In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingeleid door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De vrouw, hierna aangeduid als appellante, is in hoger beroep gekomen tegen de veroordeling om een dwangsom te betalen voor het niet nakomen van de omgangsregeling tussen de man en de kinderen. De man, aangeduid als geïntimeerde, heeft in eerste aanleg gevorderd dat de vrouw de omgangsregeling nakomt, met een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke overtreding, tot een maximum van € 5.000,00. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep van de vrouw.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 is de vrouw niet verschenen, terwijl de man en de Raad voor de Kinderbescherming wel aanwezig waren. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om de dwangsom te matigen tot € 25,00 per dag met een maximum van € 2.000,00, en heeft betoogd dat zij de omgangsregeling altijd heeft nageleefd. De man heeft echter betoogd dat de dwangsom noodzakelijk is om de vrouw te motiveren de afspraken na te komen, gezien eerdere overtredingen.
Het hof heeft geoordeeld dat de dwangsom gerechtvaardigd is, maar heeft deze wel gemaximeerd tot € 5.000,00. Het hof heeft de vordering van de vrouw om de dwangsom te laten vervallen afgewezen, maar heeft wel de hoogte van de dwangsom aangepast. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd, met de aanpassing van de maximering van de dwangsom.