ECLI:NL:GHSHE:2023:3337

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
200.328.575_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de hoofdverblijfplaats van minderjarigen bij de moeder na zorgen over de zorgcapaciteiten van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] (7 jaar) en [minderjarige 2] (6 jaar). De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die had bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou zijn. De vader uitte ernstige zorgen over de zorgcapaciteiten van de moeder, die volgens hem psychische problemen had en niet in staat zou zijn om de kinderen adequaat te verzorgen. Hij verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.

De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte de zorgen van de vader en stelde dat het goed ging met de kinderen. Zij had sinds 2018 geen psychoses meer gehad en had ondersteuning ontvangen in de opvoeding. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2023. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten, gezien de stabiliteit die zij de kinderen bood.

Het hof oordeelde dat de zorgen van de vader niet werden herkend door de betrokken instanties en dat de moeder in staat was om voor de kinderen te zorgen. De kinderen hadden al verschillende verblijfplaatsen gekend en het was in hun belang om rust en duidelijkheid te krijgen. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep van de vader af, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 oktober 2023
Zaaknummer: 200.328.575/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/309901 / FA RK 22-3689 en C/03/310236 / FA RK 22-3831
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P. Winkens.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] (7 jaar) en [minderjarige 2] (6 jaar) bij de moeder heeft bepaald en dat aan de moeder vervangende toestemming is verleend om de kinderen in te schrijven op een basisschool in [woonplaats moeder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 29 maart 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 juni 2023, en zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onderhavige beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf bij hem krijgen en dat aan hem vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen in zijn woonomgeving in te schrijven op de basisschool.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 3 augustus 2023, heeft de moeder verzocht
de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het hoger beroep van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond dan wel onbewezen en de vader te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 september 2023. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord.
Namens de raad is mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 24 februari 2023;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 11 september 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
De vader heeft de kinderen erkend en partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen hebben van 23 maart 2018 tot 23 juni 2023 onder toezicht gestaan van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg.
In 2018 zijn de kinderen enkele maanden uit huis geplaatst geweest in een pleeggezin. De kinderen verbleven ieder in een ander pleeggezin. Daarna heeft de vader, samen met zijn moeder (verder te noemen: oma (vz)), tot februari 2022 de volledige verantwoordelijkheid gedragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen.
Sinds februari 2022 wonen de kinderen bij de moeder en verblijven zij één weekend per veertien dagen bij de vader en ook met periodes tijdens de schoolvakanties.
Bij de rechtbank
3.3.1.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om vervangende toestemming om de kinderen op de kortst mogelijke termijn in te schrijven op de basisschool [de basisschool] te [woonplaats moeder] .
De vader heeft zich hiertegen verzet en hij heeft de rechtbank (zelfstandig) verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De moeder heeft vervolgens ook aan de rechtbank verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen.
3.3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder en heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op basisschool [de basisschool] in [woonplaats moeder] .
Bij het hof
3.4.
De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij – samengevat – het volgende aan.
De moeder is vanwege haar psychische problemen niet in staat om de kinderen deugdelijk te verzorgen en op te voeden. De moeder heeft last van psychoses en inzinkingen. Begin 2018 was de moeder, onder andere vanwege angstproblemen en depressies, niet in staat om de kinderen te verzorgen en op te voeden. De vader en oma (vz) hebben zich toen samen volledig ingezet voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. Dit heeft tot februari 2022 geduurd. Het ging toen heel goed met de kinderen en zij waren gelukkig. De vader liep vast omdat oma (vz) ziek werd, ging verhuizen en niet meer in de directe omgeving van de vader en de kinderen vertoefde. De vader had toen een baan waarbij hij weinig vrijheden en flexibiliteit had. Hij kon zijn werktijden niet aanpassen in het belang van de kinderen en de kinderen zijn noodgedwongen bij de moeder geplaatst. Deze situatie is ongewenst. De kinderen zijn bij de moeder niet gelukkig. Er is sprake van verbale en fysieke agressie en mogelijk ook seksueel misbruik. De kinderen hebben blauwe plekken als zij bij de moeder zijn geweest. De vader heeft de verwondingen en blauwe plekken regelmatig gemeld bij de GI. De vader heeft hiervan ook foto’s overgelegd. De deskundigen die de GI heeft ingeschakeld, hebben niet kunnen constateren dat de verwondingen en blauwe plekken waren veroorzaakt door schoppen en/of slaan. De GI is echter voorbij gegaan aan hetgeen de kinderen zelf hebben verklaard. De kinderen geven aan dat er vaak ruzies zijn tussen de moeder en haar nieuwe partner. De kinderen worden niet voldoende verzorgd en zijn regelmatig vervuild.
De kinderen zijn erbij gebaat als zij weer bij de vader kunnen wonen. De kinderen willen dit zelf ook. De vader heeft nu een andere baan. Zijn huidige werkgever gaat soepeler om met de werktijden. De vader kan nu onder schooltijden werken. Oma (vz) is weer in de omgeving van de vader komen wonen, zij is hersteld en is weer in staat om de vader tot steun te zijn bij de verzorging van de kinderen, mocht dit nodig zijn. Er heeft geen objectief en deugdelijk onderzoek plaatsgevonden door de raad naar het belang van de kinderen in dezen. Zo’n onderzoek is gewenst.
Omdat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader dient te zijn, had de inschrijving op de
basisschool [de basisschool] in [woonplaats moeder] niet moeten gebeuren. De kinderen dienen immers bij hem te komen en naar een school te gaan die ligt in de directe omgeving van de plaats
waar de vader woont. Als het hof de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder laat, is de vader ermee akkoord dat de kinderen in de omgeving van de moeder naar school gaan.
3.5.
De moeder voert in haar verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan.
Het gaat goed met de kinderen en de voormalige gezinsvoogden en [hulpverlening 1] bevestigen dit. Dat de gezinsvoogden zich geen zorgen maken over de kinderen blijkt uit het feit dat de
ondertoezichtstelling van de kinderen is geëindigd. Ook op school doen de kinderen het goed. De kinderen zijn op 7 mei 2023 gestart op [de basisschool] in [woonplaats moeder] , zij zitten nu in groep 3 en 4. De moeder erkent dat zij in het verleden psychische problemen heeft gekend, maar zij heeft sinds 2018 geen psychoses meer gehad. Inmiddels gaat het na behandeling goed met haar. Gelet op het verleden en eerdere zorgen is er forse ondersteuning ingezet in de thuissituatie bij de moeder (driemaal per week begeleiding en ondersteuning voor de moeder en de kinderen en eenmaal per week opvoedondersteuning voor de moeder). [hulpverlening 1] heeft deze inzet beëindigd, omdat er geen zorgen meer zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedcapaciteiten van de moeder. Gelet op het feit dat de kinderen in hun verleden reeds verschillende opvoedsituaties hebben gekend, is het niet in hun belang om daarin thans wederom een wijziging aan te brengen.
Zoals op de mondelinge behandeling in eerste aanleg is besproken, heeft de GI destijds naar aanleiding van de zorgen van de vader het protocol meldcode in werking gesteld. [hulpverlening 2] en het [hulpverlening 3] zijn ingeschakeld. De kinderen zijn onderzocht en daaruit is gebleken dat de zorgen van de vader rondom seksueel misbruik niet kunnen worden bevestigd. Daarnaast heeft er naar aanleiding van de melding in het ziekenhuis onderzoek plaatsgevonden naar de blauwe plekken van de kinderen. De forensisch arts ziet geen signalen van kindermishandeling. Ook school heeft geen ongebruikelijke verwondingen geconstateerd en de raad acht verder onderzoek niet nodig. Toch blijft de vader aan zijn beschuldigingen vasthouden zonder enig bewijs over te leggen. De moeder acht dit kwalijk. De moeder ontkent ten stelligste dat zij agressief is jegens de kinderen. Zij is prima in staat om voor de kinderen te zorgen.
De moeder maakt zich juist zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. De vader belast de kinderen met uitspraken over de moeder. Bij de kinderen is verder sprake van overgewicht en tijdens de vakantie is het gewicht van de kinderen toegenomen.
Onderzoek door de raad is niet nodig. Indien het hof dit wel nodig acht, is de moeder bereid haar medewerking te verlenen.
3.6.
De raad heeft op de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te laten. Deze kinderen hebben al veel meegemaakt en hebben verschillende verblijfplaatsen gekend. Het was positief dat de kinderen na de uithuisplaatsing in 2018 bij de vader konden wonen, maar het was niet in hun belang dat hij in 2022 plotseling aangaf niet meer voor de kinderen te kunnen zorgen. De kinderen moesten daardoor op stel en sprong terug naar de moeder. De vader vindt vast dat hij daar zelf goede redenen voor had, maar het was bepaald geen wenselijke situatie. Er waren best wat zorgen rondom de moeder en er was sprake van een nare voorgeschiedenis. De GI heeft intensieve hulp ingezet en moeder deed het goed. Ze bleek leerbaar bij lastige zaken. De GI is zorgvuldig te werk gegaan en heeft meerdere specialistische onderzoeken gelast naar de zorgen over de kinderen die de vader bleef melden. Die zijn niet zomaar terzijde geschoven. De vader komt nu niet met aanvullende stukken of gegevens. Tijdens de ondertoezichtstelling meldde de vader al deze zorgen en er is serieus aandacht aan besteed. Uit de onderzoeken is niets gekomen. De raad kan dit overigens zelf niet onderzoeken; de raad onderzoekt slechts welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen is. Een eventueel nieuw onderzoek zou uitbesteed moeten worden; het zal niet opleveren wat de vader graag zou willen, namelijk bewijs. De ondertoezichtstelling is positief afgesloten. Er zijn geen nieuwe zorgsignalen, alleen oude zorgsignalen die al onderzocht zijn in het verleden.
De zorgregeling loopt. De kinderen zijn gestart op hun nieuwe school. Er is geen aanleiding om nu weer te wisselen van hoofdverblijfplaats. Het is goed voor de kinderen als zij weten waar zij mogen opgroeien.
Het hof overweegt als volgt.
Hoofdverblijfplaats (en school)
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.2.
Nadat de kinderen in februari 2022 bij de moeder zijn gaan wonen, heeft de GI intensieve hulpverlening ingezet bij de moeder thuis. De ondertoezichtstelling is in juni 2023 geëindigd, omdat die niet langer nodig werd geacht. De vader heeft, zowel bij de rechtbank als bij het hof, veel zorgen geuit over de wijze waarop de moeder voor de kinderen zorgt, maar deze zorgen worden niet door de derden herkend. De GI heeft in het verleden naar aanleiding van deze door de vader geuite zorgen meerdere specialisten ingeschakeld ( [hulpverlening 2] , [hulpverlening 3] en het ziekenhuis) die de kinderen zorgvuldig hebben onderzocht. Alle instanties die betrokken waren bij de moeder en de kinderen en de specialisten die onderzoek hebben gedaan, herkennen de zorgen van de vader niet. Ook van de zijde van school worden geen zorgen gesignaleerd.
Het hof ziet een moeder die hard aan zichzelf heeft gewerkt en nu in staat is om de kinderen adequaat te verzorgen en op te voeden. Zij heeft geen hulpverlening meer nodig en de kinderen ook niet. De moeder is in staat gebleken om de kinderen een stabiele en veilige thuissituatie te bieden. Dat was bij de rechtbank al zo en in hoger beroep heeft de vader niets nieuws aangevoerd. Het is in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder behouden. Deze situatie is feitelijk al anderhalf jaar zo. Het hof ziet, met de raad, geen aanleiding om het hoofdverblijf van de kinderen nu weer bij de vader te bepalen. De huidige thuissituatie bij de moeder sluit aan bij hetgeen de kinderen nodig hebben voor hun ontwikkeling. Juist bij kinderen als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die al meerdere verblijfplaatsen hebben gekend (na een aanvankelijke start bij hun ouders zijn zij in 2018 in een pleeggezin geplaatst, daarna vier jaar bij de vader en sinds februari 2022 bij de moeder), is het belangrijk dat zij nu rust en duidelijkheid krijgen dat zij niet nogmaals hoeven te wisselen van verblijfplaats, hoofdverzorgende ouder en school. Bij de moeder hebben zij het goed en daar mogen zij blijven.
De omstandigheden dat de vader nu een dienstbetrekking heeft met meer flexibiliteit en oma (vz) weer beschikbaar is om de kinderen mede te verzorgen, doet aan het voorgaande niet af. Het is immers, zoals is overwogen, niet in het belang van de kinderen om hun hoofdverblijf te wijzigen.
3.7.3.
Voor zover de vader op de mondelinge behandeling subsidiair heeft verzocht om een aanvullend onderzoek door de raad, gaat het hof hieraan voorbij. Het hof ziet hiertoe, evenals de raad, geen aanleiding. Het hof acht zich op basis van het dossier en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder dienen te hebben en dat zij ook in de woonomgeving van de moeder naar de basisschool moeten gaan. Dit betekent dat het hof het hoger beroep van de vader zal afwijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking. Al het overige dat de vader heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Proceskosten
3.8.
De moeder is van mening dat in deze procedure een veroordeling van de vader in de proceskosten aangewezen is en is zij verzoekt het hof de vader daarin te veroordelen. Het hof wijst dit verzoek af en zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, zoals gebruikelijk, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en deze procedure gaat over de kinderen die uit deze relatie zijn geboren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M van der Linden, C.N.M. Antens en
E.P. de Beij en is op 12 oktober 2023. uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.