ECLI:NL:GHSHE:2023:3254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
200.263.045_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot begeleide omgang tussen minderjarige en vader na meerdere tussenbeschikkingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een minderjarige en haar vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft geen intrinsieke motivatie getoond om het contact tussen de minderjarige en de vader te herstellen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om onderzoek te doen naar de situatie, gezien de zorgen over de omgangsbegeleiding en de motivatie van de moeder. De vader heeft herhaaldelijk verzocht om een begeleide omgangsregeling, maar het hof heeft geoordeeld dat het verzoek moet worden afgewezen. De minderjarige heeft duidelijk aangegeven geen contact te willen met de vader, en het hof concludeert dat het vaststellen van een omgangsregeling in strijd is met de belangen van het kind. De moeder heeft erkend dat zij emotionele toestemming voor het contact niet kan geven, wat de situatie verder bemoeilijkt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader tot vaststelling van een begeleide omgangsregeling afgewezen, waarbij het hof de Raad voor de Kinderbescherming heeft aangespoord om de situatie verder te onderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 oktober 2023
Zaaknummer: 200.263.045/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/331745/ FA RK 18-1189
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van Oers,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
In het kort: deze zaak gaat over de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader.

5.De beschikking van 19 mei 2022

Bij die beschikking heeft het hof, kort gezegd, de moeder en de vader voor een omgangstraject verwezen naar Stichting [stichting] te [vestigingsplaats], daarbij partijen bevolen gevolg te geven aan de oproep van Stichting [stichting] en de moeder bevolen haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het traject bij de [stichting], zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder in gebreke blijft aan haar verplichtingen uit hoofde van de beschikking te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- de brief van [jeugdhulpverlening] van 8 november 2022, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 8 november 2022, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V5-formulier van 9 november 2022, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 13 december 2022, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van 16 december 2022, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op 19 december 2022;
- de brief van [jeugdhulpverlening] van 9 februari 2023, met bijlage, ingekomen bij het hof op 10 februari 2023.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
6.2.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit het eindverslag van het [omgangshuis] van [jeugdhulpverlening] van 29 december 2022 blijkt, onder meer, het navolgende. Het contact tussen [minderjarige] en de vader is niet tot stand gekomen. [minderjarige] heeft heel duidelijk aangegeven dat zij op dit moment geen contact wil met de vader. De omgangsbegeleider heeft tijdens de gesprekken met [minderjarige] toch wel wat nieuwsgierigheid geproefd bij [minderjarige] en de vraag is daarom of de deur voor [minderjarige] helemaal gesloten is. Mogelijk zou [minderjarige] wel de ruimte voelen om het contact met de vader aan te gaan als zij door de moeder hierin daadwerkelijk gemotiveerd wordt in plaats van dat de keuze hierin bij [minderjarige] blijft liggen. Volgens het [omgangshuis] heeft de moeder haar best gedaan gedurende het traject, maar zij zien ook dat de moeder het niet belangrijk vindt om [minderjarige] te ondersteunen en te motiveren in het hebben van contact met de vader. Het lukt de moeder niet om in te zien dat het goed is voor [minderjarige] als zij weet waar ze vandaan komt en weet wie haar vader is.
7.2.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. Het traject bij het [omgangshuis] is voor de tweede keer vroegtijdig afgebroken omdat de moeder niet meewerkt. Volgens de vader is er sprake van ouderverstoting. De moeder wil de vader geen plek geven in het leven van [minderjarige] en laat de beslissing of zij wel of geen contact wil met de vader bij [minderjarige] liggen. De vader vreest dat de deur tot herstel van het contact dicht gaat als zijn verzoek tot omgang wordt afgewezen. De vader hoopt dat er opnieuw een ondertoezichtstelling kan komen en vraagt het hof de beslissing op de verzoeken in verband hiermee aan te houden.
7.3.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. [minderjarige] is heel duidelijk in haar standpunt dat ze geen contact wil met de vader op dit moment. De structuur en rust die er op dit moment zijn doen haar goed. De moeder heeft de afgelopen periode haar best gedaan om mee te werken aan wat van haar gevraagd is. Het is belangrijk dat er nu een eindbeslissing wordt genomen en het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling wordt afgewezen. Hoewel dat in hoger beroep niet voorligt, staat de moeder niet achter een ondertoezichtstelling.
7.4.
De raad voert - samengevat - het volgende aan. De raad ziet bij de moeder een gebrek aan motivatie om [minderjarige] te stimuleren in het hebben van contact met de vader. De raad heeft de moeder er meerdere keren op gewezen dat zij behandeling moet ondergaan voor haar trauma’s. De raad wil een onderzoek gaan starten om te kijken of er weer een ondertoezichtstelling moet komen. Daarom adviseert de raad de zaak opnieuw aan te houden.
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
7.5.1.
Aangezien de vader [minderjarige] heeft erkend, is hij de juridische ouder. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige]. Ingevolge artikel 1:377a, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge lid drie van artikel 1:377a BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of,
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of,
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of,
omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
7.5.2.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader tot vaststelling van een begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader moet worden afgewezen. Het hof licht dat hierna toe.
7.5.3.
De vraag of er omgang moet zijn tussen de vader en [minderjarige] houdt de ouders al heel lang verdeeld. De vader heeft reeds op 6 mei 2018 bij de rechtbank een verzoek tot vaststelling van een begeleide omgangsregeling via een omgangshuis ingediend. De rechtbank heeft vervolgens in de bestreden beschikking van 19 juni 2019 dit verzoek toegewezen en de ouders verwezen naar het [omgangshuis] van Stichting [stichting].
Het traject bij het [omgangshuis] is uiteindelijk in juli 2022 gestart nadat het hof partijen voor de tweede keer via een tussenbeschikking heeft verwezen naar Stichting [stichting]. Bij de laatste tussenbeschikking van 19 mei 2022 is een dwangsom opgelegd voor het geval de moeder zou weigeren haar medewerking te verlenen aan datgene dat door de [stichting] van haar wordt gevraagd. Ondanks dat de moeder (in praktische zin) heeft meegewerkt aan het traject bij het [omgangshuis], heeft dit niet tot herstel van het contact tussen [minderjarige] en de vader geleid.
De raad heeft vervolgens tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat opnieuw onderzoek naar een mogelijk nieuwe ondertoezichtstelling nodig is, omdat de zorgen die er tijdens het eerdere raadsonderzoek waren nog steeds onverminderd aanwezig zijn. Hoewel de raad en de vader het hof hebben verzocht de beslissing op het verzoek van de vader aan te houden in afwachting van dit onderzoek van de raad, gaat het hof hier niet in mee. Het hof ziet geen aanleiding om de beslissing op het verzoek nogmaals aan te houden. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat uit het verslag van het [omgangshuis] onder meer blijkt dat [minderjarige] op dit moment heel stellig is in het afwijzen van het contact met de vader. Ook blijkt uit het verslag dat een nieuw traject bij het [omgangshuis] weinig toegevoegde waarde heeft, omdat het de moeder niet lukt om in te zien dat het goed is voor de ontwikkeling van [minderjarige] dat zij weet waar ze vandaan komt en wie haar vader is. Het zou, zo blijkt uit het verslag, voor de moeder (en daarmee ook voor [minderjarige]) helpend zijn als de moeder ondersteund wordt in het minder vasthouden aan het beeld van de vader uit het verleden. Het [omgangshuis] heeft echter geen mogelijkheden om daar met de moeder (en [minderjarige]) mee aan de slag te gaan. Het hof acht het zorgelijk dat het ondanks de diverse pogingen vanuit de rechtbank en het hof in de afgelopen jaren daartoe, niet is gelukt het contact te herstellen en [minderjarige] een eigen beeld te kunnen laten krijgen van de vader. Het lukt de moeder niet om emotionele toestemming te geven voor het contact tussen [minderjarige] en de vader. Dit laatste is overigens namens de moeder tijdens de mondelinge behandeling erkend. Gelet op al het voorgaande acht het hof het vaststellen van een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige].
Voorts is het nu aan de raad, gelet op zijn zelfstandige bevoegdheid, om te onderzoeken of, en zo ja welke, mogelijkheden er zijn om bovengenoemde situatie te keren en in hoeverre de raad dat op dit moment in het belang van [minderjarige] wenselijk vindt. Het hof wijst er daarbij op dat de advocaat van de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven al op
13 december 2022 (onder meer) de raad te hebben aangeschreven met het verzoek de zaak op te pakken omdat na het beëindigen van de ondertoezichtstelling de op dat moment verwachte verandering uitbleef. Hier is kennelijk geen gevolg aan gegeven. Aangezien het hof in deze procedure geen aanleiding meer ziet om de zaak nogmaals aan te houden, zoals hiervoor is overwogen, zal het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep toewijzen.
7.5.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en het verzoek van de vader in eerste aanleg tot vaststelling van een begeleide omgangsregeling dient te worden afgewezen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2019;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de vader tot vaststelling van een begeleide omgangsregeling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens op 5 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.