ECLI:NL:GHSHE:2023:3331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
20-002167-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot een bedrijfspand had verschaft door middel van valse sleutels. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit en een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte op 9 september 2020 te Helmond in een bedrijfspand waren binnengedrongen met de intentie om goederen te stelen. De verdachte had de toegangsdeur geopend door middel van flipperen, wat door getuigen was waargenomen. Het hof oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdachte, dat hij en zijn medeverdachte daar waren voor oud ijzer, niet aannemelijk was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft blijk gegeven van minachting voor andermans eigendom, wat heeft geleid tot de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002167-21
Uitspraak : 7 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-110482-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1969,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Helmond in/uit een bedrijfspand gelegen aan [adres 2] tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van inklimming en/of een valse sleutel
- zich naar voornoemd pand heeft begeven en/of vervolgens
- de toegangsdeur van voornoemd pand heeft geopend en/of vervolgens
- in voornoemd pand heeft rondgelopen en/of heeft rondgekeken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, in het besloten lokaal gelegen aan [adres 2] en in gebruik bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2020 te Helmond in/uit een bedrijfspand gelegen aan [adres 2]
tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn
mededader voorgenomen misdrijf om goederen die aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van een valse sleutel, zich naar voornoemd pand
heeft begeven en vervolgens de toegangsdeur van voornoemd pand heeft geopend en
vervolgens in voornoemd pand heeft rondgelopen en heeft rondgekeken terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2020, dossierpagina’s 4 en 5, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens [bedrijf] :

(pagina 4)
Ik doe aangifte van poging inbraak dan wel insluiping in het bedrijfspand van
[bedrijf] , gevestigd aan [adres 2] .
Op woensdag 9 september 2020 omstreeks 15.10 uur heeft een medewerker van het bedrijf
2 mannen overlopen welke, zo bleek achteraf, het pand waren binnengedrongen door middel van flipperen. Voor zover ik kan waarnemen wordt er tot op heden nog niets vermist.
Het bedrijf is te allen tijde afgesloten. Alle medewerkers, welke toegang hebben tot het bedrijf, hebben een druppel waarmee zij de toegangsdeuren kunnen openen. Sowieso nu, met corona, hebben we een nog strenger deurbeleid en worden er in principe geen klanten het pand binnen gelaten tenzij, maar dan zijn ze altijd bij een medewerker. Onbekenden kunnen dus niet zonder een medewerker door het pand lopen.
Op de genoemde datum en het genoemde tijdstip trof een van onze medewerksters een man in de gang aan welke ze niet kon
(hof begrijpt: kende).Daarachter was een andere man in een kantoorruimte, voor ons de EHBO-ruimte. De medewerkster sprak de eerste man en vroeg wat hij hier deed. De man had eigenlijk direct een antwoord en gaf aan dat ze bij de Expositie moesten zijn. De medewerkster gaf te kennen dat ze dan verkeerd zaten en buitenom aan de andere zijde zich moesten melden.
(pagina 5)
De mannen verlieten hierna het pand via de toegangsdeur, liepen in eerste instantie
weg in de richting welke onze medewerkster had gezegd, maar na een paar tellen liepen
ze richting hun voertuig, zijnde een witte bus voorzien van het kenteken [kenteken] .
Deze hadden ze vlak bij de toegangsdeur geparkeerd. Ze stapten in en verlieten het
terrein.
De medewerkster welke de mannen had overlopen, had er geen goed gevoel bij omdat ze
eigenlijk zeker wist dat er geen onbekende personen zomaar in het pand aanwezig
konden zijn. Nadat ze
(het hof begrijpt: de medewerkster)had verteld wat er gebeurd was, zijn we beelden gaan kijken en zagen wij dat de mannen door middel van flipperen de toegangsdeur openden en het pand binnendrongen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2020, dossierpagina 6, voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 1] :

Op dinsdag 29 september 2020 zijn de beelden bekeken welke door aangever waren afgegeven.
Op de beelden was te zien dat een witte bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken] ,
op het terrein parkeert. Je ziet dan eerst de bestuurder uit het voertuig stappen en deze loopt direct naar de toegangsdeur. Je ziet de bestuurder aan de deur van het bedrijfspand voelen en naar het gedeelte van de sluiting van de deur kijken. Daarna blijft de bestuurder bij de deur staan en zie je zijn lichaam draaien naar de bus en contact maken met de bijrijder van de bestelbus. Op dat moment zie je de bijrijder naar de bestuurder lopen, zie je ze kort overleggen en daarna draait de bestuurder zich weer naar de deur. Hij pakt vermoedelijk iets uit zijn rechterbroekzak, plaatst dit bij of tussen de deur en maakt een flipperende beweging.
De toegangsdeur gaat open en dan zie je de bestuurder het pand betreden en direct iets achter in zijn rechterbroekzak stoppen. De bijrijder volgt de bestuurder en beiden dringen het pand binnen.

3. Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 1 oktober 2020, dossierpagina’s 7 en 8, voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 2] :

Verstrekt beeldmateriaal

De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still gemaakt.
- still 1 (hof: p. 9)

Herkenning

Ik herken de bestuurder van het voertuig. Dit betreft tevens de
persoon die als eerst bij de deur van het pand aanwezig is. Deze persoon is kaal en
heeft een gezet postuur. Tevens loenst deze man met zijn ogen. Deze persoon heeft een
spijkerbroek aan met een donkere trui. De persoon op still 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag 1] 1969
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als hoofdagent in Arnhem-Noord, met als specifiek gebied Presikhaaf. Ik heb meerdere keren met de persoon gesproken en ben bij hem thuis geweest. Ik herken de persoon aan zijn lichaamshouding, loop en tevens zijn loensende oog. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag.
4. Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 1 oktober 2020, dossierpagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 3] :

Verstrekte informatie

Herkenning gevraagd van bestuurder en bijrijder van een witte bestelbus.

Verstrekt beeldmateriaal

De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 still (hof: p. 26) gemaakt.

Herkenning

Op de opgenomen beelden zag ik een witte Renault Master achteruit rijden. Allereerst stapte de bestuurder uit. Korte tijd later stapte een passagier uit. Ik herkende de man meteen als zijnde [medeverdachte] wonende met zijn gezin op [adres 3] . Ik ken [verdachte] ambtshalve zeer goed. Heb meerdere contact momenten met hem gehad waaronder veel huisbezoeken, op herken ik als:
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Geboren: [geboortedag 2] 1989
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn haar, hoofd, baardje, gezicht, postuur enz.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 juni 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben op 9 september 2020 daar, op het bedrijventerrein te Helmond, geweest. Ik was daar samen met de medeverdachte [medeverdachte] . We zijn binnen geweest in het bedrijf aan [adres 2] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van een poging tot diefstal. Voorts heeft de verdachte een alternatief scenario aangedragen, kort gezegd inhoudende dat hij en medeverdachte [medeverdachte] weliswaar binnen in het bedrijf aan [adres 2] zijn geweest, maar dat dit was omdat zijn broer in Arnhem een oud-ijzerbedrijf had en hij voor hem bij klanten in Helmond langs zou gaan met de vraag of zij oud ijzer hadden liggen. Dit zouden vooral garages betreffen. Verdachte had voor het genoemde bedrijfspand oud ijzer zien liggen en zij wilden vragen of zij dit konden meenemen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de deur niet opengedaan middels flipperen. Zij hoorden bij het aan komen lopen een zoemend geluid, waarna hij de deur wilde opendoen, maar de deur in eerste instantie blokkeerde. Na wat heen en weer duwen ging de deur vanzelf open. Toen zij de medewerkster zagen hebben zij verteld dat zij voor oud ijzer kwamen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte opgeworpen alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
In de eerste plaats overweegt het hof dat de verdachte zich bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen, ter terechtzitting in eerste aanleg niet is verschenen en pas ter terechtzitting in hoger beroep met deze verklaring is gekomen.
Daarbij overweegt het hof dat het alternatieve scenario op geen enkele wijze nader is onderbouwd. De verdachte heeft geen namen of adressen van klanten/bedrijven gegeven waar hij en de medeverdachte op 9 september 2020 voor zijn broer langs zouden gaan voor oud ijzer en ook heeft hij niet duidelijk aangegeven waarom zij daarvoor vanuit Arnhem naar een bedrijventerrein in Helmond zouden moeten. De verklaring van verdachte en de medeverdachte hierover strookt vervolgens ook niet met hetgeen in de aangifte van [bedrijf] is vermeld. Verdachte en de medeverdachte bevonden zich in verschillende ruimtes, toen zij in het gebouw werden aangetroffen, en hebben niet verklaard over oud ijzer maar zouden hebben gevraagd naar de Expositie. Ook anderszins is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachten iets te zoeken hadden in het bedrijfspand van [bedrijf] aan [adres 2] . Daar komt nog bij dat dit bedrijf niets van doen had met oud ijzer en op de Heibloemweg, zoals ter terechtzitting is bekeken op Google Maps, geen garagebedrijven gevestigd zijn.
Voorts acht het hof niet aannemelijk geworden dat de verdachten het pand binnen zijn gekomen doordat de deur (uiteindelijk) vanzelf openging. Verbalisant [verbalisant 1] , die de camerabeelden heeft uitgekeken, heeft gerelateerd dat zij zag dat de bestuurder (de verdachte) aan de deur van het bedrijfspand voelde, in de richting van de sluiting van de deur keek, dat hij (na contact met de medeverdachte) vermoedelijk iets uit zijn rechterbroekzak pakte, dit bij of tussen de deur plaatste en een ‘flipperende’ beweging maakte waarna de deur openging. [verbalisant 1] heeft niets gerelateerd over aanbellen of over een deur die vanzelf openging. Ook aangever [aangever] - die de beelden ook heeft bekeken - verklaart dat hij de verdachte een flipperende beweging zag maken.
Daar komt bij dat deze verklaring van de verdachte wordt weersproken door aangever [aangever] , die immers heeft verklaard dat het helemaal niet mogelijk is dat de deur voor onbevoegden zomaar opengaat. De deur was volgens [aangever] altijd op slot en slechts door middel van een zogeheten druppel open te maken. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [aangever] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] .
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het alternatieve scenario dat de verdachte heeft geschetst als ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden terzijde moet worden gesteld. Het hof acht bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte door middel van een valse sleutel te weten door te ‘flipperen’ de toegangsdeur van het bedrijfspand hebben geopend.
Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten het bedrijfspand zijn binnengegaan met de intentie en het oogmerk om zich daar goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Zoals hiervoor al is overwogen hadden de verdachten niets te zoeken in het bedrijfspand en hebben zij de toegangsdeur geopend door te flipperen. Het is een feit van algemene bekendheid dat flipperen een bekende manier is om zonder sleutel in een woning of gebouw binnen te komen. Het aantreffen van de verdachten in verschillende ruimtes past vervolgens bij het zoeken naar goederen van je gading in een pand waar je niets te zoeken hebt. Toen verdachten werden betrapt, hebben zij een pasklaar verzonnen antwoord gegeven om zo normaal mogelijk het pand weer te kunnen verlaten. Om die reden is het bij een poging gebleven.
In tegenstelling tot de argumenten die de verdediging heeft aangevoerd om een diefstal in een pand op klaarlichte dag met een grote witte bus niet logisch te vinden, is het hiervoor vermelde gedrag van de verdachten naar het oordeel van het hof onmiskenbaar naar de uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als een poging tot diefstal van goederen toebehorende aan [bedrijf]
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde poging tot diefstal tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft begaan en verwerpt het verweer. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarnaast heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn mededader op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in een bedrijfspand terwijl medewerkers van dat bedrijf in het pand werkzaam waren. Dit getuigt van een ongehoorde brutaliteit. Uit het handelen van verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom. Dat de verdachte en zijn mededader niet zijn geslaagd in hun voornomen goederen te stelen, is enkel te danken geweest aan de omstandigheid dat zij door een oplettende medewerker van aangever werden betrapt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2023, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Uit de inhoud van het procesdossier, zoals dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gesteld, komt naar voren dat de verdachte zorgt voor zijn vrouw die kampt met psychoses.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte, griffier,
en op 7 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. Muller is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, registratienummer PL2100-2020206616, doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 32, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.