdachte, op 30 mei 2012 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal (telkens) bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine (een) middel(en) voorkomende op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, verdachte, op of omstreeks 11 maart 2014, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, in elk geval van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een stempel voor de productie van pillen zonder logo en/of
-een stempel voor de productie van pillen met logo “kroontje” en/of
-een papier(tje) met geschreven tekst: "ethanol, platina, waterstof" en/of
-documentatie met betrekking tot (een) tabletteer-/pillenmachine(s) en/of
-644 gram wit poeder,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
6.
hij, verdachte, op of omstreeks 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, merk CZ, model VZ-70 (kaliber 7.65mm. Browning) en/of munitie van categorie III, te weten 18 patronen, kaliber 7,65 mm Browning (bodemstempels o.a. -7,65 Br. 13 S&B) en/of een wapen van categorie II onder 6., te weten een busje pepperspray (opschriften o.a. Protect en Pfeffer-Spray), voorhanden heeft gehad;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.
primair
op 30 mei 2012 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 2.299,35 gram van een materiaal bevattende MDMA en 939,84 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen voorkomende op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 22 augustus 2012 te Son, in de gemeente Son en Breugel tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zoutzuur (in totaal ongeveer 1.000 liter), voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn, verdachtes, mededader(s) wisten dat dat bestemd was tot het plegen van die feiten.
3.
op 30 mei 2012 in de gemeente Maastricht, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine, middelen voorkomende op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
op 11 maart 2014, in de gemeente Maastricht om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, in elk geval van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde MDMA en MDA en N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een stempel voor de productie van pillen zonder logo en/of
  • een stempel voor de productie van pillen met logo "kroontje" en/of
  • documentatie met betrekking tot (een) tabletteer-/pillenmachine(s),
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
6.
op 11 maart 2014 in de gemeente Maastricht een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, merk CZ, model VZ-70 (kaliber 7.65mm. Browning) en munitie van categorie III, te weten 18 patronen, kaliber 7,65 mm Browning (bodemstempels o.a. -7,65 Br. 13 S&B) en een wapen van categorie II onder 6., te weten een busje pepperspray (opschriften o.a. Protect en Pfeffer-Spray), voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsvoering [1]
De beslissing dat het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen en overwegingen in onderling verband en samenhang beschouwd.
Met betrekking tot de feiten 1 en 3:
In hoger beroep is ten aanzien van de feiten 1 en 3 – kort samengevat – aan de orde de vraag of de verdachte op 30 mei 2012 verdovende middelen aanwezig had en heeft uitgevoerd. Het hof overweegt hierover het volgende.
Op 30 mei 2012 om 13.09 uur werd de bestuurder van een Peugeot personenauto met het (het hof begrijpt: buitenlandse) kenteken [kenteken 1] , naar later bleek: [medeverdachte 1] , samen met passagier [medeverdachte 2] staande gehouden toen zij vanuit Nederland Duitsland binnen reisden. In de kofferruimte van deze auto trof de politie in een geopende doos een witte draagtas aan met meerdere drukspuitzakken waarin blauwe pillen zaten. Ook werd een pakje aangetroffen waarin zich een op amfetamine gelijkende stof bevond. [2] De blauwe pillen wogen in totaal 2.299,35 gram en bleken MDMA te bevatten. De op amfetamine gelijkende stof woog 939,84 gram en bleek daadwerkelijk amfetamine te bevatten. [3] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van een man, " [betrokkene 1] " genaamd, opdracht had gekregen naar een adres in Maastricht te rijden. Daar heeft hij een mobiel telefoonnummer gebeld dat zijn vriendin eerder voor hem had opgeschreven. Toen [medeverdachte 1] belde, kreeg hij een man aan de telefoon die hem vroeg waar hij was. [medeverdachte 1] zei toen dat hij bij [adres 2] stond. Vervolgens heeft een man de kofferruimte van de auto geopend en de verdovende middelen in een doos gelegd die al in de kofferbak stond. [medeverdachte 1] beschrijft deze man als een man van rond de 45 jaar oud die tamelijk lang en mager is en een dikke buik heeft. De armen van de man zaten vol tatoeages. [4]
De vriendin van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , bleek een notitieboekje te hebben waarin het nummer
[telefoonnummer 1] stond genoteerd. [5] Dit betreft een van de telefoonnummers die verdachte in gebruik had. [6] De mobiele telefoon van [medeverdachte 1] werd in beslag genomen en uitgelezen. Daaruit bleek dat [medeverdachte 1] op 30 mei 2012 om 08.35 uur een sms-bericht ontving met de
tekst " [adres 1] ". [7] Verdachte woonde destijds op het [adres 1] . [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij tatoeages op zijn armen heeft. [9] Op een foto van de verdachte van 11 maart 2014 is te zien dat de verdachte een snor heeft. [10] Op 30 mei 2012 was verdachte 52 jaar oud. In zoverre past de verdachte in het door de getuige [medeverdachte 1] opgegeven signalement. Dat de getuige [medeverdachte 1] in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris op 19 april 2022 – derhalve bijna tien jaar later – als hem een foto van de verdachte wordt getoond, verklaart dat hij
niet met 100% zekerheid(cursivering hof) kan zeggen dat dat de man is en dat de man ook een snor had, sluit naar het oordeel van het hof geenszins uit dat de verdachte de man is geweest die op 30 mei 2012 de verdovende middelen in de kofferbak van zijn auto heeft gelegd. [11] Bij zijn oordeel dat verdachte de man die op 30 mei 2012 de verdovende middelen in de kofferbak van de auto van [medeverdachte 1] heeft geplaatst ook daadwerkelijk is, neemt het hof nog in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Voorafgaand aan de aanhouding van [medeverdachte 1] en zijn vriendin door de Duitse politie op 30 mei 2012, blijkt uit tapgesprekken dat verdachte telefonisch contact heeft met een Duits sprekende man, " [medeverdachte 3] " genaamd, zijnde de gebruiker van een Duits telefoonnummer. Deze [medeverdachte 3] belde verdachte op 28 mei 2012 en zei dat "een vriend van hem 2 moet hebben en die zijn al eens bij [betrokkene 2] geweest". Op 29 mei 2012 zei [medeverdachte 3] tegen verdachte: "Die komen, maar [... ] wat ik heb is niet goed." Verdachte zei dat "hij het heeft". Later die dag vroeg [medeverdachte 3] wat met de telefoon van verdachte is. Verdachte vroeg: "Hebben die mij gebeld." [medeverdachte 3] zei vervolgens dat hij die man ging bellen en zei tegen verdachte dat hij daar moest blijven. Verdachte werd 3 minuten later gebeld door een onbekende man die zei dat hij dat een vriend van [medeverdachte 3] is en vroeg verdachte om zijn adres te sturen. Verdachte stuurde vervolgens een sms-bericht met zijn adres: " [adres 1] ". Verdachte werd daarna door een onbekende man gebeld die vroeg het adres nogmaals te sturen en die zei: "Wij komen morgen." Op 30 mei 2012 om 11.53 uur belde een onbekende man naar verdachte en zei dat "hij gekomen is van die vriend van [medeverdachte 3] " en "voor de deur staat [adres 1] ". Ook dit gesprek vond plaats in de Duitse taal en de onbekende man maakte gebruik van een Duits telefoonnummer.
Op 31 mei 2012, de dag na de aanhouding van [medeverdachte 1] en zijn vriendin, vroeg verdachte
"of [medeverdachte 3] nog iets van dat ene nummer heeft gehoord". [medeverdachte 3] zei van niet. "Hij is nog niet bij hem." Verdachte vroeg of [medeverdachte 3] denkt dat er iets gebeurd is. Later die dag belde een onbekende man naar verdachte en zei: "Mijn vriend is er in". Toen verdachte vroeg: "En die vrouw?", zei de onbekende man: "Ook." Op een vraag van de onbekende man of zijn vriend veel heeft gehad, antwoordde verdachte: "Ja, ja, ja." [12]
In zijn verhoor bij de politie op 11 maart 2014 herkent verdachte zijn stem in een afgeluisterd telefoongesprek met [medeverdachte 3] van 28 mei 2012. [13] Uit verdachtes reactie op het afgeluisterde telefoongesprek met genoemde " [medeverdachte 3] " op 29 mei 2012 over “dat een vriend van [medeverdachte 3] 2 moet hebben” volgt dat de verdachte zijn eigen stem ook in dat gesprek herkent. De verdachte verklaart dat [medeverdachte 3] hem in dat gesprek om drugs vroeg. [14]
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang af, dat een derde, genaamd [medeverdachte 3] , zijnde een Duits sprekende man die gebruik maakt van een Duits telefoonnummer, bij verdachte een hoeveelheid MDMA en amfetamine bestelde. Deze verdovende middelen werden vervolgens op 30 mei 2012 door verdachte – die deze middelen op dat moment dus ook opzettelijk aanwezig had – nabij verdachtes woning in de kofferbak gelegd van de auto met een buitenlands kenteken waarin [medeverdachte 1] die dag reed. Daarna is deze [medeverdachte 1] met de verdovende middelen naar Duitsland gereden en daar aangehouden. [medeverdachte 1] is – zo begrijpt het hof uit het proces-verbaal van videoverhoor van deze getuige door de raadsheer-commissaris d.d. 19 april 2022 – de Nederlandse taal niet machtig en is in de Duitse taal gehoord. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat de door hem overgedragen verdovende middelen bestemd waren voor het buitenland.
Het hof acht, gelet hierop, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 mei 2012 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 2.299,35 gram van een materiaal bevattende MDMA en 939,84 gram van een materiaal bevattende amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (feit 1) en dat hij deze verdovende middelen op die dag ook opzettelijk aanwezig heeft gehad (feit 3).
Met betrekking tot feit 2 voorts:
Op 22 augustus 2012 werd de bestuurder van een Volkswagen Crafter bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 4] , staande gehouden in Best. [medeverdachte 4] en de bijrijder, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 5] , werden aangehouden. [15] In de laadruimte van deze bestelbus trof de politie 40 jerrycans aan waarin steeds 25 liter vloeistof zat. In totaal werd dus 1.000 liter vloeistof aangetroffen. Deze vloeistof werd bemonsterd en bleek zoutzuur te bevatten. [verbalisant] , LFO-expert van de politie, beschrijft dat indien deze 1000 liter zoutzuur zou worden gebruik voor de omzetting van APAAN naar BMK, er ongeveer 330 kilogram APAAN omgezet kan worden naar ongeveer 260 liter BMK. Van 260 liter BMK zou dan tussen de 260 en 390 kilogram natte amfetaminesulfaat/pasta gemaakt kunnen worden. [16]
Vanaf 17 augustus 2012 werd door de politie telecommunicatie onderschept, waaruit kan worden afgeleid dat er stoffen bestemd voor de productie van synthetische verdovende middelen door of via verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] verhandeld zouden worden. Op 20 augustus 2012 heeft verdachte naar [medeverdachte 6] gebeld en vroeg: “Die apaan he,” waarna hij zei: “Ik heb […] kwijt” en "Ja. Heb jij ehh, kun je ehh die brengen ook? Ik rij wel mee." Toen [medeverdachte 6] vroeg "Eh en hoeveel?" zei verdachte "Viervijftig." Op de vraag van verdachte welke prijs [medeverdachte 6] had, antwoordde deze "Wat was dat? Drie?", waarna verdachte zei "Nee, nee, tweeënhalf." Verdachte sloot af met: "Een klein bestelautootje is goed." Later die dag heeft verdachte naar een onbekende man gebeld. Deze man maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Verdachte zei tegen de man dat "hij" morgenvroeg zo rond negen uur, half tien" bij hem is. Later heeft verdachte de onbekende man nog eens gebeld en tegen hem gezegd: "He man er is genoeg. Echt geloof me nu. [...] Het enige waar ik mee kan komen te zitten is dan het brengen. Kijk als het nou veel is, is dat minder een probleem." Op 21 augustus 2012 heeft verdachte naar [medeverdachte 6] gebeld. [medeverdachte 6] zei in dat gesprek: "Zouden ze het eventueel kunnen ophalen dat is misschien wat makkelijker" en "Ze hadden het erover of het geen duizend kon zijn" waarna verdachte zei: "Nee is goed, ik vraag dat." Later op de dag heeft verdachte naar de onbekende man gebeld en gezegd: "Hij zit gewoon met dat eh... brengen. Hij zegt luister als het nou eh... 1000 was geweest was het geen probleem" en "Maar jij hebt geen eh... vervoer. Want kijk dan is het makkelijker." De onbekende man zei vervolgens: "Nou, dan haalt ge er duizend.” Verderop in dit gesprek zegt verdachte: “Nee, nee is goed. Dus en dan pak k duizend mee.” Verdachte heeft vervolgens naar [medeverdachte 6] gebeld en tegen hem gezegd: "Hij zegt nou dan breng eh... breng die duizend voor te beginnen". [medeverdachte 6] zei vervolgens: "Maar het moet gebracht worden" waarna verdachte zei: "Ik rij wel met je mee." Vervolgens zegt [medeverdachte 6] : “Mmmm effe kijken dat is veertig eh.. pas net he. Eh… ik ben over twintig minuten ben ik daar.”
Deze telefoongesprekken werden gevolgd door sms-berichten tussen [medeverdachte 6] en verdachte waaruit blijkt dat "het in Etten-Leur is" en dat "ze" maar iemand moeten sturen om het op te halen. Verdachte heeft 's avonds de onbekende man met telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebeld en tegen hem gezegd: "Ik kom er net van terug [... ] maar hij zegt van eh... luister eh dat wat ikje weg geeft moet hier betaald worden." De onbekende man zei: "Ik ben om zeven bij jou morgenvroeg." Later zei verdachte tegen de onbekende man dat "hij tot half 10 iets te doen heeft en daarna vrij is". De onbekende man antwoordde dat hij "dan wel om 10 uur die spullen moet hebben en dan weg kan". Vervolgens ontving verdachte op 22 augustus 2012 om 7:58 uur een sms­ bericht van telefoonnummer [telefoonnummer 2] met als inhoud: "we zijn onderweg he" en om 9.53 uur een sms-bericht met de inhoud "ben er". [17]
Op 22 augustus 2012 vond een observatie door de politie plaats. Om 10.15 uur zag de politie dat de Volkswagen Crafter, waarin later 1.000 liter zoutzuur werd aangetroffen, op de Kollefitstraat te Maastricht stond geparkeerd. Om 10.17 uur parkeerde [medeverdachte 6] zijn auto op de Terra Nigrastraat te Maastricht. Kort daarna was [medeverdachte 6] in gesprek met verdachte. Verdachte ging vervolgens het appartementencomplex binnen waarin zich de woning [adres 3] bevindt en [medeverdachte 6] reed weg. Enige tijd later verliet verdachte dit complex met twee mannen, van wie er één een kaal hoofd had.
Deze mannen stapten vervolgens in de Volkswagen Crafter; verdachte en de man met het kale hoofd als bijrijders en de andere man als bestuurder, waarna deze Volkswagen weg reed. Omstreeks 12.10 uur stopte de Volkswagen Crafter op het parkeerterrein bij de Burger King in Son. Alle inzittenden liepen vervolgens de Burger King in. Verdachte kwam vervolgens de Burger King weer uit, stapte in de Volkswagen Crafter en reed naar de auto
van [medeverdachte 6] , die daar ook stond geparkeerd, toe. [medeverdachte 6] stapte vervolgens in bij verdachte. De politie volgde de Volkswagen en zag dat deze bij een loods aan [adres 4] stopte. Verdachte reed deze loods vervolgens binnen, waarna de poort van de loods werd gesloten. Om 12.43 uur zag de politie dat de poort werd geopend en dat de Volkswagen door verdachte de loods uit werd gereden. Even later stopte de Volkswagen op het parkeerterrein bij de Burger King. Verdachte liep de Burger King in, waarna de twee andere mannen weer in de Volkswagen gingen zitten en wegreden. Om 13.05 uur werd de Volkswagen door de politie staande gehouden. [18]
Op 22 augustus 2012 om 23.01 uur heeft verdachte naar een andere onbekende man gebeld. Deze zei tegen verdachte: "Ik rij weg en 10 minuten naderhand huppekee" en "Vanavond pas losgelaten." Verdachte vroeg vervolgens: "Alle twee en nu" en "in beslag neen." "Ja, busje in beslag... alles, telefoons," zei de onbekende man vervolgens en: "Ik zou maar uitkijken". Verdachte zei vervolgens: "Dan stuur ik morgen even een bericht," waarna de onbekende man antwoordde "Maar ja ik heb zwijgrecht." [19]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hem gevraagd was 1000 liter zoutzuur te regelen, dat hij heeft meegeholpen de kannen (het hof begrijpt: de jerrycans) in de auto te zetten en dat hij die dag samen met [medeverdachte 6] terug naar Maastricht is gereden. [20]
Het hof acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 augustus 2012 in Son tezamen en in vereniging met anderen 1.000 liter zoutzuur voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wisten dat dit bestemd was voor de productie van amfetamine.
Voor zover de verdediging naar voren heeft gebracht dat de verdachte in de veronderstelling was dat de 1000 liter zoutzuur zou worden gebruikt voor de reiniging van de gevel van een pand (in plaats van voor de productie van synthetische drugs), acht het hof dit volstrekt ongeloofwaardig. Het hof neemt hierbij in aanmerking de opmerkelijke gang van zaken rond de levering van de grote hoeveelheid zoutzuur, de tapgesprekken die daaraan voorafgingen – waarbij onder meer is gesproken over APAAN – en het feit dat de verdachte nog geen twee maanden voor het onder feit 2 tenlastegelegde betrokken was bij de uitvoer van ruim 2,2 kilogram MDMA en ruim 900 gram amfetamine, zijnde telkens synthetische drugs (feiten 1 primair en 3).
Met betrekking tot feit 4 en 6 voorts:
Op 11 maart 2014 werd de woning aan [adres 3] doorzocht. Dit betreft de woning van de vriendin van verdachte, [betrokkene 3] . In deze woning werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp waarin 9 patronen zaten gevonden, 9 losse patronen, een busje pepperspray en twee pillenstempels: een zonder logo en een met logo "kroontje". Ook werd in de woning een uitdraai van een internetpagina aangetroffen met informatie over mixers en pillenmachines. [21]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen, de 18 patronen, de pillenstempels en de uitdraai van de internetpagina van hem waren. [22]
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd onderzocht en bleek een pistool met een patroonmagazijn van het merk CZ, model VZ-70 met kaliber 7.65 mm Browning, te zijn. Dit voorwerp is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. In totaal 18 patronen van kaliber 7,65 mm Browning werden ook onderzocht en hadden als bodemstempel -7,65 BR. 13 S&B. Dit betrof munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het busje pepperspray werd ook onderzocht. Dit busje had als opschrift "Protect" en "Pfeffer-Spray" en is een wapen van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie. [23]
Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 maart 2014 een vuurwapen voorhanden heeft gehad van categorie III van de Wet wapens en munitie. Ook heeft verdachte toen een wapen van categorie II en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad (feit 6). Eveneens heeft hij voorwerpen (de pillenstempels en de uitdraai van de internetpagina) voorhanden gehad waarvan verdachte wist dat die bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs.
Bij de doorzoeking op 11 maart 2014 werd in de Alfa Romeo die op naam stond van de partner van verdachte, [betrokkene 3] , een papiertje met daarop handgeschreven de namen van chemicaliën aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat het papiertje en het handschrift op dat papiertje niet van hem zijn. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte van het voorhanden hebben van het papiertje – als tenlastegelegd onder feit 4 – moet worden vrijgesproken. Het hof zal de verdachte ook vrijspreken van het voorhanden hebben van het ‘witte poeder’ dat in deze auto is aangetroffen nu de onder feit 4 bedoelde strafbare bestemming daarvan uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1),

en

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 3).
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het vuurwapen en de zich daarin bevindende 9 patronen:

de eendaadse samenloop van:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

Ten aanzien van het overige onder 6 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op 30 mei 2012 ruim 2,2 kilogram MDMA en ruim 900 gram amfetamine geleverd aan twee Duitse koeriers, die daarmee in Duitsland werden aangehouden. Daarnaast heeft de verdachte zich op twee momenten schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. In 2012 heeft hij 1.000 liter zoutzuur aan anderen geleverd en in 2014 had hij voorwerpen die worden gebruikt bij de productie van harddrugs voorhanden. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de productie van synthetische drugs. Bij die productie bestaat gevaar voor brand, ontploffing of het vrijkomen van giftige stoffen. Ook levert het productieproces grote hoeveelheden schadelijke afvalstoffen op, die – zo leert de praktijk – vaak illegaal in het milieu worden gedumpt. Verder is algemeen bekend dat synthetische drugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze drugs. Het is tot slot een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs doorgaans wordt uitgevoerd door criminele organisaties of samenwerkingsverbanden. Dergelijke samenwerkingsverbanden hebben een ontwrichtend effect op de maatschappij, onder meer door het witwassen van de criminele winsten en de vermenging van de illegale onderwereld met de legale bovenwereld. Bovendien gaan de activiteiten van drugsbendes veelal gepaard met een niets ontziende meedogenloze geweldscriminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het illegale harddrugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
De verdachte had bovendien een vuurwapen met daarin 9 patronen, 9 losse patronen en een busje pepperspray in zijn bezit. Het voorhanden hebben van een wapen en munitie zonder daartoe vereiste vergunningen is verboden en gevaarlijk.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van deze straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op grond van deze oriëntatiepunten geldt voor de uitvoer van 3 tot 4 kilo harddrugs – zoals bewezen is verklaard – als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30-36 maanden. Voor het voorhanden hebben van een pistool geldt als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten met betrekking tot de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen. De politie heeft berekend dat door de omzetting van APAAN naar BMK met behulp van 1.000 liter zoutzuur (feit 2) tussen de 260 kilogram en 390 kilogram natte amfetamine kan worden gemaakt. Het vertrekpunt voor het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs is eveneens een forse gevangenisstraf. Weliswaar is bij dit feit ‘slechts’ sprake van voorbereidingshandelingen, maar dat neemt niet weg dat ook in zoverre een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2002 en 2007 eerder tot lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld voor drugsfeiten. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden in 2012 en 2014 opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging mee.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in het bijzonder gezien de aard en ernst van het bewezenverklaarde in samenhang met verdachtes strafblad niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden. Het hof dient echter rekening te houden met de schending van de redelijke termijn voor berechting. Elke verdachte heeft recht op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De verdachte is op 28 september 2015 door de rechtbank veroordeeld in deze zaak. Op 6 oktober 2015 is namens de verdachte tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof doet in hoger beroep op 16 juni 2023 uitspraak in de zaak. Daarmee is in hoger beroep sprake van een zeer aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van 5 jaar en ruim 8 maanden. Hoewel deze vertraging deels is veroorzaakt door verwijzing van de zaak naar het kabinet raadsheer-commissaris voor het horen van (zich deels in het buitenland bevindende) getuigen, is het hof van oordeel dat compensatie door strafvermindering op zijn plaats is.
Alles overwegende acht het hof – met de advocaat-generaal die de schending van de redelijke termijn op gelijke wijze als het hof verdisconteert – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde voor wat betreft de gedragingen die zien op artikel 2 onder B van de Opiumwet alsmede de gedragingen die zien op een andere datum dan 30 mei 2012 en voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. B.F.M. Klappe, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 16 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer 2012040845, gesloten d.d. 11 september 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1778.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten: een door de Duitse politie opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 mei 2012, als weergegeven op de pagina's 558 tot en met 565 van de doornummering.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten: een door de bevoegde Duitse autoriteiten opgemaakt deskundigenrapport d.d. 18 juni 2012, als weergegeven op de pagina's 574 tot en met 578 van de doornummering.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten: een door de Duitse politie opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 30 mei 2012, als weergegeven op de pagina's 570 tot en met 573 van de doornummering.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten: een door de Duitse politie opgemaakte proces-verbaal d.d. 31 mei 2012, als weergegeven op pagina’s 581 en 563-564 van de doornummering.
6.Proces-verbaal d.d. 12 september 2014, als weergegeven op pagina 450 van de doornummering.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten: een door de Duitse politie opgemaakt proces-verbaal d.d. 31 mei 2012, als weergegeven op de pagina's 582 en 585 van de doornummering.
8.Proces-verbaal d.d. 12 april 2012, als weergegeven op pagina 8 van het Algemeen dossier.
9.Proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, p. 3.
10.Een de verdachte betreffende ID-staat SKDB, opgenomen op pagina 242 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van videoverhoor door de raadsheer-commissaris in dit hof van getuige [medeverdachte 1] d.d. 19 april 2022, pagina 3.
12.Proces-verbaal d.d. 12 september 2014, als weergegeven in de Bijlage tapgesprekken, pagina's 458 tot en met 462 van de doornummering.
13.Proces-verbaal d.d. 11 maart 2014, als weergegeven op pagina’s 294-295 van de doornummering.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2014, als weergegeven op pagina’s 295-296 van de doornummering.
15.Proces-verbaal bevindingen d.d. 16 april 2013, als weergegeven op de pagina's 647 en 648 van de doornummering en proces­ verbaal aanvullend d.d. 7 mei 2013, als weergegeven op pagina 650 van de doornummering.
16.Proces-verbaal d.d. 26 september 2012 met als bijlage een NFI-rapport van 27 augustus 2012, als weergegeven op de pagina's 651 tot en met 658 van de doornummering.
17.Proces-verbaal d.d. 12 september 2014, als weergegeven op de pagina's 607 en 608 van de doornummering en de bijlage ‘Telefoongesprekken voorafgaand aan de levering van 1000 liter zoutzuur op 22 augustus 2012’, als weergegeven op de pagina 619 tot en met 632.
18.Proces-verbaal d.d. 27 augustus 2012, als weergegeven op de pagina's 635 tot en met 637 van de doornummering.
19.Telefoongesprekken voorafgaand aan de levering van 1000 liter zoutzuur op 22 augustus 2012, als weergegeven op de pagina's 633 en 634.
20.Proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 juni 2023.
21.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 19 mei 2014, als weergegeven op de pagina's 965 tot en met 972 van de doornummering en onderliggende bijlagen.
22.Proces-verbaal 4e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 maart 2014, als weergegeven op de pagina's 1074 tot en met 1076 van de doornummering.
23.Proces-verbaal d.d. 12 maart 2014, als weergegeven op de pagina's 975 tot en met 978 van de doornummering.