ECLI:NL:GHSHE:2023:3333

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
200.322.688_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2022. De moeder verzoekt om de beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen voor hun minderjarige kind, geboren in 2019. De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 augustus 2023, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De moeder stelt dat de huidige zorgregeling, die is gebaseerd op het werkrooster van de vader, niet in het belang van het kind is en dat deze regeling leidt tot veel stress en instabiliteit in haar leven. De vader daarentegen betwist de claims van de moeder en stelt dat de regeling voldoende structuur biedt en dat de moeder vooral moeite heeft met de communicatie tussen hen. De Raad adviseert om de huidige zorgregeling te handhaven, omdat deze in het belang van het kind zou zijn.

Het hof overweegt dat de rechtbank terecht de zorgregeling heeft vastgesteld en dat er geen contra-indicaties zijn voor de uitvoering van deze regeling. De moeder wordt aangespoord om hulp te zoeken voor haar psychische klachten en om de huidige situatie te accepteren. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het subsidiaire verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ' s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 oktober 2023
Zaaknummer: 200.322.688/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/355687 / FA RK 20-645
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. Çiçek.
Deze zaak gaat over
[minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
Als informant merkt het hof aan:
Jeugdbescherming Brabant,gevestigd te ’ [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 februari 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
- primair: [minderjarige] bij de vader zal verblijven eens per veertien dagen van vrijdag tot zondag, alsmede iedere woensdag;
- subsidiair: [minderjarige] bij de moeder zal zijn eens per veertien dagen van vrijdag tot zondag, alsmede iedere maandag;
- althans een zodanige regeling vast te leggen die het hof in het belang van [minderjarige] juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 15 mei 2023, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Kocabas-Güler en door een tolk in de Poolse taal [tolk] (tolkennummer [tolknummer] );
  • de vader, bijgestaan door mr. Çiçek;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder met toestemming van het hof de beschikking van de kinderrechter van 20 juni 2023 met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling alsmede het plan van aanpak en werkplan van de GI van 6 juli 2023 aan het hof overgelegd.
3. De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze inmiddels verbroken relatie is [minderjarige] geboren.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Sinds 5 februari 2019 zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
3.3.
[minderjarige] staat sinds 6 juli 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 6 januari 2024.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een regeling vastgesteld betreffende het contact tussen de vader en [minderjarige] . De vader is gerechtigd tot contact met [minderjarige] gedurende de reeks vrije dagen van de vader en wel als volgt:
- als de reeks vrije dagen start op vrijdag: vader haalt [minderjarige] op vrijdag op bij het
kinderdagverblijf en brengt [minderjarige] op maandagochtend 9.00 uur bij moeder of een
afgesproken plek terug;
- als de reeks vrije dagen start op zaterdag: moeder brengt [minderjarige] om 10.00 uur naar
vader of naar een afgesproken plek en vader brengt [minderjarige] op maandagochtend 9.00
uur terug naar moeder of een afgesproken plek;
- als de reeks vrije dagen start op zondag: moeder brengt [minderjarige] op maandag om
16
uur naar vader of naar een afgesproken plek en vader brengt [minderjarige] op
woensdag om 18.00 uur naar moeder of een afgesproken plek terug. Als vader op
donderdag een late dienst of nachtdienst heeft brengt hij [minderjarige] op
donderdagochtend naar het kinderdagverblijf;
- als de reeks vrije dagen op maandag start: moeder brengt [minderjarige] om 16.00 uur naar
vader of een afgesproken plek en vader brengt [minderjarige] op donderdagochtend naar
het kinderdagverblijf
- als de reeks vrije dagen op dinsdag start: vader haalt [minderjarige] op dinsdag op het
kinderdagverblijf op en brengt op vrijdagochtend terug naar het kinderdagverblijf;
- als de reeks vrije dagen op woensdag start: vader haalt [minderjarige] op dinsdag op bij het
kinderdagverblijf als hij een vroege dienst heeft gehad of uit de nachtdienst komt.
Als dit niet zo is, haalt hij [minderjarige] bij moeder op om 7.30 uur of op een
afgesproken plek. Vader brengt [minderjarige] op zaterdagochtend 10.00 uur terug naar
moeder of een afgesproken plek;
- als de reeks vrije dagen op donderdag start: vader haalt [minderjarige] op donderdag op van
het kinderdagverblijf en brengt [minderjarige] op zondag om 17.00 uur terug naar moeder
of een afgesproken plek. Indien vader op woensdag geen late dienst of nachtdienst
heeft, blijft [minderjarige] de woensdag bij vader slapen;
- [minderjarige] is iedere woensdag bij vader, ook de woensdagen die niet binnen het
hierboven genoemde schema vallen. Op de woensdagen brengt moeder [minderjarige] om
7.3
uur naar vader of naar een afgesproken neutrale plek. Vader brengt [minderjarige] om
18
terug naar moeder. Indien vader op dinsdag uit de nachtdienst is gekomen of
een vroege dienst heeft gehad, haalt hij [minderjarige] op dinsdag uit het kinderdagverblijf
op (in plaats van een overdracht op woensdagochtend);
- indien ouders vanwege hun werk [minderjarige] niet zelf kunnen halen of brengen of deels
zelf niet beschikbaar zijn op de eigen zorgdagen, dan regelen zij zelf een
betrouwbare oppas;
- de vakantiedagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld.
4.2.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. De regeling die de rechtbank heeft vastgesteld is alleen gebaseerd op het werkrooster van de vader. Deze regeling is overgenomen uit het raadsrapport en met deze regeling wordt voorbijgegaan aan de belangen van [minderjarige] en de moeder. De rechtbank had rekening moeten houden met de onderling verhouding tussen partijen, de moeizame communicatie en het wederzijds wantrouwen. Deze factoren zijn van belang nu deze vastgestelde regeling zorgt voor veelvuldig contact tussen partijen. De onderlinge verhouding is op dit moment dusdanig verstoord dat de ouders helemaal niet meer met elkaar communiceren. De overdrachtsmomenten van [minderjarige] verlopen rustig, maar de ouders praten tijdens deze overdrachtsmomenten niet met elkaar. De moeder ervaart de huidige situatie als zeer ingrijpend, stressvol en instabiel. Als gevolg van de spanning die de huidige situatie met zich meebrengt, heeft de moeder op dit moment online gesprekken met een Poolse psycholoog. In het verleden was [hulpverlening] betrokken in het kader van opvoedondersteuning. Deze hulpverlening is echter gestopt omdat de moeder weet hoe zij kinderen moet opvoeden waardoor deze hulpverlening geen toegevoegde waarde had.
De huidige regeling ervaart de moeder als zeer belastend, hetgeen een uitwerking heeft op [minderjarige] en de minderjarige dochter van de moeder. De moeder ervaart veel stress door de vele contactmomenten en door het gemis van structuur binnen het gezin. De moeder heeft het gevoel dat zij wordt verplicht haar leven in te richten volgens de wensen van de vader. [minderjarige] gaat inmiddels naar de bassischool als gevolg waardoor de zorgregeling is gewijzigd.
De moeder mist momenteel elke vorm van structuur. Deze structuur is voor [minderjarige] en de moeder wel nodig. Een regeling zoals door de moeder verzocht, waarbij [minderjarige] iedere woensdag alsmede eens per veertien dagen bij de vader verblijft, doet het meeste recht aan de situatie. Als een dergelijke regeling voor de vader niet haalbaar is, dan ziet de moeder genoodzaakt zelf genoegen te nemen met een regeling waarbij [minderjarige] bij de moeder verblijft iedere maandag, alsmede om de week van vrijdag tot zondag.
5.2.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De moeder stelt ten onrechte dat de rechtbank ook rekening had moeten houden met de onderlinge verhouding tussen partijen. Sinds partijen uit elkaar zijn heeft de moeder alles bemoeilijkt voor de vader. De vader heeft moeten strijden om op een normale manier contact te kunnen hebben met [minderjarige] en zijn vaderrol uit te kunnen oefenen. Uit het raadsrapport blijkt dat de moeder woedend is op de vader en het verleden niet kan loslaten. De woede van de moeder is de reden waarom de moeder zich niet kan vinden in de vastgestelde zorgregeling: de moeder gunt het de vader niet om evenveel tijd met [minderjarige] door te brengen. De communicatie tussen partijen is altijd slecht geweest: de moeder is altijd boos, agressief en fel naar de vader toe. Hierdoor is het moeizaam om afspraken te maken met elkaar. Hier kwam een lichte verandering in toen de moeder een relatie kreeg met haar huidige partner. Sinds deze relatie is de communicatie beter geworden. Het komt nog wel voor dat partijen meningsverschillen hebben, maar dit is niet meer zo erg als voorheen. De vader betwist dat de moeder vanwege de huidige zorgregeling onder behandeling is van een psycholoog. De vader acht het geloofwaardiger dat de moeder vanwege haar persoonlijke (keuze-)problemen onder behandeling is van een psycholoog. De moeder heeft niet c.q. onvoldoende gesteld waarom de huidige regeling te belastend voor haar zou zijn. In het algemeen is het inderdaad zo dat kinderen zijn gebaat bij duidelijkheid en structuur. De huidige zorgregeling biedt voldoende structuur omdat rekening is gehouden met de vaste vrije dagen van de ouders. Desgevraagd heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat de vader niet conform het subsidiaire verzoek voor [minderjarige] zou kunnen zorgen nu dit zou betekenen dat hij moet stoppen met zijn baan en dit zou enorme gevolgen hebben. Gelet op de werkervaring en opleidingsniveau van de vader alsmede het feit dat hij een arbeidsmigrant is, is het voor de vader niet makkelijk om een andere baan te vinden waarbij hij niet in ploegendienst hoeft te werken. De ploegendiensten stellen de vader daarnaast juist in staat om veel tijd met [minderjarige] door te brengen en optimaal invulling te geven aan zijn vaderrol.
5.3.
De raad adviseert het hof als volgt. De raad heeft in zijn onderzoek alle kanten van de situatie belicht en vervolgens de huidige zorgregeling geadviseerd. De raad zag en ziet ook nu een moeder die heel erg naar het verleden blijft kijken terwijl de vader zich meer richt op de toekomst. Als voorbeeld noemt de raad het feit dat de overdracht van [minderjarige] nog steeds niet bij de moeder thuis plaatsvindt en dat [minderjarige] van de moeder niet mag vertellen waar hij en de moeder wonen. De raad maakt zich zorgen welk signaal daarmee wordt afgegeven aan [minderjarige] en het feit dat [minderjarige] met een geheim moet lopen. De moeder heeft hulp nodig om zaken uit het verleden te werken en deze hulp heeft de GI ook aangeboden. Het is zonde dat de moeder de hulpverlening vanuit [hulpverlening] heeft gestopt, nu er door middel van die hulpverlening afspraken tussen de ouders tot stand kwamen.
De zorgregeling die is geadviseerd, en in de bestreden beschikking is vastgesteld, is een toekomstbestendige regeling. Deze regeling biedt in zoverre structuur dat dagen waarin hij eerder naar de opvang ging, hij nu vaste dagen bij de ouders is, te weten op maandag bij de moeder en op woensdag bij de vader. Voor zover wordt gesteld dat deze regeling onrust geeft, heeft deze regeling ook winst voor [minderjarige] nu er buiten professionele opvang weinig andere opvang van het netwerk nodig is. Uiteraard heeft [minderjarige] net als ieder ander kind structuur nodig. Deze structuur kan echter ook worden gerealiseerd door voor [minderjarige] een duidelijk weekschema te maken waarop is aangegeven bij wie hij wanneer verblijft en door wie hij wordt opgehaald.
5.4.
De GI informeert het hof als volgt. Op dit moment gaat het goed met [minderjarige] . Desondanks is de ondertoezichtstelling verlengd vanwege de onrust die tussen de ouders is ontstaan vanwege de zorgregeling. De huidige zorgregeling dient echter te worden gehandhaafd. De raad heeft uitvoerig gekeken naar de beschikbaarheid van beide ouders en de GI staat achter de conclusies van de raad. Het feit dat [minderjarige] nu op school zit maakt dit standpunt niet anders. Het is duidelijk dat de moeder het zwaar heeft met huidige situatie. In het verleden is mediation en hulpverlening aangeboden, maar de moeder wijst dit af. De GI ziet een taak voor zichzelf weggelegd om te kijken wat de moeder nodig heeft en hoe zij daarin kan worden ondersteund. Deze omstandigheden dienen echter niet in de weg te staan aan het uitvoeren van de zorgregeling die de rechtbank heeft bepaald.
5.5.
Het hof overweegt als volgt.
5.5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.5.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] dient te worden vastgesteld.
5.5.3.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden, die het hof na een eigen afweging en beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] , zoals weergegeven in deze beschikking onder 4.1., heeft vastgesteld. In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof nog het volgende.
5.5.4.
Vanwege het feit dat de vader in ploegendienst werkt heeft de raad uitvoerig onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid van beide ouders en onderzocht met welke regeling [minderjarige] optimaal van de beschikbaarheid en aandacht van beide ouders kan profiteren. Resultaat van dit onderzoek is een advies aan de rechtbank om een gedetailleerde en toekomstbestendige regeling vast te stellen, welk advies de rechtbank heeft overgenomen. Vanwege de wisselende roosters van de vader kent de zorgregeling minder regelmaat dan in het geval de vader een wekelijks terugkerend werkrooster zou hebben. Er is echter niet gebleken van contra-indicaties aan de zijde van [minderjarige] tegen de uitvoering van deze regeling. Daar komt bij dat de huidige regeling erin voorziet dat de ouders [minderjarige] zelf kunnen opvangen en dat [minderjarige] – anders dan bij de verzoeken van de moeder – minder hoeft te worden opgevangen door (professionele) derden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] en dat de overdrachtsmomenten neutraal verlopen. Aandachtspunt bij een dergelijk gedetailleerde zorgregeling is wel om de zorgregeling duidelijk en voorspelbaar voor [minderjarige] te laten zijn. Het ligt op de weg van de ouders om, waar nodig met ondersteuning van de GI, de zorgregeling duidelijk met [minderjarige] te bespreken. Dit kunnen de ouders bijvoorbeeld doen door (samen met [minderjarige] ) een duidelijk weekschema te maken zodat voor [minderjarige] duidelijk is wanneer hij bij welke ouder verblijft.
5.5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder bezwaren heeft tegen de uitvoering van de huidige zorgregeling. Hoewel een van de bezwaren van de moeder het vermeende gebrek aan structuur in de huidige regeling is, is ook gebleken dat de moeder vooral moeite heeft met het uitvoeren van de zorgregeling vanwege de stress die de moeder ervaart in het contact met de vader en de daaruit naar haar eigen zeggen voortvloeiende psychische klachten waarvoor zij onder behandeling is van een psycholoog. Zoals de GI in dat kader terecht heeft aangevoerd, dient de moeder hulp te zoeken en te accepteren voor het omgaan met de weerstand die zij voelt jegens de vader. Deze weerstand van de moeder mag geen invloed hebben op de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader. Het ligt dan ook op de weg van de moeder om actief hulp te zoeken om de huidige situatie te accepteren. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeboden om de moeder te ondersteunen bij het vinden van passende hulp en het is aan de moeder om hier voortvarend aan mee te werken.
5.5.6.
Voor zover het subsidiaire verzoek in het licht van het voorgaande nog bespreking behoeft, wordt overwogen dat de vader tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd kenbaar heeft gemaakt dat een zorgregeling conform het subsidiaire verzoek van de moeder voor de vader niet uitvoerbaar is, nu een dergelijke regeling niet is te combineren met de ploegendiensten van de vader. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een dergelijke regeling niet in het belang van [minderjarige] is als gevolg waarvan het subsidiaire verzoek van de moeder wordt afgewezen.
5.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin en E.P. de Beij en is op 12 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.