[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 en onder feit 2 aan hem ten laste is gelegd.
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging en daarmee de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
1.A.
hij op of omstreeks 10 december 2014 te Ohé en Laak, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in:
a. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 1] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
b. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 2] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
c. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 3] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen:
1.B.
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 december 2014 te Ohé en Laak, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in:
a. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 1] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
b. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 2] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
c. een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 3] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) ruit(en) van die (recreatie)woning stuk geslagen en vervolgens benzine, in elk geval een brandbare vloeistof, in die (recreatie)woning gegoten en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, in elk geval die brandbare vloeistof, in brand gestoken, in elk geval vlam doen vatten, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan in voornoemde (recreatie)woning brand is ontstaan, in elk geval die (recreatie)woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (recreatie)woning, de daarin aanwezige goeder(en) en/of voor belendende (recreatie)woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
welk(e) feit(en) hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014 in Nederland door gift(en) en/of beloft(en) en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opdracht(en) te verstrekken om de brand(en) te stichten en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] geld te betalen ten behoeve van het stichten van die brand(en) en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van die brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van die brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen:
bij het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014, in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van die brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van die brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict, en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014, in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van die brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van die brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict;
2.
2.A.
hij op of omstreeks 10 december 2014 te Ohé en Laak, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk:
a. twee ruiten van een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 4] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
b. twee ruiten en/of het interieur van een slaapkamer van een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 5] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen:
2.B.
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 december 2014 te Ohé en Laak, in elk geval in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk:
a. twee ruiten van een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 4] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
b. twee ruiten en/of het interieur van een slaapkamer van een (recreatie)woning met het huisnummer [huisnummer 5] , welke lag in de Schroevendaalseplas, gelegen aan [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
welk(e) feit(en) hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014, in Nederland door gift(en) en/of beloft(en) en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opdracht(en) te verstrekken om de brand(en) te stichten en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] geld te betalen ten behoeve van het stichten van de brand(en) en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van de brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van de brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen:
bij het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014, in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van de brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van de brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict, en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 9 december 2014, in elk geval in het jaar 2014 in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen ten behoeve van de brandstichting ter beschikking te stellen en/of aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] informatie te verstrekken over de in brand te steken object(en) en/of ten behoeve van de brandstichting door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] materialen te vervoeren naar de plaats delict.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdachte staat ingevolge hetgeen aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van betrokkenheid bij brandstichtingen en vernielingen op 10 december 2014 te Ohé en Laak.
Op die dag is omstreeks 21.16 uur bij de brandweer een melding gedaan dat er brand was in een drijvende woning in een zijarm van de Maas aan [adres 2] . Ter plaatse lagen aan een steiger zes drijvende recreatiewoningen. Toen de brandweer ter plaatse kwam, bleek dat er in drie woningen (nummers [huisnummer 2] , [huisnummer 1] en [huisnummer 3] ) brand woedde. Tevens werd de geur van een brandbare vloeistof geroken. Van twee andere woningen (nummers [huisnummer 4] en [huisnummer 5] ) waren de ruiten vernield. In de woning met nummer [huisnummer 5] was tevens het interieur van de slaapkamer beschadigd.
Op de steiger bij de drijvende woningen werden diverse jerrycans aangetroffen, die (deels) door de brandweer uit het water zijn gehaald. Drie van deze jerrycans zijn aan een nader onderzoek onderworpen. Het betrof jerrycans van het merk ‘Aspen 2’. In twee daarvan zat een brandversnellende vloeistof. Uit nader onderzoek kwam naar voren dat dit kookpuntbenzine betrof. Voorts zijn op de steiger, nabij de woningen met nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 5] , in totaal vier kunststof doppen aangetroffen. Nabij de woning met nummer [huisnummer 1] trof de politie een poetsdoek aan die naar benzine rook.
Naar aanleiding van de bevindingen op de plaats delict werd vermoed dat sprake was geweest van brandstichting. De officier van justitie heeft daarop forensisch onderzoek en telecommunicatieonderzoek laten verrichten. Volgens het Openbaar Ministerie heeft dat onderzoek voor de verdachte belastende informatie opgeleverd, in die zin dat:
het DNA van de verdachte op een van de voor de woonboten aangetroffen doppen is aangetroffen;
er op 6, 7 en 11 december 2014 sms-contact is tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , met onder meer als inhoud: ‘Alles is goed’ en ‘Hekwerk is geplaatst, maar niet van harte’;
er op 7 en 8 december 2014 een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ;
de mobiele telefoon van de verdachte op 10 december 2014 om 20.49 uur een telecommast aanstraalt die de plaats delict bestrijkt;
er in de periode van september 2014 tot en met januari 2015 166 contacten hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Het Openbaar Ministerie ziet de rol van de verdachte bij de tenlastegelegde strafbare feiten primair als die van medepleger, subsidiair als die van uitlokker en meer subsidiair als die van medeplichtige. Met betrekking tot die gestelde betrokkenheid van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof evenwel onvoldoende feiten en omstandigheden uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen die maken dat tot een bewezenverklaring van een van de tenlastegelegde feiten kan worden gekomen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
i.Ten aanzien van de resultaten van het DNA-onderzoek
De voor de woonboten aangetroffen doppen zijn bemonsterd en die bemonsteringen zijn onderworpen aan forensisch onderzoek. Uit het rapport van dr. P.J. Herbergs van The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) van 16 februari 2016 volgt dat op de dop met zegelnummer SIN AAHX9502NL, aangetroffen op de steiger voor de woning met nummer [huisnummer 5] , een onvolledig mannelijk DNA-profiel is aangetroffen. De verdachte kan niet worden uitgesloten als donor van het celmateriaal. De deskundige merkt op dat indien de verdachte donor van het celmateriaal in de bemonstering is, er nog sprake kan zijn van een (zeer) geringe hoeveelheid celmateriaal van een tweede donor. Er is vervolgens een bewijskracht berekend ten opzichte van de verdachte voor een mengprofiel van twee personen. Er is geconcludeerd dat de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn als hypothese I (de bemonstering van het spoor bevat DNA van de verdachte en een onbekende persoon) juist is, dan als hypothese II (de bemonstering bevat celmateriaal van twee onbekende personen) juist is.
Contra-onderzoek aan dit celmateriaal, verricht door dr. M. Hidding van Verilabs, heeft na herhaalde analyse blijkens de daarvan opgemaakte rapportage d.d. 21 december 2016 drie complexe DNA-profielen van minimaal twee personen, waaronder minimaal één man, opgeleverd. Uit de herhalingen kwam naar voren dat de DNA kenmerken niet reproduceerbaar zijn waargenomen en derhalve niet geschikt zijn voor een vergelijkend DNA-onderzoek.
Op 9 maart 2017 zijn deskundigen dr. P.J. Herbergs van het TMFI en dr. M. Hidding van Verilabs door de rechter-commissaris gehoord over hun bevindingen. Beide deskundigen hebben bevestigd dat er in de bemonstering AAHX9502NL sprake was van extreem weinig DNA-materiaal. Deskundige Herbergs heeft verduidelijkt dat er in zijn onderzoek formeel geen sprake was een match met het DNA-profiel van de verdachte, omdat slechts 23 van de 26 kenmerken terugkwamen. Echter, wanneer er heel weinig celmateriaal voorhanden is, kan er niet vastgesteld worden of dit van één of meerdere donoren afkomstig is, aldus deskundige Herbergs. Deskundige Herbergs antwoordde dat hij niet had moeten stellen dat er sprake was van een enkelvoudig profiel, omdat een tweede donor niet kon worden uitgesloten. Desgevraagd meldde deskundige Herbergs dat hij niet weet of er sprake is van één of meerdere donoren. Wanneer het celmateriaal op de dop van één donor afkomstig is, kan de verdachte volgens deskundige Herbergs daarvan niet de donor zijn. Deskundige Hidding bevestigde dat zij achter de resultaten van haar onderzoek staat, dat wil zeggen dat zij de resultaten van haar onderzoek niet betrouwbaar genoeg vond om een vergelijking te doen met het referentieprofiel van de verdachte.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft op 1 juni 2017 een review-onderzoek uitgevoerd naar de bevindingen als verwoord in de rapportages van TMFI en Verilabs. Op grond daarvan is geconcludeerd dat de verkregen resultaten van beide onderzoeken de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen. Het verschil kan verklaard worden door het feit dat de bemonstering AAHX9502NL een minimale hoeveelheid DNA bevat. Immers, de concentratie DNA in het DNA-extract ligt rond de detectiegrens van DNA-onderzoek.
Het hof is, gezien het vorenstaande, met de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot het DNA-onderzoek gerede twijfel bestaat over de vraag of de verdachte als donor van het celmateriaal in het uit de bemonstering van de betreffende dop verkregen DNA-profiel kan worden aangemerkt. Hetgeen de advocaat-generaal dienaangaande bij requisitoir naar voren heeft gebracht kan die twijfel voor het hof niet wegnemen, aangezien de deskundigen bij gelegenheid van hun verhoren door de rechter-commissaris gedeeltelijk zijn teruggekomen op hun eerdere bevindingen. Dat betekent dat aan het DNA-onderzoek op zichzelf onvoldoende redengevend bewijs voor het daderschap van de verdachte kan worden ontleend.
ii. Ten aanzien van de resultaten van het telecommunicatieonderzoek
Tevens is telecommunicatieonderzoek verricht, teneinde zo mogelijk vast te kunnen stellen waar de mobiele telefoon van de verdachte zich ten tijde van de brandstichtingen in Ohé en Laak bevond en of er rondom het tijdstip van de brandstichtingen telefonische contacten waren met de medeverdachten. Uit deze onderzoeken is naar voren gekomen dat het aannemelijk is dat de verdachte tussen 20.41 uur en 20.50 uur vanaf Wessem via de Napoleonsweg naar België is gereden, in de richting van Maaseik aan de grens met Nederland (Roosteren). Via Roosteren is het een kort stuk rijden naar de plaats delict in Ohé en Laak. Vanaf Roosteren kan de verdachte via de A2 terug zijn gegaan naar Wessem, alwaar het bedrijf van de verdachte is gelokaliseerd.
Verbalisant [verbalisant] , die het telecommunicatieonderzoek heeft uitgevoerd, heeft in eerste aanleg op schriftelijke vragen van de raadsman geantwoord dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde op de plaats delict
kanzijn geweest of in de directe nabijheid daarvan. De verdachte heeft daarover ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet meer exact weet waar hij de betreffende avond is geweest, maar gezien de beweging in rechte lijn tussen de plaatsen Wessem, Thorn, Kessenich en Maaseik lijkt het de verdachte zeer wel mogelijk dat hij toen kennissen en vrienden heeft bezocht die in die respectievelijke plaatsen woonachtig zijn.
Het hof kan op basis van de resultaten van het telecommunicatieonderzoek, mede in aanmerking genomen dat ander steunbewijs ontbreekt, niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte op of omstreeks het tijdstip waarop de branden zijn gesticht daadwerkelijk op de plaats delict is geweest. De enkele vaststelling dat de verdachte toentertijd op de plaats delict of in de omgeving daarvan
kan zijngeweest, is daartoe onvoldoende. Daarbij komt dat in hoger beroep door de raadsman van de verdachte correspondentie tussen de verdachte en zijn advocaat in een civiele procedure is overgelegd waaruit volgt dat de verdachte op 10 december 2014 te 21.20 uur – derhalve kort na de brandstichting – een reactie per e-mail heeft gegeven op een antwoordakte in een bevoegdheidsincident, zodat enige twijfel over de vraag of de verdachte daadwerkelijk ten tijde van de brandstichting op de plaats delict is geweest gerechtvaardigd is.
Het feit dat er tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] veelvuldig en veelal sms-contact heeft plaatsgevonden, alsmede dat zij elkaar op 7 en 8 december 2014 hebben ontmoet, dwingt naar het oordeel van het hof evenmin tot de conclusie dat de verdachte als medepleger, uitlokker dan wel als medeplichtige van de tenlastegelegde brandstichtingen en vernielingen kan worden aangemerkt. De inhoud van de litigieuze sms-berichten leidt niet tot een andersluidend oordeel, omdat het hof aan de inhoud van die berichten niet zonder meer de belastende betekenis kan ontlenen die het Openbaar Ministerie daaraan ontleent.
iii. Ten aanzien van het vermeende motief en het doen van stortingen
Het in het procesdossier geschetste scenario, inhoudende dat de verdachte een financieel belang had bij de brand in de jachthaven te Wessem, waarvan hij mede-eigenaar was, en het daarbij verloren gaan van een aantal zogenaamde ‘comfortships’, waarbij de brand in Ohé en Laak wordt beschouwd als een oefening voor de latere brandstichting in Wessem en/of waarbij is getracht om een beeld van een actieve ‘nautische pyromaan’ te creëren, kan naar ’s hofs oordeel evenmin tot de gevolgtrekking leiden dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het hof merkt in dit verband op dat dit scenario door de verdediging is weersproken aan de hand van in eerste aanleg ingebrachte en onderbouwde producties, waaruit niet alleen kan worden afgeleid dat de brand in Wessem de verdachte juist voorzienbaar grote (financiële) schade heeft toegebracht, maar ook dat hij in verband met de nieuwe toekomstplannen een groot belang had bij een ongeschonden haven.
De verdachte heeft een en ander ten overstaan van het hof nader verduidelijkt. Daaruit komt het beeld naar voren dat de verdachte als gevolg van de branden financieel nadeel heeft geleden, mede omdat de verzekeringsmaatschappij niet de gehele schade heeft vergoed.
De voorts nog door de advocaat-generaal aangedragen en de door hem opmerkelijk bevonden omstandigheid dat de verdachte in de periode van 5 januari 2010 tot en met maart 2014 aan de destijds gedetineerde medeverdachte [medeverdachte 1] in totaal 23 stortingen van elk € 250,00 heeft gedaan, kan naar het oordeel van het hof niet in verband worden gebracht met de brandstichtingen in Ohé en Laak. Immers, uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen tussen die in het verleden gedane betalingen en de brandstichtingen, zodat daartussen geen causaal verband kan worden ontwaard dat kan bijdragen aan het bewijs.
Het vorenoverwogene leidt het hof tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Mitsdien zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.