ECLI:NL:GHSHE:2023:3460

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
200.324.418_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgang van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om het gezag en de omgang van drie minderjarigen na de echtscheiding van hun ouders. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft verzocht om het ouderlijk gezag samen met de vader te blijven uitoefenen en om een uitbreiding van de omgangsregeling. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, zodat deze niet geldt tijdens schoolvakanties. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de vader toekomt, en dat de omgang met de moeder beperkt is. Het hof heeft de zaak op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij de persoonlijke problematiek van de moeder een belangrijke rol speelde. Het hof concludeert dat de moeder niet in staat is om het gezag gezamenlijk met de vader uit te oefenen, en dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is. De verzoeken van de moeder worden afgewezen, terwijl het verzoek van de vader om de omgangsregeling tijdens vakanties niet van kracht te laten zijn, wordt toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 oktober 2023
Zaaknummer: 200.324.418/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/382500 FA RK 21-765
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het gezag en de omgang ten aanzien van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] ),
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ),
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 3] );
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 december 2022, verbeterd bij beschikking van 7 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 maart 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de moeder samen met de vader het ouderlijk gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] blijft uitoefenen en te bepalen dat de moeder en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar iedere maandag na school tot vrijdag 20.00 uur.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 mei 2023, heeft de vader verzocht het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen.
Tevens heeft de vader in incidenteel hoger beroep verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de zorgregeling en opnieuw rechtdoende de zorgregeling aan te vullen in die zin dat de regeling niet zal gelden gedurende de (school)vakanties van de kinderen, althans een zodanige regeling te bepalen als het hof juist acht. Daarnaast verzoekt de vader om de moeder te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 10 juli 2023, heeft de moeder verzocht om het beroep van de vader ongegrond te verklaren en zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Brouwers;
-de vader, bijgestaan door mr. Van Reeven-Özer;
-[vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 november 2022;
- het V6-formulier van 13 april 2023 met bijlagen (productie 16 en 17) van de advocaat van de moeder.

3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep

De feiten
3.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van 4 juni 2015 is de echtscheiding uitgesproken. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij (tussen)beschikking van 16 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen voortaan bij de vader zal zijn. De rechtbank heeft voorts een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. De overige beslissingen zijn aangehouden.
3.3.
Bij beschikking van 12 mei 2022 heeft het hof voornoemde beschikking, voor zover in hoger beroep aan de orde, bekrachtigd.
3.4.
Bij (tussen)beschikking van 20 juli 2022 heeft de rechtbank:
  • de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek met betrekking tot het hoofdverblijf van de kinderen;
  • de vader vervangende toestemming verleend voor een vakantie met de kinderen naar Istanbul;
  • de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige 3] in te schrijven op een andere basisschool;
  • iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald:
  • dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vader toekomt;
  • dat de moeder en [minderjarige 3] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per week op zondag van 10.00 tot 14.00 uur;
  • dat de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op drie momenten in de week gedurende een uur per keer, waarbij die momenten worden bepaald door [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] .
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.6.
De moeder en de vader kunnen zich ieder afzonderlijk met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
Het hof zal de verzoeken in principaal en in incidenteel hoger beroep hierna gezamenlijk behandelen.
De standpunten
3.8.
De moeder heeft negen grieven aangevoerd. In de kern komen de grieven van de moeder, zakelijk weergeven, op het volgende neer.
Het gezag van de moeder is ten onrechte beëindigd. De ouders voldoen aan de vereisten van gezamenlijk gezag. Zij zijn in staat om gezamenlijk afspraken te maken. Van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen bij instandhouding van het gezamenlijk gezag van beide ouders klem of verloren zullen raken tussen de ouders is geen sprake.
Er is ten onrechte geconcludeerd dat er bij de moeder sprake is van persoonlijke problematiek en van ongegronde ongerustheid. De moeder wordt als lastig en tegenwerkend neergezet terwijl ze een wanhopige poging doet om gehoord te worden in haar zorgen en in haar verdriet dat de kinderen niet meer bij haar wonen. Voor haar gevoel wordt alles wat de vader zegt voor waar aangenomen en zien de instanties onvoldoende wat zij de kinderen te bieden heeft. De moeder wordt over belangrijke zaken niet door de vader geïnformeerd. Dit heeft bij de moeder geleid tot frustraties en gevoelens van onveiligheid voor wat betreft de kinderen. De moeder heeft het recht haar bedenkingen over zaken uit te spreken. Het behoort tot haar taak als ouder. De moeder kent de kinderen goed en weet wat voor hen het beste is, omdat zij lange tijd de hoofdopvoeder van de kinderen is geweest. De moeder heeft voor belangrijke zaken haar medewerking gegeven, althans zaken niet tegengehouden. De moeder vindt dat zij de kinderen niet belast door aan te geven dat zij wenst dat de kinderen bij haar komen wonen. Zij vindt het juist belangrijk dat de kinderen weten dat zij voor hen blijft vechten.
De vader houdt onvoldoende rekening met de culturele achtergrond van partijen. Hij biedt de kinderen teveel vrijheid en hij houdt te weinig toezicht. Hierdoor is [minderjarige 1] de afgelopen jaren in ongewenste situaties terecht gekomen. De vader is onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige 3] . De moeder vangt [minderjarige 3] regelmatig na schooltijd op en zorgt voor een warme maaltijd. De vader komt hem daarna rond 20.00 uur halen. Het is belangrijk dat deze situatie in stand blijft, aangezien [minderjarige 3] op zondag van 10.00 uur tot 14.30 uur Koranles heeft. De moeder ziet [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nauwelijks sinds de bestreden beschikking. Er is ten onrechte geen co-ouderschapsregeling vastgesteld dan wel een regeling waarbij de kinderen doordeweeks bij de moeder verblijven.
Het is juist dat de moeder, net als het jaar daarvoor, ook deze zomer aangifte van ontvoering heeft gedaan toen de vader en de kinderen in Turkije verbleven. De vader had geen (vervangende) toestemming om met de kinderen naar Turkije af te reizen en daardoor de omgang met de moeder te frustreren.
3.9.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De moeder maakt misbruik van haar gezag in zaken rondom de kinderen en zij frustreert beslissingen betreffende het gezag, zoals de schoolwisseling van [minderjarige 3] . De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen, gelet op de persoonlijke problematiek van de moeder. Tijdens de zomervakantie van de vader en de kinderen is de moeder naar Turkije afgereisd en heeft zij daar de politie ingeschakeld door aangifte te doen van ontvoering, ook al was het de vader toegestaan deze reis met de kinderen te maken. De kritische houding van de moeder is in strijd met het belang van de kinderen. De moeder kan zich niet neerleggen bij de beslissing over het hoofdverblijf en zij kan niet inzien dat de vader in staat is om de kinderen een goede verblijfplaats te bieden. De vader biedt wel degelijk structuur en hij betwist dat hij geen toezicht houdt. De vader betwist verder dat hij de moeder niet informeert. Bovendien heeft de moeder zelf veelvuldig contact met de kinderen.
Alhoewel de moeder veel van de kinderen houdt, handelt zij niet in het belang van de kinderen. De kinderen willen niet dat de moeder voor hen vecht en dat zij hen onder druk zet om contact te onderhouden. Het handelen van de moeder zorgt bij de kinderen voor een onveilig gevoel. De moeder heeft acties ondernomen die niet door de beugel kunnen en zij verschuilt zich achter haar eigen visie. De kinderen hebben last van het gedrag van de moeder. De moeder blijft ontkennen dat er bij haar sprake is van persoonlijke problematiek en zij ziet haar aandeel in de ontstane situatie niet.
Het is soms een bewuste keuze van de GI geweest om de moeder niet te informeren, vooral wanneer het zaken rondom [minderjarige 1] betrof. De moeder gaat eraan voorbij dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] inmiddels jonge meiden zijn met eigen behoeftes. De kinderen voelen zich door de moeder niet serieus genomen in hun keuzes en beslissingen.
Het is juist dat [minderjarige 3] vaker bij de moeder is. Een en ander is werkbaar en er hoeft geen wijziging in de zorgregeling te worden gebracht.
De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, omdat hij de vrees heeft dat de moeder discussies zal aan gaan over de zorgregeling gedurende de vakantieperiodes. Dat heeft zij afgelopen zomer ook laten zien. De vader wil dat de reguliere regeling niet in de vakanties geldt, zodat de vader ongestoord met de kinderen op vakantie kan gaan.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling als volgt geadviseerd.
De raad vindt dat de bestreden beschikking op goede gronden is afgegeven. Tijdens de mondelinge behandeling is nogmaals duidelijk geworden dat er sprake is van een trieste situatie. Alhoewel er geen onderliggende psychologische rapportage met een officiële diagnose voorhanden is, is het helder dat de moeder te kampen heeft met psychische problematiek. De huisarts heeft dit ook verklaard en het dossier bevat daarvoor de nodige aanwijzingen. De moeder uit zich op zeer negatieve wijze over de vader en zij is in extreme mate bezorgd over de boze buitenwereld. De moeder staat niet in de realiteit en zij heeft geen zelfinzicht. De moeder trekt de kwaliteiten van de vader ten onrechte in twijfel en zij belast de kinderen hiermee. Er is veel hulpverlening ingezet, maar dit heeft niet tot enige verbetering van de situatie geleid. Van gezamenlijk gezag kan geen sprake zijn, omdat de moeder geen toestemming kan geven als daarom wordt gevraagd. Er is ook sprake geweest van misbruik van het gezag door het doen van aangifte van ontvoering en enkele incidenten die zich op de scholen en bijbaantjes van de kinderen hebben voortgedaan.
Nu de vader alleen het gezag heeft, stelt dat hem in staat om de zorg over de kinderen uit te voeren. In de huidige omstandigheden doet de vader het goed. Hij stimuleert de kinderen om contact met de moeder te houden. De moeder moet accepteren dat ze een rol op afstand heeft, ook al doet dit haar pijn en verdriet. De kinderen houden veel van hun moeder.
Met name [minderjarige 2] en [minderjarige 1] begrijpen dat er bij haar sprake is van persoonlijke problematiek, maar zij hebben er wel last van. De huidige regeling, waarbij de contactmomenten aan de kinderen worden overgelaten is niet ideaal, maar gelet op voornoemde omstandigheden ziet de raad geen andere mogelijkheden.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
Gezag
3.12.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.13.
Het hof is op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat de rechtbank op goede gronden het ouderlijke gezag van de moeder heeft beëindigd, in die zin, dat de vader voortaan alleen met het gezag wordt belast.
Het hof neemt deze gronden, na eigen beoordeling en waardering, over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
3.14.
Met de raad is het hof van oordeel dat op grond van alle stukken en omstandigheden voldoende is komen vast te staan dat er bij de moeder sprake is van dermate persoonlijke en zorgelijke problematiek, waardoor zij niet in staat wordt geacht om het gezag over de kinderen alleen, dan wel gezamenlijk met de vader uit te voeren.
Alhoewel de moeder veel van de kinderen houdt en het voorstelbaar is dat de moeder zich soms zorgen over de kinderen maakt en zij kritische vragen stelt, worden de kinderen - onbedoeld - door het gedrag van de moeder ernstig belast. Volgens de hulpverlening komt de moeder regelmatig achterdochtig en verward over. De kinderen hebben door het gedrag van de moeder onder meer hinder ondervonden door incidenten bij hun werkgever (bijbaan) en op school. Daarnaast is het niet mogelijk gebleken om [minderjarige 3] in te schrijven op een nieuwe basisschool, terwijl dit in het belang van hem noodzakelijk werd geacht, hetgeen ook door de hulpverlening is onderschreven. De moeder verleent de vader ook geen toestemming om met de kinderen op vakantie te gaan.
Zelfs na de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de moeder is beëindigd, heeft de moeder nog getracht om de kinderen vanuit Turkije, waar zij met vakantie waren, terug naar Nederland te halen. Zij is hen nagereisd en heeft in Turkije aangifte van ontvoering gedaan.
De moeder is onmachtig om te accepteren dat de kinderen bij de vader opgroeien en om in te zien dat de vader een goede ouder voor de kinderen is. De moeder heeft een zeer negatief beeld van de vader alsook van de wereld om haar heen, hetgeen mogelijk wordt versterkt door persoonlijke problematiek. Hierdoor lukt het de moeder niet om in goed overleg met de vader beslissingen over de kinderen te nemen.
Gedurende de ondertoezichtstelling van de kinderen, die inmiddels is geëindigd, hebben de betrokken jeugdzorgwerkers getracht om de nodige hulpverlening voor de moeder in te zetten, omdat zij zich veel zorgen over de moeder maakte. Dit is helaas niet gelukt.
3.15.
Al deze omstandigheden tezamen maken dat de kinderen tussen de ouders klem en verloren raken en dat wijziging van het gezamenlijk gezag naar het eenhoofdig gezag van de vader in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De grieven van de moeder falen in zoverre.
Omgang
3.16.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 BW heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht
op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de
rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een
regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
principaal hoger beroep
3.17.
Het verzoek van de moeder om de omgang tussen haar en de kinderen uit te breiden is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen evenmin haalbaar.
De moeder zoekt dagelijks contact met de kinderen en de kinderen ervaren dit regelmatig als belastend. Voorkomen dient te worden dat de kinderen, gelet op de eerder genoemde problematiek van de moeder, in het contact met de moeder overbelast raken. Een kwalitatief goed contact tussen de moeder en de kinderen is belangrijker dan het vastleggen van veel contactmomenten.
Voor wat betreft [minderjarige 2] en [minderjarige 1] heeft gelet op hun leeftijd te gelden dat zij zich moeten kunnen ontwikkelen en uitgroeien tot volwassen, zelfstandige jonge vrouwen, waarbij zij zelf, onder toezicht van de vader, de nodige keuzes kunnen maken, ook voor wat betreft de indeling van hun tijd. Het is om die reden voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van belang dat zij hun bezoekmomenten aan de moeder kunnen afstemmen op andere verplichtingen en activiteiten, zoals huiswerk en bijbaantjes passend bij hun leeftijd. Het wordt niet in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geacht de omgang met de moeder te wijzigen en uit te breiden zoals door de moeder verzocht.
Voor wat betreft [minderjarige 3] heeft te gelden dat [minderjarige 3] buiten de vastgestelde omgangsregeling om regelmatig na school bij de moeder verblijft en daar ’s avonds eet. Volgens de vader is dat overigens momenteel minder aan de orde, omdat zijn zus tijdelijk bij hem inwoont en [minderjarige 3] mede kan opvangen als de vader werkt. Dat neemt niet weg dat de vader het geen probleem vindt als [minderjarige 3] vaker na school bij de moeder is. Het hof onderschrijft het standpunt van de vader dat het echter in het belang van [minderjarige 3] niet wenselijk is om een dergelijk extra contact structureel vast te leggen en de regeling uit te breiden. Het is belangrijk dat de vader naar bevindingen in het belang van [minderjarige 3] kan blijven handelen.
De grieven van de moeder falen derhalve.
incidenteel hoger beroep
3.18.
De vader heeft in hoger beroep zijn verzoek in eerste aanleg aangevuld en verzocht te bepalen dat de reguliere regeling niet zal gelden gedurende de (school)vakanties van de kinderen. Het hof zal dit verzoek toewijzen. Het is voor de vader en de kinderen belangrijk dat zij ongestoord op vakantie kunnen gaan en/of in de vakanties de gelegenheid hebben om andere activiteiten te ondernemen. Het hof neemt daarbij in overweging dat de vader zich ook tijdens de vakanties inspant en zal blijven inspannen om het contact tussen de moeder en de kinderen door middel van bijvoorbeeld beeldbellen te ondersteunen en dat hij de moeder zoveel als mogelijk bij de kinderen blijft betrekken.
Proceskosten
3.19.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn. Van misbruik van procesrecht is niet gebleken.
Concluderend
3.20.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beslissing van de rechtbank in stand blijft.
Het hof zal in het kader van het incidenteel hoger beroep de beslissing van de rechtbank overeenkomstig rov. 3.18. aanvullen.

4.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 december 2023, verbeterd bij beschikking van 7 februari 2023;
bepaalt aanvullend dat de in voornoemde beschikking vastgestelde omgangsregeling gedurende de schoolvakanties niet van kracht is;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.J.F. Manders en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 19 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.