In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van hun kind werd verleend. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Wijnands, betwisten de noodzaak van deze uithuisplaatsing en stellen dat zij in staat zijn om een stabiele thuissituatie te bieden. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, heeft echter ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige], die in het verleden getuige zou zijn geweest van geweld en drugsgebruik in de thuissituatie.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2023, waarbij de ouders niet verschenen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de relevante stukken bestudeerd. De ouders hebben aangevoerd dat hun situatie is verbeterd en dat zij nu in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de stabiliteit van de thuissituatie en het drugsgebruik van de ouders.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders enkel in hoger beroep zijn gekomen tegen de machtiging tot uithuisplaatsing en niet tegen de ondertoezichtstelling. Het hof concludeert dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de thuissituatie van de ouders nog steeds aanwezig zijn. Gezien de ernst van de situatie en de noodzaak voor stabiliteit en behandeling voor [minderjarige], heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De ouders hebben niet voldoende aangetoond dat zij in staat zijn om een veilige en stabiele omgeving voor hun kind te bieden, waardoor de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijft.