ECLI:NL:GHSHE:2023:3461

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
200.325.152_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag als medebewindvoerder van de vader over de goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de vader als medebewindvoerder over de goederen van zijn kind, de rechthebbende. De vader, die in hoger beroep was gekomen, betwistte het ontslag dat door de kantonrechter was uitgesproken. Hij voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de procedure in eerste aanleg en dat hij geen stukken had ontvangen. De moeder, die ook als medebewindvoerder was aangesteld, wilde niet langer samen met de vader deze taak uitoefenen en had verzocht om zijn ontslag. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.

Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren die het ontslag van de vader als medebewindvoerder rechtvaardigden. Het hof constateerde dat de vader niet was verschenen bij de mondelinge behandelingen en niet had gereageerd op oproepingsbrieven van de kantonrechter. Echter, het hof vond dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de vader zijn taak als bewindvoerder niet naar behoren had uitgevoerd. De communicatieproblemen tussen de ouders werden niet als een voldoende reden gezien voor ontslag. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek tot ontslag van de vader af, waardoor hij zijn rol als medebewindvoerder kon behouden.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen bewindvoerders en de noodzaak om de belangen van de rechthebbende voorop te stellen. Het hof heeft ook bepaald dat een kopie van de beschikking naar de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant moet worden gestuurd voor aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 oktober 2023
Zaaknummer: 200.325.152/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9910641 OV VERZ 22-3469
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [de vader] , de vader,
advocaat: mr. A.J.M. Knoef.
betreffende:
[de rechthebbende], geboren in [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
op [geboortedatum] 1999,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de rechthebbende] , of de rechthebbende.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de moeder] , of, de moeder,
advocaat: mr. A.Ch. Osté.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 december 2022.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 30 maart 2023, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft [de vader] verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en – naar het hof begrijpt – verzocht het inleidend verzoek tot ontslag van hem als medebewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] alsnog af te wijzen.
2.2.
Het hof heeft verder ontvangen:
-de mail van de advocaat van [de vader] van 4 september 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de mail van de advocaat van [de vader] van 11 september 2023, met bijlagen, ingekomen bij het
hof op diezelfde datum.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [de vader] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [de moeder] , bijgestaan door mr. G. Conus, waarnemend advocaat.
2.3.1.
[de rechthebbende] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
De advocaat van [de vader] heeft tijdens de mondelinge behandeling een mail van de rechtbank van 3 november 2022 overgelegd.
2.5.
Gelet op de onderlinge samenhang heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig het verzoek behandeld dat bij het hof bekend is onder zaaknummer 200.325.149/01. Het hof doet in die zaak in een afzonderlijke beschikking uitspraak.

3.De beoordeling

3.1.Bij beschikking van 24 augustus 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende] en tevens een mentorschap ingesteld over [de rechthebbende] met benoeming van [de moeder] en [de vader] tot gezamenlijk bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [de vader] ontslagen als medebewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] .
3.3.
[de vader] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[de vader] voert - samengevat - het volgende aan. [de vader] was niet op de hoogte van de procedure in eerste aanleg. [de vader] heeft geen stukken van de rechtbank ontvangen en ook [de moeder] heeft [de vader] niet rechtstreeks op de hoogte gebracht van de procedure bij de kantonrechter. [de vader] is het er niet mee eens dat hij als medebewindvoerder van [de rechthebbende] is ontslagen. [de vader] en [de moeder] hebben sinds 2020 gezamenlijk de taak van bewindvoerder uitgeoefend en daarbij een onderlinge taakverdeling afgesproken. Dat verliep goed. [de vader] betwist dat [de moeder] aan hem inzage heeft gevraagd over de financiële gegevens van [de rechthebbende] . De kantonrechter heeft in de beschikking overwogen dat [de vader] nalatig is met het toezenden van nadere informatie met betrekking tot de ingediende boedelbeschrijving en daarmee een deugdelijk toezicht van de kantonrechter belemmert. [de vader] heeft geen idee wat hier mee wordt bedoeld.
[de vader] wil graag in het belang van [de rechthebbende] samen met [de moeder] de taak van bewindvoerder blijven uitoefenen. [de vader] wil ook graag dat de communicatie met [de moeder] verbetert.
3.5.
[de moeder] voert - samengevat - het volgende aan. [de moeder] wil niet langer gezamenlijk met [de vader] de taak van bewindvoerder uitoefenen. [de moeder] wil voortaan alleen de bewindvoerder van [de rechthebbende] zijn. Sinds het ontslag van [de vader] als medebewindvoerder is er rust ontstaan. [de moeder] heeft inmiddels de nog benodigde rekening en verantwoordingen ingediend en die zijn door de kantonrechter goedgekeurd. De financiën van [de rechthebbende] zijn op orde. Als [de vader] en [de moeder] weer samen de taak van bewindvoerder moeten uitoefenen, gaat dat leiden tot onrust bij [de rechthebbende] en tot meer werk voor [de moeder] .
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1, aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om
bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat er niet of onvoldoende is gebleken dat er sprake is van gewichtige redenen die maken dat [de vader] als medebewindvoerder over [de rechthebbende] moet worden ontslagen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.6.3.
[de vader] en [de moeder] zijn de ouders van [de rechthebbende] en zijn oudere zus [zus] .
[de vader] en [de moeder] oefenen sinds 4 maart 2013 gezamenlijk de taak van bewindvoerder (en mentor) over [zus] uit. Sinds 24 augustus 2020 doen zij dat ook gezamenlijk voor [de rechthebbende] . Het huwelijk van [de vader] en [de moeder] is in 2018 ontbonden. Omtrent de vermogensrechtelijke afwikkeling van dit huwelijk loopt thans - zo is het hof tijdens de mondelinge behandeling gebleken - een gerechtelijke procedure tussen [de vader] en [de moeder] .
3.6.4.
Uit de stukken in eerste aanleg blijkt dat [de moeder] aanvankelijk op 30 mei 2022 om het ontslag van haarzelf als medebewindvoerder van [de rechthebbende] heeft verzocht. Dit verzoek is besproken met de kantonrechter op 14 oktober 2022, bij welke mondelinge behandeling, hoewel daartoe opgeroepen, [de vader] niet aanwezig was. [de moeder] heeft naar aanleiding van die mondelinge behandeling vervolgens haar verzoek op 3 november 2022 gewijzigd, in die zin dat zij de kantonrechter heeft verzocht om voortaan alleen bewindvoerder te mogen zijn over [de rechthebbende] . Dit verzoek is aangemerkt als een verzoek om [de vader] als bewindvoerder van [de rechthebbende] te ontslaan.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 28 november 2022, waarvoor [de vader] eveneens is opgeroepen en niet verschenen, is dit gewijzigde verzoek ten aanzien van [de rechthebbende] besproken. Bij brief van 28 november 2022 heeft de kantonrechter aan [de vader] bericht:
"….
“Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2022 te 09.00 uur heeft [de moeder] , naast het
reeds ingediende verzoek tot uw ontslag als bewindvoerder inzake het bewind van [de rechthebbende]
, een mondeling verzoek ingediend tot uw ontslag ais bewindvoerder inzake het bewind
van [zus] .
De onderbouwing van dit verzoek is gelijk aan de onderbouwing van het verzoek inzake het bewind van
[de rechthebbende] . Om de financiële belangen van [de rechthebbende] én
[zus] goed te behartigen is het volgens [de moeder] wenselijk dat zij
alleen bewindvoerder is in voornoemde bewinden.
Namens de kantonrechter wijs ik u er op dat u tot op heden niet heeft gereageerd op de brief van 1 juni
2022 en de rappelbrief van 5 september 2022 waarin aan u is verzocht om aanvullende informatie toe te
zenden met betrekking tot de door u ingediende boedelbeschrijving inzake het bewind van [de rechthebbende]
. Voor de volledigheid voeg ik een afschrift van voornoemde brieven bij deze brief.
Ik verzoek u voor 12 december 2022 een schriftelijke reactie toe te zenden op de ontvangen verzoeken
welke strekken tot uw ontslag als bewindvoerder inzake de bewinden van [de rechthebbende]
en [zus] , onder vermelding van ons kenmerk. Tevens verzoek ik u
voor 12 december 2022 de ontbrekende informatie met betrekking tot de ingediende
boedelbeschrijving inzake het bewind van [de rechthebbende] toe te zenden, onder
vermelding van het kenmerk BM.nr: [nr.]….´
3.6.5.
Het staat vast dat [de vader] niet is verschenen tijdens de mondelinge behandelingen bij de kantonrechter, niet schriftelijk heeft gereageerd op voormelde oproepingsbrieven en verzoeken, noch de door de kantonrechter gevraagde informatie heeft verstrekt. Niet gesteld of gebleken is dat de oproepingsbrieven aan een onjuist adres zijn toegezonden. Het staat voorts vast dat [de moeder] op geen enkele manier [de vader] op de hoogte heeft gesteld van de door haar bij de kantonrechter ingediende ontslagverzoeken.
Voorop gesteld wordt dat het in ieder geval voor een bewindvoerder (en mentor) noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de ontvangst van poststukken op orde is.
De omstandigheid dat [de vader] niet is verschenen op de mondelinge behandelingen respectievelijk niet heeft gereageerd op de brieven van de kantonrechter zijn in dit concrete geval echter onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat mitsdien sprake is van een gewichtige reden die het ontslag van [de vader] als bewindvoerder van [de rechthebbende] rechtvaardigt.
Daarbij overweegt het hof dat niet is gebleken dat deze brieven per aangetekende post zijn verzonden. Omdat [de vader] de ontvangst van de brieven uitdrukkelijk betwist is derhalve onvoldoende zeker dat [de vader] op de hoogte was van de inhoud van deze brieven.
3.6.6.
De omstandigheid dat bepaalde informatie met betrekking tot de boedelbeschrijving niet aan de kantonrechter is verstrekt, is in dit geval onvoldoende om de conclusie dat [de vader] zijn taak als bewindvoerder niet naar behoren uitoefent te rechtvaardigen. Immers, op geen enkele manier is met concrete gegevens inzichtelijk gemaakt om welke ontbrekende informatie het precies gaat. Derhalve kan evenmin worden vastgesteld dat [de vader] de kantonrechter verhindert zijn toezichthoudende taak uit te voeren en daarmee een ontslag is gerechtvaardigd. Daarbij komt dat niet valt in te zien dat het ontbreken van deze informatie alleen [de vader] zou moeten worden aangerekend, terwijl ook [de moeder] nalatig was deze informatie aan de kantonrechter te verstrekken. De stelling van [de moeder] dat zij geen zicht had op de financiën rechtvaardigt die conclusie niet, nu ook op [de moeder] de plicht rust aan de op haar als bewindvoerder rustende informatieverplichting te voldoen. Overigens laat een en ander onverlet dat het tot de taak en verantwoordelijkheid van een bewindvoerder hoort in beginsel de door een kantonrechter gevraagde informatie aan te leveren en te reageren op mogelijke vragen van de kantonrechter.
3.6.7.
Weliswaar heeft [de moeder] gesteld dat de communicatie tussen hen beiden niet goed verloopt, reden waarom zij liever alleen bewindvoerder is, maar niet valt in te zien dat deze moeizame communicatie alleen [de vader] dient te worden aangerekend. Niet onaannemelijk is dat dit samenhangt met hun geschil over de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap, maar vormt geen dusdanig verwijt aan alleen [de vader] dat dit het ontslag als bewindvoerder rechtvaardigt. [de vader] heeft aangegeven geen belemmering te zien in het gezamenlijk blijven uitvoeren van de taak van bewindvoerder en dit bovendien ook graag gezamenlijk te willen blijven doen in het belang van [de rechthebbende] . Tijdens de mondelinge behandeling hebben [de vader] en [de moeder] verklaard dat zij tot op heden als gezamenlijk mentor in staat zijn voor [de rechthebbende] belangrijke beslissingen te nemen en in dat verband met elkaar overleg te hebben. Gelet op deze omstandigheden wordt van [de vader] en [de moeder] verwacht dat zij in het belang van [de rechthebbende] ditzelfde doen als gezamenlijk bewindvoerder van [de rechthebbende] .
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het inleidend verzoek van [de moeder] in hoger beroep alsnog afwijzen.
3.8.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 december 2022, en wijst alsnog af het verzoek strekkende tot het ontslag van [de vader] als medebewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze
uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.A.M. Scheij en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.