ECLI:NL:GHSHE:2023:3402

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
200.277.680_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van dressuurpaard gekocht door professioneel dressuuramazone

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om een hoger beroep van een professioneel dressuuramazone, hierna [appellante], tegen de vennootschap Agropecuaria Fornalis S.L., hierna Agro. De zaak betreft de non-conformiteit van een dressuurpaard dat op 12 april 2018 door Agro aan [appellante] is verkocht voor € 1.150.000. Na de aankoop vertoonde het paard gezondheidsproblemen, waaronder koorts en koliek, wat leidde tot een operatie en uiteindelijk het inslapen van het paard. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerder vonnis van 4 maart 2020 de vorderingen van [appellante] afgewezen, waaronder de vernietiging van de koopovereenkomst en schadevergoeding. In hoger beroep heeft het hof de eerdere beslissingen heroverwogen, waarbij het hof oordeelde dat het paard feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard op het moment van de verkoop. Het hof heeft de koopovereenkomst vernietigd en Agro veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en gemaakte kosten. Tevens is [appellante] veroordeeld tot schadevergoeding aan Agro wegens tekortkomingen in haar zorgplicht. Het hof heeft de proceskosten verdeeld, waarbij Agro als de in eerste aanleg in conventie en in beroep (overwegend) in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [appellante].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.277.680/01
arrest van 17 oktober 2023
in de zaak van
[appellante]
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] (Japan),
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Emmen,
tegen
de vennootschap naar Spaans recht
Agropecuaria Fornalis S.L.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Spanje),
geïntimeerde,
hierna: Agro,
advocaat: mr. L.M. Schelstraete te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op de tussenarresten van 3 augustus 2021, 9 november 2021, 30 augustus 2022 en 25 april 2023 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen vonnis van 4 maart 2020 (zaak C/01/339499/ HA ZA 18-705).

14.Het verdere geding in hoger beroep

14.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voornoemde tussenarrest van 25 april 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft gelast;
- de mondelinge behandeling van 20 september 2023, waarbij zijn verschenen:
- aan de zijde van [appellante] mr. S.A. Wensing met [persoon A] ,
- aan de zijde van Agro mrs. L.M. Schelstraete en V. Zitman met de heren [persoon B] , [persoon C] en [de tolk] ,
en waar de advocaten spreekaantekeningen hebben overgelegd en akte is verleend
van de inbreng van de vooraf:
- namens [appellante] ingezonden akte met producties 2 tot en met 7;
- namens Agro ingezonden akte met producties 41 tot en met 51.
14.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en de stukken van de eerste aanleg.

15.De verdere beoordeling

Beknopte samenvatting van het voorafgaande
15.1
Voor zover hier relevant roept het hof kort in herinnering dat Agro bij op 12 april 2018 gesloten koopovereenkomst het dressuurpaard [het paard] aan professioneel dressuuramazone [appellante] heeft verkocht tegen een koopprijs van € 1.150.000,--. In verband met een op 23 mei 2018 geconstateerde koorts en een op 26 mei 2018 geconstateerde koliek heeft [appellante] [het paard] in [veterinair centrum] laten opereren en tijdens de operatie -na advies van de dierenarts- op of omstreeks 27 mei 2018 laten inslapen.
15.2
Bij het beroepen vonnis van 4 maart 2020 heeft de rechtbank afgewezen de vorderingen in conventie van [appellante] , samengevat:
I. om te verklaren voor recht dat de koop is of wordt vernietigd althans ontbonden;
II. om Agro te veroordelen tot betaling van:
a. € 1.150.000,-- aan koopprijs, met wettelijke handelsrente;
b. € 19.330,65 aan gemaakte kosten, met wettelijke handelsrente;
c. de volledige proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de uitspraak.
Voor het geval dat de rechtbank vordering I mocht toewijzen, had Agro in reconventie gevorderd:
III. a. om te verklaren voor recht dat [appellante] niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft
gehandeld althans toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting om [het paard] terug te geven en om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van
€ 1.150.000,-- aan daardoor geleden schade, met wettelijke rente;
b. om [appellante] te veroordelen in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
15.3
In beroep heeft het hof, na een door [de deskundige] uitgebracht deskundigenbericht, naar de kern genomen beslist:
  • dat [het paard] op 12 april 2018 door afwijkingen in het rechter voorbeen feitelijk ongeschikt was als Grand Prix dressuurpaard, zodat op vordering I van [appellante] zal worden verklaard voor recht dat de koopovereenkomst wegens dwaling wordt vernietigd per datum arrest (rov. 12.12);
  • dat Agro op vordering II van [appellante] zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 1.150.000,-- aan betaalde koopprijs, met wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 (rov. 12.14);
b. € 14.153,36 aan gemaakte kosten, met wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 (rov. 12.30).
- dat op vordering III.a van Agro:
1. zal worden verklaard voor recht dat [appellante] (door Agro niet tijdig te informeren en/of te raadplegen over de bij [het paard] geconstateerde koliek, de verslechterende gezondheidssituatie, de operatie en de keuze om [het paard] definitief te laten inslapen) toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting als een zorgvuldig schuldenaar te handelen; een gebrekkige verzorging van [het paard] is niet gebleken als oorzaak van de koliek en vormt geen onderdeel van de tekortkoming (rov. 12.34).
2. [appellante] zal worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die Agro door die tekortkoming van [appellante] lijdt (rov. 12.33).
15.4
Met het oog op de veroordeling van [appellante] tot vergoeding van de schade die Agro door de tekortkoming van [appellante] lijdt, heeft het hof verschillende mogelijke causaliteits- en schadekwesties onderkend, waarover partijen zich in dit -al op 17 juli 2018 bij de rechtbank gestarte- geding nog niet hadden uitgelaten. Om te bezien of in dit geding een schadebegroting mogelijk zou zijn, heeft het hof bij het tussenarrest van 25 april 2023 een mondelinge behandeling gelast en daartoe voor zover hier van belang in het bijzonder als volgt overwogen:
“12.35.1 Het hof kan met betrekking tot de causaliteits- en schadevraag in hoofdlijn een drietal situaties onderscheiden:
a. Allereerst speelt de vraag of Agro, bij melding van de operatie en het daarbij gegeven advies van de uitvoerend dierenarts, redelijkerwijs ook zou hebben besloten tot euthanasie van [het paard] . Indien dat zo zou zijn geweest, is de vraag in hoeverre een causaal verband bestaat tussen het tekortschieten van [appellante] en het ontstaan van de schade.
b. Indien melding zou zijn gemaakt van de behandeling van [het paard] en Agro zou hebben afgezien van euthanasie, is de vraag hoe groot de kans is dat [het paard] de operatie die op dat moment werd uitgevoerd uiteindelijk wel of niet zou overleven.
c. Indien Agro zou hebben afgezien van euthanasie en [het paard] zou de operatie hebben overleefd, dan doet zich de vraag voor of [het paard] als gevolg van de ondergane operatie nog geschikt zou zijn om als dressuurpaard op Grand Prix bereden te worden. Zo niet, dan is de vraag of niet slechts de restwaarde voor vergoeding in aanmerking kan komen, en daarmee de vraag wat die restwaarde in dat geval zou zijn geweest.
12.35.2
Zowel in het onder a) genoemde geval als in de onder b) en c) genoemde gevallen speelt verder de vraag of, en zo ja: welke, consequenties moeten worden verbonden aan de omvang van een schade, wanneer het bestaan daarvan afhankelijk is van een bepaalde kans.
12.36
Het hof wil partijen de gelegenheid geven om bij gelegenheid van een te bepalen mondelinge behandeling hun standpunten ten aanzien van de schade nader toe te lichten en, zo zij dat wensen, met bescheiden te onderbouwen. Gelet op de vragen die ten aanzien van de omvang van de door Agro geleden schade nog spelen, wil het hof ook met partijen van gedachten wisselen over de verdere afwikkeling van het geschil, waaronder de wenselijkheid van nader advies van deskundigen. (…)”
Vervolg van dit geding
15.5
Op de mondelinge behandeling betoogt Agro onder overlegging van stukken naar de kern genomen als volgt.
Bij de door de dierenarts ingeschatte overlevingskans van 30% zou Agro niet hebben gekozen voor euthanasie. [het paard] was een bijzondere merrie waaraan Agro was gehecht en die een substantiële financiële waarde vertegenwoordigde. Zo had de 12-jarige [het paard] als Lusitano-paard een levensverwachting van 30 jaar. Als [het paard] de operatie had overleefd, had zij bij een succesvolle operatie een goede kans gehad om nog vele jaren als sportpaard op Grand Prix-niveau te kunnen functioneren. Als zij niet had kunnen terugkeren in de sport, had [het paard] vanwege de goede afstamming en Lusitano-stamboek-goedkeuring voor de fokkerij nog tot haar 23e jaar op verschillende manieren als fokmerrie kunnen worden ingezet. Als [het paard] ondanks de operatie was overleden, hadden de eierstokken kunnen worden verwijderd zodat uit de dan verzamelde eicellen nog enkele embryo’s hadden kunnen worden gecreëerd. Agro verzoekt de benoeming van deskundigen die haar schade zullen begroten.
15.6
Op de mondelinge behandeling is namens [appellante] onder overlegging van stukken in de kern het navolgende betoogd.
Pas 10 dagen na de ingeroepen vernietiging reageerde Agro kortaf dat zij [het paard] niet wilde terugnemen. Alleen [appellante] bekommerde zich om het welzijn van [het paard] . Toen [het paard] met de buik open op de operatietafel lag, moest [appellante] bij de door de dierenarts ingeschatte overlevingskans van 30% binnen 30 minuten beslissen over de door de dierenarts geadviseerde euthanasie. [het paard] vertegenwoordigde geen waarde meer, want zij was kreupel en niet geschikt voor de fokkerij, terwijl de voor haar te maken kosten de hypothetische waarde van [het paard] zouden overtreffen. De bewijslast van de beweerde schade rust op Agro.
15.7
Het hof handhaaft en onderschrijft de in de eerdere tussenarresten gegeven eindbeslissingen. Nu bovendien omstandigheden om van die beslissingen terug te komen zijn gesteld noch gebleken, laat het hof de daarmee afgedane geschilpunten verder onbesproken. Het hof beperkt zich nu tot de al toewijsbaar geoordeelde vordering III.a om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van de schade die Agro lijdt doordat [appellante] Agro niet tijdig heeft geïnformeerd en/of geraadpleegd over de bij [het paard] geconstateerde koliek, de verslechterende gezondheidssituatie, de operatie en de keuze om [het paard] definitief te laten inslapen.
15.8.1
Om te bezien of in dit geding een schadebegroting mogelijk zou zijn, heeft het hof bij het tussenarrest van 25 april 2023 een mondelinge behandeling gelast. In het licht van de door partijen ingebrachte stellingen en stukken, oordeelt het hof schadebegroting op basis van dat eerste partijdebat(je) en de daartoe door partijen ingebrachte stukken, nu echter om verschillende redenen niet mogelijk.
15.8.2
Zo laten beide partijen vooralsnog te veel onduidelijkheid bestaan over hun visie op verschillende door het hof -in het tussenarrest van 25 april 2023- aan de orde gestelde kwesties. Agro schetst bijvoorbeeld wel verschillende algemeen mogelijke en denkbare scenario’s, maar spitst een en ander vooralsnog onvoldoende toe op de concreet voorliggende casus. [appellante] gaat wel uit van de voorliggende casus, maar beperkt zich vooralsnog grotendeels tot het (al dan niet via ingebrachte verklaringen) poneren van scenario’s zonder voldoende gerichte onderbouwing van de waarschijnlijkheid ervan. Daarbij komt dat ook voor het geval dat [het paard] de koliekoperatie zou hebben overleefd, vooralsnog (te) onduidelijk blijft hoelang [het paard] dan nog zou hebben geleefd, wat haar kwaliteit van leven dan nog zou zijn geweest en welke restwaarde daar dan mogelijk nog aan toe te schrijven zou zijn. De standpunten van partijen hierover zijn vooralsnog onvoldoende voldragen. Op die onvoldragen basis ziet het hof evenmin voldoende concrete aanknopingspunten om een of meerdere eventuele (aanvullende) deskundigenberichten te gelasten.
15.8.3
Daarbij komt verder dat het hof zich inmiddels gesteld ziet voor nog meer door partijen in hun betogen opgeworpen kwesties en open eindjes. Zo betwist bijvoorbeeld Agro niet dat de opererend dierenarts de overlevingskans van [het paard] destijds op 30% inschatte, maar betoogt Agro tevens dat die overlevingskans volgens algemene statistieken hoger zal zijn geweest. Verder betoogt bijvoorbeeld [appellante] niet alleen dat Agro bij een eventueel contact tijdens de operatie niet tijdig zou hebben gereageerd, maar tevens dat Agro in een tijdige reactie de euthanasiebeslissing uiteindelijk toch bij haar zou hebben gelaten of eveneens tot euthanasie zou hebben besloten.
15.8.4
Daarenboven lijkt iedere partij nog nieuwe standpunten te (gaan) ontwikkelen. Waar bijvoorbeeld Agro nadrukkelijk omstandigheden inroept die voor risico van [appellante] zouden komen, lijkt Agro een algemene aanzet te geven voor een betoog dat (inhoudt dat een deel van) eventuele schade ook aan [appellante] zelf valt toe te rekenen, waardoor haar eventuele vergoedingsplicht (geheel of gedeeltelijk) zou verminderen. En waar bijvoorbeeld [appellante] kosten aanduidt die Agro door het overlijden van [het paard] zou hebben voorkomen of bespaard, lijkt [appellante] een algemene aanzet te geven voor een betoog dat (inhoudt dat) bij de schadevaststelling ook in aanmerking zou moeten worden genomen dat Agro door het overlijden van [het paard] uitgaven worden bespaard. Deze partijbetogen zijn echter nog vrij algemeen en niet voldragen, zodat het partijdebat voorlopig nog niet is voltooid.
15.9
In het licht van al het voorgaande oordeelt het hof schadebegroting op basis van de daartoe door partijen ingebrachte stellingen en stukken nu niet mogelijk. Het eerste partijdebat(je) over de onder III.a door Agro gevorderde veroordeling van [appellante] tot vergoeding van de schade maakt duidelijk dat de partijdiscussie zich in zoverre nog moet ontwikkelen en een debat over eventuele schadeposten nog op het punt van beginnen staat.
15.1
Op grond van de door partijen ingebrachte stellingen en stukken oordeelt het hof wel aannemelijk dat Agro mogelijk schade lijdt doordat [appellante] Agro niet tijdig heeft geïnformeerd en/of geraadpleegd over de bij [het paard] geconstateerde koliek, de verslechterende gezondheidssituatie, de operatie en de keuze om [het paard] definitief te laten inslapen. Vanwege het vergevorderde stadium van dit -al op 17 juli 2018 bij de rechtbank gestarte- geding zal het hof daarom nu een schadestaatveroordeling uitspreken. Het hof is bovendien van oordeel dat het schadedebat zo nodig in twee volwaardige feitelijke instanties moet kunnen worden gevoerd.
Slotsom
15.11
De al eerder in tussenarresten gegeven eindbeslissingen en het voorgaande brengen het hof tot de slotsom dat het beroep van [appellante] er toe leidt dat het beroepen vonnis moet worden vernietigd voor zover dat is gewezen in de hoofdzaak in conventie en in voorwaardelijke reconventie. In conventie zal het hof aan [appellante] alsnog toewijzen de onder I gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is vernietigd en de onder II gevorderde betalingsveroordelingen van Agro voor € 1.150.000,-- en € 14.153,36 aan hoofdsommen, met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018.
In reconventie zal het hof alsnog aan Agro toewijzen de onder III.a gevorderde verklaring voor recht dat [appellante] (door Agro niet tijdig te informeren en/of raadplegen over de bij [het paard] geconstateerde koliek, de verslechterende gezondheidssituatie, de operatie en de keuze om [het paard] definitief te laten inslapen) toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting als een zorgvuldig schuldenaar te handelen en [appellante] bovendien veroordelen tot vergoeding van de schade die Agro door die tekortkoming van [appellante] lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
In het licht van de voornoemde beslissingen zal het hof Agro als de in eerste aanleg in conventie en in beroep (overwegend) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten daarvan veroordelen, terwijl [appellante] als de in eerste aanleg in reconventie (overwegend) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten daarvan behoort te worden veroordeeld.
De gevorderde veroordelingen in de nakosten worden niet afzonderlijk uitgesproken omdat de proceskostenveroordeling (ook) daarvoor al een executoriale titel oplevert, met dien verstande dat door Agro meegevorderde wettelijke rente hierover pas verschuldigd is vanaf veertien dagen na de (noodzakelijke) betekening van de uitspraak.
Wat partijen verder nog aanvoeren, bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen. Het hof zal nu als volgt beslissen.

16.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het beroepen vonnis van 4 maart 2020 voor zover gewezen in de hoofdzaak in conventie en in voorwaardelijke reconventie en doet in zoverre opnieuw recht:
- in conventie:
a. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst van 12 april 2018 is vernietigd;
b. veroordeelt Agro om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 1.150.000,-- (zegge: eenmiljoenhonderdvijftigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot de dag van betaling;
c. veroordeelt Agro om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 14.153,36 (zegge: veertienduizendhonderddrieenvijftig 36/100 euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot de dag van betaling;
d. veroordeelt Agro in de proceskosten van de eerste aanleg in conventie aan de zijde van [appellante] en begroot die kosten tot op de datum van het beroepen vonnis op € 109,96 aan dagvaardingskosten, € 1.565,-- aan griffierecht en € 9.386,96 aan salaris gemachtigde;
- in reconventie:
e. verklaart voor recht dat [appellante] (door Agro niet tijdig te informeren en/of raadplegen over de bij [het paard] geconstateerde koliek, de verslechterende gezondheidssituatie, de operatie en de keuze om [het paard] definitief te laten inslapen) toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichting als een zorgvuldig schuldenaar te handelen;
f. veroordeelt [appellante] tot vergoeding van de schade die Agro door die tekortkoming van [appellante] lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
g. veroordeelt [appellante] in de proceskosten van de eerste aanleg in reconventie aan de zijde van Agro en begroot die kosten tot op de datum van het beroepen vonnis op € 4.693,48 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
veroordeelt Agro in de proceskosten van dit hoger beroep en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] op € 100,89 aan dagvaardingskosten, op € 1.727,-- aan griffierecht, op € 20.233,50 aan voorgeschoten deskundigenkosten en op € 21.206,50 aan salaris advocaat;
verklaart de betalings- en kostenveroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, R.J.M. Cremers en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 oktober 2023.
griffier rolraadsheer