[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1990,
wonende te [adres 1] .
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep – na terugwijzing bij arrest van 10 februari 2020 van dit hof en nadat de Hoge Raad een tegen dat arrest gericht cassatieberoep niet-ontvankelijk had verklaard – ter zake van:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen verrichten, meermalen gepleegd (feit 1);
mishandeling, meermalen gepleegd (feit 2);
huisvredebreuk (feit 3), en
vernieling (feit 4),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Voorts heeft de rechtbank de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] ter hoogte van € 1.500,00, bestaande uit een vordering van € 500,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2016, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten.
Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] , bestaande uit een vordering van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2016, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit van hetgeen onder 1, eerste en derde gedachtestreepje, ten laste is gelegd, en zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat deze, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Subsidiair, voor zover het hof het primaire verweer ten aanzien van de bewezenverklaring zou verwerpen, heeft de raadsman zich ten aanzien van het immateriële deel van beide vorderingen gerefereerd aan het oordeel van het hof en ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot vergoeding van materiële schade aangevoerd dat deze gematigd moet worden tot een bedrag van € 100,00.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen, op of omstreeks 13 augustus 2016 te [geboorteplaats] , in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2002) en/of [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 3] 2001), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit:
- het likken in de nek van die [slachtoffer 2] en/of het trachten te zoenen van die [slachtoffer 2] , en/of
- het meermalen, althans eenmaal aanraken van een borst van die [slachtoffer 2] , en/of
- het likken en/of zoenen in de nek en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of het trachten te zoenen op de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Tilburg [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] (hard) te krabben aan een borst, en/of
- die [slachtoffer 1] (hard) te krabben en/of (hard) vast te pakken aan een (boven)been en/of aan een elleboog,
waardoor die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] pijn heeft/hebben ondervonden en/of letsel heeft/hebben bekomen;
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Tilburg in een woning en/of in/op een erf, gelegen aan de [adres 2] , aldaar bij een ander, te weten bij [benadeelde] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een gsm (iPhone 6), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] , toebehoort, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Tilburg , met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2002) en [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 3] 2001), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het likken in de nek van die [slachtoffer 2] en het trachten te zoenen van die [slachtoffer 2] , en
- het aanraken van een borst van die [slachtoffer 2] , en
- het likken en zoenen in de nek en in het gezicht van die [slachtoffer 1] en het trachten te zoenen op de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 13 augustus 2016 te Tilburg [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 2] te krabben aan een borst, en
- die [slachtoffer 1] te krabben en vast te pakken aan een (boven)been en aan een elleboog,
waardoor die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] pijn hebben ondervonden en letsel hebben bekomen;
3.
hij op 13 augustus 2016 te Tilburg in een woning, gelegen aan de [adres 2] , aldaar bij een ander, te weten bij [benadeelde] , wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op 13 augustus 2016 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een gsm (iPhone 6), die aan [slachtoffer 1] toebehoort, heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, team Zeden, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , recherche assistente, proces-verbaalnummers 2016210995 en 2016211003 (onderzoek ZBRBC00 MOSJOEN), gesloten op 23 maart 2017, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 144. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2016, dossierpagina 62 tot en met 64, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 13 augustus 2016 omstreeks 04.15 uur reed ik, verbalisant [verbalisant 2] , samen met collega [verbalisant 3] , over de Willem de Rijkestraat te Tilburg . (…) Ik zag twee meiden staan van ongeveer 15 jaar oud en een aantal oudere mannen. Ik zag en hoorde dat de meiden hard huilden. (…) Ik heb een aantal keer gevraagd of ze het wilden vertellen. Ik zag telkens dat de meiden opnieuw in tranen uitbarsten toen ze wilden vertellen wat er was gebeurd. Vervolgens heb ik de identiteit van de meiden gevraagd. De kleinste van de twee gaf op te zijn [slachtoffer 2] , [geboortedag 2] 2002 en de grootste van de twee gaf op te zijn [slachtoffer 1] .
Ik heb vervolgens nogmaals gevraagd wat er was gebeurd. (…) In het café hebben ze de hele avond gepraat met ene [verdachte] . [verdachte] was uitgenodigd om bij de opening van het café te zijn. [verdachte] heeft een kapperszaak naast het café en daarom was hij uitgenodigd. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [verdachte] hebben bijna de hele avond buiten achter het café gezeten. (…) Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] naar de wc gegaan en toen heeft [verdachte] [slachtoffer 1] proberen te zoenen. Dit wilde [slachtoffer 1] niet en toen heeft zij [verdachte] weggeduwd. Vervolgens heeft [verdachte] het gezicht en de nek van [slachtoffer 1] gelikt. Vervolgens is [slachtoffer 2] teruggekomen en is [slachtoffer 1] daarna naar de wc gegaan en heeft [verdachte] hetzelfde bij [slachtoffer 2] gedaan. [verdachte] wilde [slachtoffer 2] zoenen, maar dit wilde [slachtoffer 2] niet. Vervolgens heeft [verdachte] ook het gezicht van [slachtoffer 2] gelikt, terwijl [slachtoffer 2] dat niet wilde. Op een gegeven moment wilden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar huis en zijn ze naar huis gebracht. (…) Ze zijn vervolgens naar boven gegaan en toen werd [slachtoffer 2] een aantal keer gebeld door haar vader. Althans op het scherm stond dat het haar vader was maar toen [slachtoffer 2] opnam bleek het [verdachte] te zijn die de telefoon van haar vader had. [verdachte] heeft een aantal keer gebeld. (…)
Vervolgens hoorde ik de meiden zeggen dat ze boven op hun slaapkamer, aan de voorzijde van de woning, stonden om te kleden. Ze wilden naar bed. De meiden stonden met ontbloot bovenlijf toen ze iemand de woning in hoorden komen. Vervolgens stond [verdachte] op de slaapkamer. De meiden zijn toen onder de deken gaan liggen en zijn gaan schreeuwen. De meiden zeggen dat er een worsteling op de slaapkamer is ontstaan waarbij [verdachte] hen heeft geduwd en hard heeft gekrabd. Ik zag dat er boven de linkerborst van [slachtoffer 2] rode, verse krassen stonden. Ik zag dat er op beide bovenbenen van [slachtoffer 1] rode verse krassen stonden. Ik zag boven de borst van [slachtoffer 2] krassen van ongeveer 10 a 15 centimeter. Ik zag dat de krassen op de benen van [slachtoffer 1] veel groter waren. Ik schat ongeveer 30 centimeter. (…)
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat ze 112 wilde bellen en dat [verdachte] toen haar telefoon heeft afgepakt en deze vervolgens hard op de grond heeft gegooid. Ik zag dat [slachtoffer 1] haar telefoon liet zien. (…) Ik zag dat het scherm kleine barsten had. Ik zag, toen [slachtoffer 1] haar telefoon liet oplichten, dat er door het hele scherm strepen zaten. Ik zag dat je niet meer normaal de tekst kon lezen. Ik zag sowieso niets op een normale manier op het scherm. (…) Vervolgens ben ik, verbalisant, samen met collega [verbalisant 3] naar de woning gereden waar het incident heeft plaatsgevonden. Dit betrof [adres 2] . (…) Onder het dakraam was een houten plaat bevestigd. Op deze plaats waren afdrukken te zien. (…) Ik ben vervolgens in de tuin gaan kijken. Ik ben op een kliko gaan staan en heb zo op het plat dak van de aanbouw gekeken. Ik zag meerdere, dezelfde, schoenafdrukken staan. Ik zag dat dit motief uit kleine, vierkante blokjes bestond. Ik zag dat de afdrukken vanaf de rand van het dak richting het dakraam gingen. Ik zag een spoor richting het dakraam. Ik zag geen spoor terug. (…) Ik zag op de kliko, welke naast de poort stond, een schoenspoor. Ik zag hetzelfde motief als het motief welke ik op het platdak zag. Ik heb vervolgens aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gevraagd wat zij wisten over [verdachte] . (…) Ik hoorde ze zeggen dat hij een eigen kapperszaak heeft aan het [straatnaam] te Tilburg .
2. Het proces-verbaal aangifte d.d. 13 augustus 2016, dossierpagina 35 tot en met 36, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
Ik wil aangifte doen wegens aanranding, vernieling en mishandeling. Ik heb niemand toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
3. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 16 augustus 2016, dossierpagina 37 tot en met 38, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
Op 16 augustus 2016 hoorde ik als aangeefster: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 2001.
(…)
Verklaring aangeefster:
(…) Op 13 augustus 2016 was ik samen met [slachtoffer 2] bij de opening van het café [café] van de ouders van [slachtoffer 2] . Het was die nacht de opening. Ik heb met [slachtoffer 2] en [verdachte] , welke ook uitgenodigd was, achter op de plaats van het café gezeten. (…) Op een gegeven moment ging [slachtoffer 2] naar het toilet en heeft [verdachte] mij proberen te zoenen. Ik wilde dit niet en heb mij weggedraaid. [verdachte] heeft mij vervolgens in mijn nek en gezicht gelikt. Later ging ik naar het toilet en ik heb van [slachtoffer 2] gehoord dat hij bij haar hetzelfde heeft gedaan. Omstreeks 02:30/03:00 uur wilden [slachtoffer 2] en ik naar huis. Wij zijn afgezet door mijn vader. Op een gegeven moment werd [slachtoffer 2] gebeld door haar vader. Toen zij haar telefoon opnam, bleek het niet haar vader te zijn maar hoorden wij de stem van [verdachte] . Hij wilde naar ons toe komen. (…) Wij wilden dit niet dus wij hebben de deur niet opengemaakt. Op een gegeven moment stond [verdachte] in de slaapkamer van [slachtoffer 2] . (…) Wij waren ons aan het omkleden om naar bed te gaan en wij stonden met ontbloot bovenlijf. Vervolgens zag ik dat [verdachte] zijn nektas afdeed, zijn schoenen uitdeed en zijn broek open wilde maken. Toen hij dit had gedaan is hij in bed gaan liggen. (…) Ik heb vervolgens mijn vader gebeld, maar die nam niet op. Daarna heb ik zijn vriendin opgebeld welke wel opnam. Die gaf aan dat ze er gelijk aankwamen. [verdachte] dacht dat ik 112 aan het bellen was en pakte mij eerst bij mijn been vast en daarna bij mijn elleboog. (…) Ik heb hier nog steeds een blauwe plek van. Toen [verdachte] mijn elleboog pakte, pakte hij mijn telefoon af (…). [verdachte] zei dat ik mijn telefoon terug kon krijgen en gooide mijn telefoon vervolgens hard weg. (…) Vervolgens is [verdachte] opgestaan en weggegaan. Wij hebben ons vervolgens op de badkamer opgesloten omdat wij zo bang waren. De telefoon die [verdachte] kapot heeft gegooid betreft een iPhone 6. De telefoon heeft mijn vader voor mij gekocht en kostte 500 euro. Mijn telefoon doet het nog steeds niet (…). Toen ik mijn telefoon opraapte, zag ik dat er allemaal kleine streepjes door het scherm liepen. Dit was daarvoor niet zo. Ik kon op dat moment niets meer met mijn telefoon doen. Ik kon ook niet gebeld worden, ik kon in ieder geval niet opnemen. (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 25 augustus 2016, dossierpagina 39 tot en met 48, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
Deze aanvullende verklaring werd zoveel mogelijk woordelijk uitgewerkt in vraag- en antwoordvorm.
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord aangeefster
O: Betreft opmerking verbalisanten
(…)
V: Van welke strafbare feiten heb je aangifte gedaan?
A: Dat hij mijn telefoon kapot had gemaakt. Inbreken door het zolderraam en dat hij mij had aangeraakt.
V: Welke handelingen heeft hij bij jou gedaan?
A: Buiten heeft hij mijn nek gelikt en probeerde hij mij te zoenen. (…) In mijn huis
(het hof begrijpt: het huis van [slachtoffer 2] )heeft hij mij bij mijn enkels gepakt en heeft hij krassen op mijn bovenbenen gemaakt.
V: Wat heb jij gezien aan handelingen die hij bij [slachtoffer 2] had gedaan?
A: Dat hij [slachtoffer 2] bij haar borst vastgreep. (…)
V: Je vertelde ook dat je dingen had gehoord.
A: [slachtoffer 2] vertelde tegen mij dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te zoenen. (…)
V: Wanneer heb je dat van [slachtoffer 2] gehoord?
A: We waren nog buiten in de tuin bij het café. Ik typte op mijn telefoon “Hij
probeerde mij net te zoenen.” Ik liet dit aan [slachtoffer 2] lezen. [slachtoffer 2] zei dat hij
dat ook bij haar deed.
(…)
V: Hoe is dat zoenen gegaan?
A: Wij zaten in de tuin achter het café. [slachtoffer 2] ging weg. (…) Hij bukte voorover naar mij. Hij zei woorden als schatje, lieverd. Vervolgens kuste hij mij links in mijn nek. Hij wilde naar mijn mond gaan. (…)
V: Wat wilde hij bij je mond doen?
A: Hij ging vanaf mijn nek langzaam via kusjes op mijn wang naar mijn mond. Hij probeerde zijn tong in mijn mond te doen maar dat lukte niet want ik hield mijn tanden en lippen op elkaar.
V: Wat vond je van [verdachte] ?
A: (…) Hij vertelde over zijn kapperszaak en over zijn neefjes.
V: Kende [slachtoffer 2] hem al eerder?
A: [slachtoffer 2] niet, maar haar broertje en haar zus gingen naar die kapper. Zijn neefjes wonen naast hun.
A: (…) We kregen een telefoontje van de mobiele telefoon van de vader van [slachtoffer 2] . We namen op en kregen [verdachte] aan de lijn. (…) Hij belde meerdere malen. (…) Ook hadden we een paar keer het raam opengedaan om te vragen wat hij aan de deur deed. Tegen [verdachte] had ik door het raam gezegd dat hij terug moest naar het café en de telefoon terug moest geven. Op een gegeven moment heb ik het raam dicht gedaan. (…)
5. Het proces-verbaal aangifte d.d. 13 augustus 2016, dossierpagina 16 tot en met 17, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Ik wil aangifte doen wegens aanranding, huisvredebreuk en mishandeling. Ik heb niemand toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
6. Het proces verbaal van verhoor aangeefster d.d. 24 augustus 2016, dossierpagina 18 tot en met 30, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
Deze aanvullende verklaring werd zo veel mogelijk woordelijk uitgewerkt in vraag- en antwoordvorm.
(…)
(het hof begrijpt V:)Wat is er gebeurd?
(het hof begrijpt A:)Mijn vader heeft een café geopend en die man, [verdachte] , was dus mijn vaders en mijn broertjes kapper. Die kapperszaak zat ook achter om de hoek bij mij vader. Papa heeft hem gevraagd of hij ook wilde komen. Ik en [slachtoffer 1] zijn buiten in de tuin gaan zitten tijdens het feest en zijn daar muziek gaan luisteren. Op een gegeven moment kwam [verdachte] om te roken. (…) Op een gegeven moment ging [slachtoffer 1] naar de wc. Toen probeerde hij mij te zoenen en heeft hij mijn in mijn nek gelikt. (…) Op een gegeven moment waren we moe. We wilden naar huis. (…) Op een gegeven moment gingen we naar boven. We gingen ons toen omkleden. Ik zag dat we al zes keer gebeld waren op de telefoon van mijn vader. Dat bleek dus die man, [verdachte] , te zijn. Ik nam namelijk op met: ‘hoi pap’. Toen hoorde ik die stem. Hij vroeg of wij kwamen. Hij stond voor de deur. We hebben toen het raam geopend en gezegd dat hij ons met rust moest laten. Daarna hebben we het raam weer dicht gedaan. (…)
Toen gingen we wel echt omkleden om te gaan slapen. Op een gegeven moment hoorde ik een deur. (…) Het bleek dus die man te zijn. [slachtoffer 1] had alleen een string aan. Ik had alleen een slaapbroekje aan en geen BH. Daardoor gingen we op bed zitten en hebben we de dekens om ons heen gedaan. Ik zag dat hij zijn schoenen had uitgedaan en zijn nektasje had afgedaan. Ik zag dat hij de knoop van zijn broek open deed waardoor de broek op zijn heupen kwam. Ik weet ook wat voor onderbroek hij aan had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei ‘ga weg, ga weg’. Hij zei ons dat hij niet weg ging omdat hij mij alleen moest spreken. (…) Hij had [slachtoffer 1] bij haar bovenbenen gepakt. Toen had hij mij bij mijn tiet vastgepakt (aangeefster wijst naar linkerbovenkant van
(het hof begrijpt: haar)borst). Daar had ik plekken van gekregen. (…) Toen pakte hij de telefoon en die gooide hij weg tegen de muur.
(het hof begrijpt V:)Je zei, hij probeerde mij te zoenen.
(het hof begrijpt A:)Ja, dat was voor het likken. Hij hield zijn hand in mijn nek. Hij deed toen mijn hoofd dichterbij zijn hoofd en hij wilde mij zoenen. Ik zei toen nee en wende mijn
hoofd van zijn hoofd af.
7. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 september 2016, dossierpagina 52 tot en met 57, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Deze verklaring werd zo veel mogelijk woordelijk uitgewerkt in vraag- en antwoordvorm.
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord getuige
O: Opmerking verbalisanten
(…)
V: Vertel eens over 12 op 13 augustus 2016?
A: Toen hadden we de opening van de zaak, het eetcafé de [café] . (…) Op een gegeven moment vroeg [verdachte] aan mij of hij even kon bellen met mijn telefoon. [verdachte] is de kapper. Ik heb hem mijn telefoon gegeven. Ik zag hem naar buiten lopen en ik vond daar niets vreemds aan met die muziek binnen. Het duurde meer dan 20 minuten en ik vond het lang duren. Ik ging buiten kijken en ik zag [verdachte] nergens. Ik dacht: ‘oh, nou ben ik mijn telefoon kwijt’. Ik denk zo na een half uur, 40 minuten kwam [verdachte] weer terug en gaf mijn telefoon terug. (…)
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, d.d. 23 februari 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb sinds 2015 een eigen kapperszaak.
9. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 september 2016, dossierpagina 50 tot en met 51, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik doe aangifte van huisvredebreuk/insluiping. Ik ben rechthebbende op de woning op het adres [adres 2] , welke woning bij mij als zodanig in gebruik is. Er is een persoon zonder toestemming te hebben in mijn woning geweest.
In de avond van 12 op 13 augustus 2016 heeft de opening van café [café] in Tilburg plaatsgevonden. [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2002, en [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 2001, zijn bij die opening aanwezig geweest. Café [café] is het café van de vader van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben die avond in de tuin van het café gezeten met een man. Toen [slachtoffer 2] naar het toilet was heeft de man [slachtoffer 1] in haar nek gekust, haar kusjes op haar wang gegeven en is zo richting haar mond gegaan. Vervolgens probeerde hij zijn tong in haar mond te doen. [slachtoffer 1] hield haar lippen en haar mond dicht en heeft hem gezegd dat hij te ver ging. De man heeft tijdens het feest ook, toen [slachtoffer 1] even weg was, in de nek van [slachtoffer 2] gelikt en hij heeft haar proberen te zoenen waarbij hij haar hoofd dichterbij zijn hoofd heeft gebracht.
De meisjes zijn vervolgens naar het huis van [benadeelde] , de moeder van [slachtoffer 2] , in Tilburg gebracht. Toen zij daar waren werd [slachtoffer 2] een aantal keren gebeld door het telefoonnummer van haar vader, [getuige] . Toen zij opnam hoorde zij echter niet de stem van haar vader, maar die van de man. Zij herkende de stem van de man met wie zij en [slachtoffer 1] eerder die avond in de tuin hadden gezeten. De vader van [slachtoffer 2] , [getuige] , had die avond zijn telefoon uitgeleend aan de man. De man vroeg aan [slachtoffer 2] waar zij was en zij heeft hem verteld dat ze thuis was. Zij hoorde toen een dubbel geluid en realiseerde zich daardoor dat de man bij haar voor de deur stond. [slachtoffer 2] heeft toen uit het raam tegen de man gezegd dat hij hen met rust moest laten. [slachtoffer 2] heeft vervolgens het raam dichtgedaan en het rolluik gesloten. Toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich vervolgens aan het omkleden waren om te gaan slapen hoorden zij iemand de woning in komen en stond de man ineens in de slaapkamer. Zij stonden op dat moment met ontbloot bovenlijf. Ze gingen onder de dekens liggen en schreeuwden. De man deed zijn nektas af, deed zijn schoenen uit en maakte zijn broek open. Vervolgens is hij bij de meisjes in bed gaan liggen. [slachtoffer 1] heeft hem gezegd dat hij weg moest gaan. De man heeft toen [slachtoffer 2] bij haar borst gepakt en gekrabd. Toen [slachtoffer 1] met haar mobiele telefoon probeerde te bellen, pakte de man haar aan haar been en elleboog en maakte (daarbij) krassen. De man pakte vervolgens haar telefoon en gooide die hard weg tegen de muur, waardoor er barsten in het scherm van de telefoon zijn gekomen.
De politie heeft geconstateerd dat op het dak van de aanbouw van de woning schoenafdrukken zichtbaar waren vanaf de rand van het dak richting het dakraam en dat er schoenafdrukken op de kliko te zien waren. Ook heeft de politie waargenomen dat boven op de linkerborst van [slachtoffer 2] rode, verse krassen stonden en dat op de benen van [slachtoffer 1] krassen aanwezig waren.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd – kort gezegd – dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die deze feiten heeft begaan. Zo is er geen technisch onderzoek gedaan, zijn beide aangeefsters nooit geconfronteerd met een foto van de verdachte en – hoewel beide aangeefsters hebben verklaard dat de man [verdachte] heette en kapper was – kenden beide aangeefsters de verdachte niet en hadden zij hem nooit eerder gezien.
Het hof leidt uit het dossier het volgende af.
Uit de vorenbedoelde bewijsmiddelen volgt dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij samen bij de opening van het café van de vader van [slachtoffer 2] , café De [café] , waren en dat zij daar met [verdachte] in de tuin hebben gezeten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij [verdachte] bij de opening van Café [café] hebben leren kennen en dat [verdachte] een kapperszaak had achter het café. Getuige [getuige] – de vader van [slachtoffer 2] – heeft verklaard dat hij [verdachte] , de kapper om de hoek waar hij en zijn zoontje altijd naartoe gingen, ook had uitgenodigd. [getuige] heeft voorts verklaard dat hij de avond van de opening zijn telefoon had uitgeleend aan [verdachte] , dat [verdachte] met die telefoon naar buiten is gelopen en dat hij vervolgens ongeveer een half uur, 40 minuten weg is gebleven. De verklaring van [getuige] ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij die avond, toen zij en [slachtoffer 1] thuis waren, met het nummer van haar vader werden gebeld door de man met wie zij in de tuin hadden gezeten. Gelet op het voorgaande heeft het hof geen enkele twijfel dat de verdachte degene is geweest die de bewezenverklaarde handelingen heeft gepleegd.
Het hof verwerpt het primaire verweer van de verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor hetgeen onder 1, eerste en derde gedachtestreepje, ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor deze specifieke gedragingen, nu alleen [slachtoffer 2] over het eerste gedachtestreepje heeft verklaard en alleen [slachtoffer 1] over het derde gedachtestreepje. In het dossier is overigens geen steunbewijs te vinden voor deze verklaringen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof begrijpt dat de verdediging een beroep heeft willen doen op het voorschrift van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Wat betreft het bewijs in zedenzaken is niet vereist dat de ontucht zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, mits de verklaring van de aangever maar op specifieke punten voldoende bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat. Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Het hof stelt dienaangaande vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2] respectievelijk [slachtoffer 1] met betrekking tot handelingen zoals onder het eerste en derde gedachtestreepje tenlastegelegd steun vinden in andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft voorts niet alleen verklaard over wat haar is overkomen, maar ook dat zij dat op haar telefoon had getypt en aan [slachtoffer 2] had laten lezen waarna [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat haar hetzelfde was overkomen. Zij wisten dus over en weer van elkaar wat hen was overkomen. Zij hebben vervolgens ’s nachts samen aan verbalisant [verbalisant 2] verklaard wat hen was overkomen. Beide verklaringen vinden tevens steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van getuige [getuige] . Reeds om die reden is voldaan aan het bewijsminimumvoorschrift. Immers, zoals hiervoor voorop is gesteld, heeft het bewijsminimumvoorschrift enkel betrekking op de gehele tenlastelegging en is niet vereist dat elk onderdeel daarvan in ander bewijsmateriaal steun vindt. Daar komt bij dat de modus operandi in beide gevallen hetzelfde is: de verdachte heeft in beide gevallen de meisjes onverhoeds proberen te zoenen toen één van beide even weg was.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de onder 1, eerste en derde gedachtestreepje, tenlastegelegde gedragingen in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen, zodat zich in onderhavige zaak niet de situatie van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering voordoet.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste en derde gedachtestreepje, tenlastegelegde heeft begaan. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Anders dan de rechtbank komt het hof voorts wel tot een bewezenverklaring voor het trachten te zoenen, nu het ontuchtige karakter van die gedragingen uit de bewijsmiddelen blijkt.
Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: