ECLI:NL:GHSHE:2023:3339

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
200.327.323_ en 200.327.323_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018. De moeder, verzoekster in principaal appel, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De vader, verweerder in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld om de beschikking te vernietigen en een alternatieve zorgregeling voor te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 september 2023 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten, en is de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd.

De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en [minderjarige] contact hebben op basis van een regeling van eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur, en daarnaast op woensdagmiddag. De moeder heeft echter gegriefd tegen deze regeling, stellende dat de contactmomenten op woensdag vermoeiend zijn voor [minderjarige] en dat de vader zich niet aan de afspraken houdt. De vader heeft op zijn beurt betoogd dat de moeder zich als hoofdopvoeder opstelt en niet respectvol omgaat met zijn rol als ouder.

Het hof heeft de grieven van beide partijen overwogen en heeft besloten de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de reguliere zorgregeling. Het hof heeft een nieuwe regeling vastgesteld waarbij de vader en [minderjarige] contact hebben in de oneven weekenden van vrijdag uit school tot maandagochtend en in de even weken van woensdagmiddag tot donderdagochtend. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de eerdere beschikking. De beslissing is op 12 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 oktober 2023
Zaaknummers: 200.327.323/01en 200.327.323/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/404584 / FA RK 22-5761
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.J.C. Vaessen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling) ten aanzien van:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2023 waarbij het petitum is gewijzigd op 1 september 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de onderdelen waartegen de moeder heeft gegriefd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • te bepalen dat de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt uit school, tot zondag 17.00 uur, alsmede eenmaal per drie weken op de woensdagmiddag, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt uit school, tot donderdagochtend voor school, waarbij de vader [minderjarige] naar school brengt, dan wel een zodanige regeling vast te stellen als uw gerechtshof juist acht;
  • de verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen conform het door de moeder overgelegde schema onder productie 7, dan wel een zodanige regeling vast te stellen als het hof juist acht;
  • de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 20 juli 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze verzoeken af te wijzen.
2.3.
Bij wijze van incidenteel appel heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij er contact is tussen de vader en [minderjarige] :
  • een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag (ophalen school) tot maandagochtend voor school;
  • elke woensdagmiddag (ophalen school) tot donderdagochtend voor school;
  • vakanties en feestdagen conform productie 1 bij verweerschrift.
2.4.
Bij verweerschrift in incidenteel appel met producties, ingekomen ter griffie op
4 september 2023, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, dan wel deze verzoeken af te wijzen.
2.5.
Het verzoek van de moeder om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen is ingeschreven onder zaaknummer 200.327.323/02.
De overige verzoeken van partijen zijn ingeschreven onder zaaknummer 200.327.323/01.
2.6.
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft plaatsgevonden op 5 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Dekker;
  • de vader, bijgestaan door mr. Vaessen;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 februari 2023.

3.De beoordeling in het principaal en incidenteel appel (200.327.323/01)

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij beschikking van 6 juli 2021 is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald en is er een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. In het kader van die verdeling is voorts bepaald dat de vakanties en feestdagen bij helfte zullen worden verdeeld.
3.3.
Bij beschikking van 7 april 2022 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de beslissing dat de vakanties en feestdagen bij helfte zullen worden verdeeld in stand gelaten, partijen geadviseerd om over een nadere verdeling daarvan in overleg te gaan en de reguliere zorgregeling deels gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat de vader en [minderjarige] vanaf de week dat [minderjarige] naar de basisschool gaat gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur. Na zes maanden, dus vanaf 11 oktober 2022, zijn de vader en [minderjarige] daarnaast gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar in [woonplaats moeder] , iedere woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur. Het halen en brengen van [minderjarige] geschiedt door de vader.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank bepaald, onder wijziging van de beschikking van 7 april 2022, dat de vader en [minderjarige] in het
kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van
contact met elkaar:
  • eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur;
  • daarnaast iedere woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur te [woonplaats moeder] , waarvan eenmaal per drie weken de omgang op de woensdagmiddag (ophalen school) niet om 17.00 uur zal eindigen, maar tot donderdagochtend voor school zal duren met een overnachting in [woonplaats vader] ;
  • het halen en brengen van [minderjarige] geschiedt telkens door de vader;
  • een en ander met bepaling dat, om de wisselmomenten voor [minderjarige] zo onbelast mogelijk te laten zijn, tijdens deze wisselmomenten dc nieuwe partner en eventuele nieuwe gezinsleden daarbij niet aanwezig zullen zijn en dat het afscheid van hen, voordat [minderjarige] teruggaat naar de moeder, dus plaats zal vinden op enige afstand (buiten het zicht) van de woning van de moeder zodat de vader samen met [minderjarige] naar de moeder kan gaan om [minderjarige] over te dragen.
Op het verzoek van de vader in eerste aanleg om de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen heeft de rechtbank geen expliciete beslissing genomen.
3.5.
Partijen kunnen zich ieder afzonderlijk niet met deze beslissing verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten in hoger beroep (in het principaal en incidenteel appel)
3.6.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De moeder heeft in eerste aanleg ingestemd met een overnachting van [minderjarige] bij de vader eenmaal per drie weken van woensdagmiddag (ophalen school) tot donderdagochtend voor school, omdat zij in de veronderstelling was, en dit ook als zodanig heeft opgevat, dat er op de overige woensdagen geen omgang tussen de vader en [minderjarige] zou plaatsvinden.
De contactmomenten op woensdag zijn erg vermoeiend voor [minderjarige] , zodat het fijn is als ze even helemaal niets hoeft. Sociale activiteiten vinden eveneens vaak op woensdag plaats.
Daar komt bij dat de vader zich niet goed aan de regeling houdt.
De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat partijen in staat zijn om hun onderlinge communicatie te verbeteren en nadere afspraken te maken over de zorgregeling, waaronder de verdeling van de vakanties. Het bemiddelingstraject heeft tot nu toe nog niet tot het gewenste resultaat geleid en het contact tussen partijen is verslechterd. De vader is wisselend in zijn gedrag en hij gaat voorbij aan de belangen van [minderjarige] .
De moeder zou graag tot een betere communicatie met de vader komen waarbij er wederzijds vertrouwen is en er gezamenlijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.7.
De vader voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De moeder beschouwt zichzelf als hoofdopvoeder en respecteert de vader niet als gelijkwaardige ouder. De moeder heeft graag de touwtjes in handen en neemt soms eenzijdige beslissingen. Zij meent voorts ten onrechte dat [minderjarige] alleen bij haar rust kan hebben. De moeder heeft [minderjarige] meerdere keren op woensdag thuis gehouden om te voorkomen dat de vader [minderjarige] van school kon halen. [minderjarige] heeft ook recht op quality time met de vader en zijn nieuwe gezin. [minderjarige] heeft het erg naar haar zin op woensdagmiddag en de overnachtingen lopen goed. [minderjarige] is trots op haar pasgeboren halfzusje. De partner van de vader heeft eveneens een dochter, die bij de vader en diens partner woont.
Mocht er op woensdagmiddag een kinderfeestje plaats vinden, dan zal de vader daaraan zijn medewerking verlenen. De vader werkt veelal vanuit huis en is in zoverre flexibel.
Hij vindt het lastig en ook niet in het belang van [minderjarige] om twee van de drie woensdagmiddagen in [woonplaats moeder] door te brengen, terwijl hij in [woonplaats vader] woont. Wanneer [minderjarige] op de woensdagen in [woonplaats vader] kan verblijven, zal dit voor haar meer rust geven.
De vader had graag gezien dat er in het mediationtraject meer aandacht was besteed aan de onderlinge communicatie en het onderlinge vertrouwen.
3.8.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling als volgt geadviseerd.
De raad vindt het positief dat de ouders al een hoop zaken met elkaar hebben kunnen regelen. Het is daarom jammer dat ze het in het kader van de onderhavige verzoeken niet met elkaar eens kunnen worden. [minderjarige] is nog jong en het is in haar belang dat de ouders met elkaar afspraken kunnen maken. Voor de wensen en standpunten van beide ouders valt iets te zeggen, zodat de raad in beginsel geen advies kan geven. De raad wil wel meegeven dat het voor partijen fijn zou zijn als er ruimte is om met [minderjarige] in de zomervakantie weg te kunnen gaan. Het is om die reden aan te bevelen om een regeling vast te stellen waarbij [minderjarige] in ieder geval twee aaneengesloten weken bij een ouder verblijft. Voor wat betreft de woensdagen stelt de raad voor om [minderjarige] om de week tot donderdagochtend naar de vader te laten gaan en op de andere woensdag bij de moeder te laten verblijven. Bij een regeling van eenmaal per drie weken, zoals door de moeder verzocht, vinden er eens in de zes weken veel wisselingen plaats, hetgeen voor [minderjarige] niet wenselijk wordt geacht.
De overwegingen van het hof
Schorsingsverzoek (200.327.323/02)
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring ingetrokken.
3.10.
Het hof begrijpt hieruit dat de moeder haar grieven dienaangaande niet langer handhaaft. Dit brengt met zich dat de moeder in zoverre niet-ontvankelijk is in het verzoek.
Hoofdzaak (200.327.323/01)
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Woensdagen
3.12.
Partijen hebben in het kader van de zorgregeling overeenstemming bereikt over de woensdagen. [minderjarige] zal in de even weken, derhalve om de week, op de woensdag bij de vader verblijven van woensdag na school tot donderdag naar school. In de oneven weken verblijft [minderjarige] op de woensdagen bij de moeder.
3.13.
Het hof begrijpt dat partijen hun grieven dienovereenkomstig hebben gewijzigd. Partijen hebben het hof verzocht om deze regeling vast te leggen in de te geven beschikking, aan welk verzoek het hof zal voldoen.
Verdeling van de vakanties en feestdagen
3.14.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling, ieder voor zich, hun verzoek ten aanzien van de (invulling van de) verdeling van de vakanties en feestdagen ingetrokken. Zij zullen hierover, al dan niet met behulp van hun advocaten of een mediator, samen nadere afspraken maken.
3.15.
Het hof begrijpt hieruit, zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dat in hoger beroep alleen nog ter beoordeling voor ligt de reguliere zorgregeling
Weekenden
3.16.
Tussen partijen is derhalve nog in geschil of [minderjarige] , in de weekenden dat zij bij de vader verblijft, op zondagavond 17.00 uur naar de moeder wordt gebracht (conform het verzoek van de moeder) of op maandagochtend naar school wordt gebracht (conform het verzoek van de vader). Partijen zijn het wel met elkaar eens dat [minderjarige] in de oneven weken in de weekenden bij de vader zal verblijven.
Het hof is van oordeel dat aan het belang van [minderjarige] het meest recht wordt gedaan als zij in de omgangsweekenden tot maandagochtend bij de vader kan verblijven. De vader heeft de wens om een grotere rol in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] te krijgen, terwijl niet is gebleken van contra-indicaties om het verzoek van de vader toe te wijzen en dit ook in het belang van [minderjarige] wordt geacht. Bovendien is uit de stukken gebleken dat de overdracht van [minderjarige] van de vader naar de moeder de nodige spanningen in ieder geval bij de moeder met zich brengt. Wanneer de vader [minderjarige] op maandag naar school brengt, dan hoeft er geen overdracht plaats te vinden tussen de vader en de moeder en zal er meer rust ontstaan. Verder stelt een dergelijke aanpassing van de zorgregeling de vader beter in staat om bij de school van [minderjarige] betrokken te zijn en persoonlijk contact met school te onderhouden, hetgeen eveneens in het belang van [minderjarige] wordt geacht. Op deze wijze wordt de vader daarnaast gecompenseerd voor de woensdagen in de oneven weken, waarop [minderjarige] voortaan bij de moeder zal verblijven.
Samenvattend
3.17.
De vader en [minderjarige] zijn in het kader van de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd tot het hebben van contact met elkaar:
  • eenmaal per veertien dagen, in de oneven weekenden, van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school;
  • eenmaal per veertien dagen, in de even weken, van woensdag na school tot donderdag naar school.
Afsluitende conclusie
3.19.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en het de reguliere zorgregeling betreft, dient te worden vernietigd. Om pragmatische redenen zal het hof de volledige thans geldende zorgregeling (opnieuw) bepalen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
in de zaak met nummer 200.327.323/02
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking;
in de zaak met nummer 200.327.323/01
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 21 februari 2023, voor zover het de reguliere zorgregeling betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van
7 april 2022, voor wat betreft de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en stelt een regeling vast waarbij de vader en [minderjarige] contact hebben met elkaar:
  • eenmaal per veertien dagen in de oneven weekenden van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school;
  • eenmaal per veertien dagen in de even weken van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.M.J. Peters en M.J.C. van Leeuwen en is op 12 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.