In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] (7 jaar) en [minderjarige 2] (6 jaar). De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die had bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou zijn. De vader uitte ernstige zorgen over de zorgcapaciteiten van de moeder, die volgens hem psychische problemen had en niet in staat zou zijn om de kinderen adequaat te verzorgen. Hij verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.
De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte de zorgen van de vader en stelde dat het goed ging met de kinderen. Zij had sinds 2018 geen psychoses meer gehad en had ondersteuning ontvangen in de opvoeding. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2023. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten, gezien de stabiliteit die zij de kinderen bood.
Het hof oordeelde dat de zorgen van de vader niet werden herkend door de betrokken instanties en dat de moeder in staat was om voor de kinderen te zorgen. De kinderen hadden al verschillende verblijfplaatsen gekend en het was in hun belang om rust en duidelijkheid te krijgen. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep van de vader af, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.