ECLI:NL:GHSHE:2023:3457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
200.327.295_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eerdere beschikking inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2023 aangevochten, waarin was bepaald dat de minderjarige bij de vader zou verblijven. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 september 2023 hebben partijen overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, die nu bij de moeder zal zijn, en de zorgregeling, die inhoudt dat de minderjarige om de veertien dagen een weekend bij de vader verblijft. De vader heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft tijdens de behandeling bevestigd dat er afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling. Het hof heeft de eerdere beschikking vernietigd en de nieuwe afspraken vastgelegd in de beschikking, met uitzondering van een verzoek van de vader over de omgang met de grootmoeder, omdat zij geen partij is in deze procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 oktober 2023 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 200.327.295/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/379141 / FA RK 22-582
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. A. Romijn, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats]
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende – uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat:
- primair: [minderjarige] het hoofdverblijf zal hebben bij de moeder;
- subsidiair: dat [minderjarige] de ene week omgang zal hebben met de moeder en de andere week met de vader en voorts gedurende de helft van de vakanties en feestdagen en wel voor het eerste deel van de vakanties en feestdagen het ene jaar bij de moeder en het tweede deel bij de vader en het jaar daarna in omgekeerde volgorde en zo vervolgens om en om.
2.2.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van de Laar;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 november 2022.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar. Uit deze inmiddels verbroken relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank:
- bepaald dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij de vader heeft;
- een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vastgesteld, inhoudende:
  • de ene week van donderdag 09.00 uur tot zondagavond 18.00 uur en in de andere week op donderdag van 09.00 uur tot vrijdag 18.00 uur;
  • de helft van de vakanties, in onderling overleg te verdelen
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder het hof geïnformeerd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling aldus, dat partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en dat [minderjarige] in het kader van de zorgregeling een weekend in de veertien dagen bij de vader verblijft van vrijdag 16.00 tot zondag 18.00 uur. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en voornoemde afspraken op te nemen in het dictum van de beschikking.
5.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat partijen voornoemde afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling. De vader heeft in aanvulling hierop het hof verzocht ook een beslissing te nemen over het halen en brengen van [minderjarige] en de omgang tussen [minderjarige] en oma (vz). De vader verzoekt te bepalen dat de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en dat de vader [minderjarige] op zondag terugbrengt naar de moeder. Daarnaast heeft de vader gevraagd, omdat hij zelf op dit moment geen contact meer heeft met zijn moeder, te bepalen dat [minderjarige] met enige regelmaat naar oma (vz) gaat, bijvoorbeeld een vaste dag in de één à twee weken.
5.3.
In reactie op de verzoeken van de vader heeft de moeder ingestemd met een haal- en brengregeling waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [minderjarige] op zondag na het avondeten terugbrengt naar de moeder. In reactie op het verzoek van vader ten aanzien van de omgang tussen [minderjarige] en oma (vz) heeft de moeder kenbaar gemaakt dat [minderjarige] op dit moment iedere woensdag door oma (vz) uit de peuterspeelzaal wordt gehaald en vervolgens tot na het avondeten bij haar blijft waarna oma (vz) [minderjarige] terugbrengt bij de moeder.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof aan de orde gesteld of de ouders ook afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de vakanties en feestdagen. De ouders hebben in reactie hierop verklaard dat zij in staat zijn om de verdeling van de vakanties en feestdagen in onderling overleg af te stemmen en verzoeken het hof dit zo vast te leggen. Het is voor partijen niet nodig om daarbij expliciet op te nemen dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld.
5.5.
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de tussen partijen gemaakte afspraken vast te leggen in de beschikking. De raad prijst de ouders voor het feit dat zij alsnog in staat zijn gebleken om afspraken met elkaar te maken over [minderjarige].
5.6.
Gelet op de bereikte overeenstemming zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de gemaakte afspraken tussen partijen vastleggen op de wijze zoals bepaald in het dictum van deze beschikking, met uitzondering van het verzoek met betrekking tot de omgang tussen [minderjarige] en oma (vz). Oma is geen partij in de deze procedure, nog los van de vraag of een dergelijk verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. Blijkens hetgeen de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld, is er op dit moment kennelijk al sprake van wekelijks terugkerend contact tussen de [minderjarige] en oma (vz). Het hof hoopt dat deze regeling bestendig is en dat in de toekomst regelmatig contact tussen [minderjarige] en oma (vz) in onderling overleg mogelijk blijft.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 februari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
stelt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast betreffende het contact tussen de vader en [minderjarige]:
de vader is gerechtigd tot het hebben van contact met [minderjarige] gedurende:
- een weekend in de veertien dagen van vrijdag 16.00 tot zondag 18.00, met dien verstande dat de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en dat de vader [minderjarige] op zondag na het avondeten terugbrengt naar de moeder;
- gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, waarvan partijen in onderling overleg een verdeling maken.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en H.M.A.W. Erven en is op 19 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.