ECLI:NL:GHSHE:2023:3376

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
20-002325-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake mishandeling van een kind door de moeder

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte, de moeder van het slachtoffer, was veroordeeld voor mishandeling van haar kind. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, met aftrek van voorarrest, en had een schadevergoeding van € 500,00 toegewezen aan de benadeelde partij. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en voerde een strafmaatverweer. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de rechtbank verbeterd en aangevuld, en de bewijsoverwegingen vervangen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de kinderen, die getuigen waren van de mishandeling, authentiek en betrouwbaar waren, ondanks de bezwaren van de verdediging over de betrouwbaarheid van deze verklaringen.

Het hof concludeerde dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend had begaan, en bevestigde het vonnis van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van de verklaringen van kinderen in strafzaken en de zorgvuldigheid waarmee deze moeten worden beoordeeld. Het hof heeft de verdediging verworpen en de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan de mishandeling van haar kind.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002325-22
Uitspraak : 18 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 oktober 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-153220-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind over wie zij het gezag uitoefent’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal toegewezen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met verbetering en aanvulling van de gronden, in die zin dat de bewijsmiddelen zullen worden verbeterd en aangevuld en de bewijsoverwegingen geheel zullen worden vervangen.
Verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof ziet allereerst aanleiding om de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen te verbeteren.
De rechtbank heeft in de bewijsmiddelen op pagina 2 van het vonnis in de tweede alinea van de verklaring van [slachtoffer] de volgende zin opgenomen:
‘De verdachte heeft hem toen geslagen.’
Het hof is van oordeel dat deze zin dient te worden weggelaten.
Verder is het hof van oordeel dat het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] van 19 juni 2019, dossierpagina’s 41 tot en met 56, op de navolgende wijze dient te worden aangevuld:
(pg. 41)
V: Vraag of opmerking verbalisant
A: Vraag of opmerking aangever
(…)
(pg. 51)
V: Op welk moment zegt [slachtoffer] dat hij was vast getapet?
A: 15 juni. Net na het ontbijt. In de ochtend in ieder geval.
V: Wat was de aanleiding voor [slachtoffer] om dit te vertellen? (spontaan of zelf aangekaart?)
A: Uit het niks vertelde hij het. Hij vertelde het waar [getuige] bij was. Ik keek [getuige]
aan en hij bevestigde het verhaal.
V: Even terug naar dat moment, jullie zitten aan de ontbijttafel. Kun je mij schetsen
hoe dat ging?
A: We zaten te eten. [slachtoffer] zei: ik moet je wat vertellen. Ik zei: je kunt mij alles
vertellen. [slachtoffer] zei: mama heeft mij vast getapet aan de stoel en mij geslagen. Ik keek
[getuige] aan en [getuige] zei: ja papa dat klopt. Mama heeft ook nog zo geslagen en de stoel
naar voren geduwd.
(…)
(pg. 53)
V: Waar was [getuige] toen [slachtoffer] over het vast tapen aan jou vertelde?
A: [getuige] was erbij aan de keukentafel.
(…)
V: Wat vertelde [getuige] over het vast tapen van [slachtoffer] in zijn eigen woorden?
A: [getuige] had gezien dat [slachtoffer] vast getapet zat en dat [slachtoffer] geluid zat te maken. Daarop
werd zijn moeder boos en sloeg zij [slachtoffer] . [getuige] deed het voor hoe moeder sloeg. Ik zag
dat [getuige] voordeed dat moeder met de buitenkant van haar hand sloeg. [slachtoffer] ging toen
huilen omdat het zeer deed. Hij produceerde dus nog meer geluid. Daarop heeft [verdachte]
de stoel naar voren geduwd.
V: Wat was de aanleiding van [getuige] om hierover te vertellen? (spontaan of zelf
aangekaart?)
A: Omdat [slachtoffer] erover begon.
V: Welk letsel zag jij bij [slachtoffer] op 14 juni?
A: Blauwe plek op de rechter wang van [slachtoffer] (vanuit [slachtoffer] gezien), een bult op zijn
rechterslaap en aan de zijkant van zijn rechter oog zat een rode streep.
Voorts is het hof van oordeel dat het proces-verbaal van studioverhoor getuige [slachtoffer] van 25 juni 2019, dossierpagina’s 104 tot en met 109, op de volgende wijze dient te worden aangevuld:
(pg. 104)
Voornamen: [slachtoffer]
Achternaam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Ten slotte is het hof van oordeel dat het navolgende bewijsmiddel aan het bewijs dient te worden toegevoegd:
-
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2019, dossierpagina 57, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] , met daarbij foto’s in de bijlage op dossierpagina’s 58 tot en met 64:
Ik, verbalisant, [verbalisant] , aspirant werkzaam bij de Eenheid Limburg, verklaar het volgende:
Op 19 juni 2019 verhoorde ik de aangever [aangever] over de
aangifte van de mishandeling van zijn zoon [slachtoffer] . Ik hoorde [aangever] zeggen dat hij tijdens zijn aangifte op 15 juni 2019 foto's had getoond aan de verbalisanten. Op deze foto’s waren de verwondingen van [slachtoffer] te zien. De foto’s waren door [aangever] gemaakt met zijn telefoon. De foto’s waarover [aangever] sprak, zaten niet bij de aangifte van 15 juni 2019. Om die reden vroeg ik [aangever] de foto’s naar mij te mailen. Op 19 juni 2019 ontving ik deze foto’s. De foto’s zijn toegevoegd als bijlage aan dit proces-verbaal.
Het hof neemt op de foto’s op de pagina’s 58, 59, 60, 61, 62 en 63 bloeduitstortingen waar onder het rechteroog en de rechterzijkant van het gezicht, op de schouders achter links en rechts, op de voorkant van beide onderbenen en de achterkant van het linkeronderbeen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft op de gronden zoals nader in de pleitnota vermeld, bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is samengevat aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat de kinderen ten tijde van het afleggen van de verklaringen erg jong waren en dat hun verklaringen veel onmogelijkheden, tegenstrijdigheden, aanvullingen, wisselingen en onwaarschijnlijkheden bevatten. Zo verklaren zij onder meer verschillend over de aanleiding van het vast tapen alsmede de locatie waar [slachtoffer] zou zijn vast getapet. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat het geneeskundig rapport onvoldoende specifiek is ten aanzien van de verdenking.
Ten slotte heeft de verdediging, zo begrijpt het hof, aangevoerd dat de verklaringen van de kinderen zouden zijn beïnvloed door [aangever] , te weten de vader van [slachtoffer] en [getuige] .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat verklaringen van kinderen altijd met grote behoedzaamheid dienen te worden bekeken en te worden beoordeeld.
De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] komen het hof authentiek en betrouwbaar over. Dat [slachtoffer] en [getuige] op bepaalde onderdelen andersluidend hebben verklaard, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, doet daaraan niet af. Zij verklaren immers in de kern consistent en gelijkluidend, waardoor die verklaringen op de meest essentiële punten steun in elkaar vinden. Zo volgt uit beide verklaringen dat [slachtoffer] door de verdachte op een stoel met zwarte duct-tape is vastgebonden en dat de verdachte die betreffende tape uit de muurkast had gepakt. Ook verklaren zij beiden dat [slachtoffer] buiten wilde gaan voetballen met [getuige] en dat [slachtoffer] toen werd vastgebonden. [getuige] heeft voorts verklaard dat de verdachte [slachtoffer] heeft geslagen, en dat zij de stoel naar voren heeft geduwd. Die verklaring vindt wat betreft het slaan steun in de verklaring van [aangever] , daaruit volgt immers dat [slachtoffer] aan hem heeft verteld dat hij door de verdachte was vast getapet aan de stoel en toen is geslagen. Ook de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer] , inhoudende dat [getuige] met de verdachte ging voetballen en [slachtoffer] binnen moest blijven voor straf, vinden steun in de verklaring van [aangever] . Hij heeft namelijk verklaard dat hij op 13 juni naar de woning van de verdachte ging om alimentatie te betalen, en daar op de parkeerplaats zag dat de verdachte met [getuige] met een bal aan het spelen was. Op de vraag van [aangever] aan [getuige] waar zijn broer was, antwoordde [getuige] dat [slachtoffer] straf had. De verdachte heeft vervolgens tegenover [aangever] beaamd dat [slachtoffer] straf had. Dat [slachtoffer] door de verdachte is geslagen en hij daardoor letsel heeft opgelopen, vindt ten slotte steun in de geneeskundige verklaring van 15 juni 2019 alsmede de foto’s van [slachtoffer] die op 19 juni 2019 door [aangever] zijn overgelegd. Het enkele feit dat het forensische rapport niet specifiek benoemt wanneer het waargenomen letsel is opgelopen en kennelijk geen letsel beschrijft dat wijst op het vast-tapen, doet hier gelet op de overige gebezigde bewijsmiddelen niet aan af.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de vader van [slachtoffer] en [getuige] , te weten [aangever] , de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] zou hebben beïnvloed, dient naar het oordeel van het hof te worden verworpen. Daartoe overweegt het hof dat uit het proces-verbaal van verhoor aangever van [aangever]
(dossierpagina’s 41 tot en met 56)volgt dat [slachtoffer] op 15 juni, terwijl hij met zijn vader en [getuige] aan de ontbijttafel zat, uit het niets begon te vertellen over dat zijn moeder hem had vast getapet aan de stoel en dat hij zou zijn geslagen. Daarop wordt het verhaal van [slachtoffer] niet alleen door [getuige] bevestigd, maar ook op een authentieke en gedetailleerde wijze aangevuld. [getuige] heeft immers uit zichzelf verklaard dat mama ook nog ‘zo’ heeft geslagen en de stoel naar voren heeft geduwd. [getuige] heeft aan zijn vader voorgedaan hoe moeder met de buitenkant van haar hand tegen [slachtoffer] sloeg, waarna [slachtoffer] ging huilen. Na dit gesprek is namens [slachtoffer] op 15 juni 2019 aangifte gedaan en heeft er een forensisch onderzoek plaatsgevonden. Op 18 november 2021 is [slachtoffer] opnieuw gehoord. Op de vraag van de verhoorder, inhoudende of de stoel waarop [slachtoffer] zat was omgevallen, heeft [slachtoffer] de verhoorder verbeterd en geantwoord “nee niet omgevallen, omgetrokken” (p. 13 van 26). Dat geeft naar het oordeel van het hof blijk van authenticiteit van die verklaring. Het hof ziet gelet op het voorgaande geen enkele aanleiding dat [aangever] [slachtoffer] en [getuige] heeft beïnvloed in hetgeen zij moesten verklaren.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] betrouwbaar acht, zodat deze bruikbaar zijn om te bezigen tot het bewijs.
Hetgeen overigens door de raadsman van de verdachte is bepleit ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen, daaronder mede begrepen dat het geweld tussen de verdachte en haar partner van invloed zou kunnen zijn geweest op de herinneringen van [slachtoffer] en [getuige] , is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden en wordt derhalve verworpen.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 18 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.