In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1982 en woonachtig te Tilburg, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van schuldwitwassen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft echter geoordeeld dat het eerdere vonnis vernietigd moest worden, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De tenlastelegging betrof het medeplegen van witwassen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015, waarbij de verdachte samen met anderen contante geldbedragen heeft verborgen en verhuld, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte contante bedragen van 8.995 euro (in 2013), 6.566 euro (in 2014) en 5.888 euro (in 2015) voorhanden heeft gehad, en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar heeft deze verdisconteerd in de op te leggen straf.