In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 20 mei 2022 werd uitgesproken. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [adres], werd beschuldigd van mishandeling, gepleegd op 28 februari 2022 te Eindhoven. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, onder parketnummer 20-001231-22.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, met de mogelijkheid dat de hechtenis vervangen kan worden indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast heeft het hof de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte, die op 1 maart 2022 was ingediend, afgewezen.
De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden. Het arrest is mondeling gewezen door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2023.