ECLI:NL:GHSHE:2023:3249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
200.324.054_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige contactregeling tussen vader en kinderen in hoger beroep inzake gezag en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorlopige contactregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzet zich tegen de beslissing dat de moeder alleen belast is met het ouderlijk gezag. De vader verzoekt om een andere zorgregeling en omgangsregeling. De moeder heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de omgangsregeling te wijzigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 september 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft besloten om een voorlopige contactregeling vast te stellen, waarbij de vader één keer per veertien dagen op zondag contact heeft met de kinderen van 12:00 tot 17:30 uur. De ouders zijn verplicht om respectvol met elkaar om te gaan en de kinderen niet te belasten met hun onderlinge conflicten. De verdere behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 5 juli 2024, waarbij partijen het hof moeten informeren over de stand van zaken en eventuele gevolgen voor de verzoeken in de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 5 oktober 2023
Zaaknummer: 200.324.054/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/254243 / FA RK 18-3207
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.V.T.E. van der Woning,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Hollman.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De vader kan zich niet vinden in de beslissing van de rechtbank om de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Ook verzoeken partijen in hoger beroep afzonderlijk van elkaar een andere zorgregeling / omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te bepalen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 15 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 maart 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag afwijzen en in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen dat:
  • de kinderen een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 17.30 uur, waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt, tot zondag 18.30 uur, waarbij de moeder de kinderen bij vader ophaalt;
  • de kinderen in de even jaren de eerste helft van de vakantie bij de moeder verblijven en in de oneven jaren bij de vader;
  • feestdagen aansluitend aan de omgangsweekenden met de vader, worden verlengd aan het omgangsweekend;
  • Eerste Kerstdag wordt in de even jaren bij de moeder gevierd en Tweede Kerstdag bij de vader, in de oneven jaren andersom, net zoals Nieuwjaar;
  • Moederdag en de verjaardag van de moeder worden elk jaar bij de moeder gevierd en Vaderdag en de verjaardag van de vader elk jaar bij de vader;
  • de verjaardagen van de kinderen worden in de even jaren bij de moeder gevierd en in de oneven jaren bij de vader.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 juli 2023, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking voor wat betreft het gezag te bekrachtigen. Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de omgangsregeling en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de kinderen één keer per veertien dagen op zondag vanaf 12:00 uur tot 17.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen om 12.00 uur ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen om 17.30 uur ophaalt bij de vader.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 17 augustus 2023, heeft de vader zich gerefereerd.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van der Woning;
-de moeder, bijgestaan door mr. Hollman;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft op 12 september in het bijzijn van de griffier met hem gesproken, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier van mr. Van der Woning van 30 maart 2023, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg 24 november 2022;
  • het V6-formulier van mr. Hollman van 28 augustus 2023 met productie 43.

3.De beoordeling in (incidenteel) hoger beroep

De feiten
3.1.
Partijen zijn op [datum] 2016 met elkaar gehuwd. Partijen zijn de ouders van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2.
Bij beschikking van 24 april 2019 heeft de rechtbank Limburg, locatie Roermond, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 14 mei 2019 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank verder onder meer - uitvoerbaar bij voorraad - het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald. De beslissing over de zorgregeling is aangehouden in afwachting van het BOR-traject.
3.3.
Bij beschikking van 15 oktober 2020 heeft de rechtbank Limburg, locatie Roermond, bepaald dat de zorgregeling tussen de minderjarigen en de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van [(jeugd)hulp organisatie] (BOR-regeling), waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan [(jeugd)hulp organisatie] . De rechtbank heeft de beslissing met betrekking tot de definitieve zorgregeling aangehouden.
3.4.
Bij beschikking 27 oktober 2021 heeft de rechtbank Limburg, locatie Roermond, bepaald dat de zorgregeling tussen de minderjarigen en de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder professionele begeleiding van een jeugdhulpaanbieder (BOR-traject niveau 2), waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan de jeugdhulpaanbieder. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de moeder voortaan alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen. De rechtbank heeft de volgende omgangsregeling bepaald: de minderjarigen zullen iedere veertien dagen een weekend bij de vader verblijven van zaterdag 17:00 uur tot zondag 19:00 uur. De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Standpunten partijen
3.7.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte bepaald dat de moeder alleen moet worden belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
Hij wijst op het rapport van de raad van 24 juni 2022, waarin de raad destijds heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag in stand te laten. Een wijziging van het gezag is niet in het belang van de kinderen. De kinderen worden door het gezamenlijk gezag niet in hun ontwikkeling bedreigd en de vader betwist dat hij in het verleden misbruik heeft gemaakt van zijn gezag. De vader wordt door de moeder niet geïnformeerd over de kinderen en hij vreest dat hij geheel uit het leven van de kinderen wordt verbannen als de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft.
De vader voert aan dat in het verleden veel hulpverlening betrokken is geweest, partijen mediation hebben geprobeerd, er begeleide contactmomenten hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot onbegeleide contactmomenten en er uiteindelijk door de rechtbank in de bestreden beschikking is bepaald dat de kinderen één keer per veertien dagen van zaterdagavond tot zondag bij hem verblijven. Het contact met de kinderen zoals dat in de praktijk plaatsvindt, is na de bestreden beschikking gewijzigd en met name [minderjarige 1] wil niet naar de vader. Het contact verloopt momenteel moeizaam en de vader vindt het lastig om deze situatie te keren. De moeder moet de kinderen emotioneel toestemming geven om bij hem te zijn. De vader stelt regelmatig aan de moeder voor om de kinderen op te halen, maar volgens de moeder hebben de kinderen daar geen behoefte aan. Hij stuurt een bericht naar [minderjarige 1] , maar krijgt geen reactie terug. Hij weet niet wanneer [minderjarige 1] een voetbalwedstrijd heeft, zodat hij niet kan gaan kijken. De vader is moe gestreden en wil de kinderen niet tijdens het contactmoment aan hun haren moeten meeslepen. De vader staat open voor het voorstel van de raad om de zaak aan te houden.
3.8.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Partijen zijn niet meer in staat om gezamenlijk het gezag over de kinderen uit te oefenen. De onderlinge verhoudingen zijn sinds 2018 ernstig verstoord. De moeder ervaart al jaren dat er geen communicatie of overleg met de vader mogelijk is en de betrokken hulpverlenende instanties hebben daarin geen verandering kunnen brengen. Het contact met de vader blijft zeer moeizaam verlopen en hij komt de afspraken niet na. Partijen hebben totaal verschillende belevingen van de gebeurtenissen tussen hen en dat speelt al jaren. De moeder merkt ook dat, door het summiere contact, de vader niet meer kan aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Sinds de moeder alleen is belast met het gezag, is er rust ontstaan. De moeder raakt niet meer verzeild in discussies over het wel of niet toestemming geven voor belangrijke beslissingen rondom de kinderen. Ook voor [minderjarige 1] brengt dit rust, omdat de vader niet meer rechtstreeks met [minderjarige 1] contact opneemt over de te nemen beslissingen en hij zich geen zorgen meer hoeft te maken over bijvoorbeeld de vraag of een vakantie wel of niet zal doorgaan. Niet te verwachten is dat binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen in de impasses en spanningen die op de beslismomenten tussen partijen (in het verleden zijn) ontstaan en waar de kinderen en de moeder ernstig onder hebben geleden.
Er heeft al enige tijd nauwelijks omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. De vader komt de kinderen niet ophalen, te laat of slechts voor een paar uur. De moeder doet haar uiterste best om de kinderen voor te bereiden op de contactmomenten, maar [minderjarige 1] is heel stellig en wil niet naar de vader. [minderjarige 2] wil niet zonder [minderjarige 1] naar de vader. Tijdens de laatste drie omgangsmomenten heeft de vader niets van zich te laten horen. De moeder begrijpt dat het lastig is voor de vader als de kinderen niet met hem mee willen, maar het komt over alsof hij zich niet interesseert voor de kinderen. Hij komt zijn afspraken niet na en laat zich ook niet zien bij de voetbalwedstrijden van [minderjarige 1] , terwijl structureel contact heel belangrijk is voor de kinderen. De vader moet [minderjarige 1] een bericht blijven sturen, ook al krijgt hij niets terug. De moeder heeft een regeling voorgesteld van één keer per veertien dagen een zondagmiddag in de hoop dat de vader deze regeling wel kan nakomen. Zij is bereid mee te werken aan het voorstel van de raad en de zaak aan te houden.
Advies van de raad
3.9.
De raad adviseert het hof als volgt. Partijen hebben een behoorlijke geschiedenis met elkaar en zij lijken de ex-partnerproblematiek niet te kunnen scheiden van hun rol als ouders. De kinderen komen steeds meer op afstand te staan van de vader. [minderjarige 1] is weliswaar teleurgesteld in de vader, maar het is een gezamenlijk probleem van de ouders. De moeder moet het dus samen met de vader oplossen. De raad adviseert de beslissing over het gezag en de contactregeling voor de duur van negen maanden aan te houden en in die tijd uitvoering te geven aan de door de moeder voorgestelde regeling. De vader kan in deze periode laten zien dat hij betrouwbaar is en dat hij zijn afspraken nakomt.
Oordeel hof
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders ermee ingestemd dat er een voorlopige contactregeling zal worden bepaald tussen de vader en de kinderen, inhoudende dat de vader één keer per veertien dagen op zondag van 12.00 uur tot 17.30 uur contact heeft met de kinderen. De moeder brengt de kinderen en de vader draagt er zorg voor dat de kinderen om 17.30 uur weer bij de moeder zijn.
3.10.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat de overdracht van de kinderen voorlopig op een neutrale plek plaatsvindt. Er is afgesproken dat het eerste contactmoment zal plaatsvinden op [kalenderdag] september 2023. De moeder is met de kinderen om 12.00 uur bij de [eetgelegenheid] in het centrum van [woonplaats] . De vader is er dan ook. De ouders zorgen voor een prettige overdracht van de kinderen (nemen bijvoorbeeld even samen plaats aan een tafel). De moeder gaat vervolgens weg en laat de kinderen bij de vader. De vader brengt de kinderen om 17.30 uur weer bij de moeder thuis.
3.10.3.
Het hof benadrukt dat van beide ouders verwacht wordt dat zij zich zodanig opstellen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de kinderen, dat (de hervatting van) het contact met de vader voor de kinderen zo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt. Dat vraagt van beide ouders dat zij respectvol naar elkaar toe zijn en de kinderen niet belasten met opmerkingen of vragen over de andere ouder of volwassenenzaken.
3.10.4.
Zoals is besproken tijdens de mondelinge behandeling, zal het hof de verdere behandeling van de zaak pro forma aanhouden tot 5 juli 2024 in afwachting van bericht van partijen.
3.10.5.
Het hof verzoekt partijen uiterlijk één week voorafgaand aan deze datum het hof te informeren over de stand van zaken en de eventuele gevolgen voor de verzoeken in de procedure, zijnde contact en gezag. Zoals besproken op de mondelinge behandeling staat het partijen vrij het hof eerder te berichten indien daartoe aanleiding bestaat. Ten overvloede overweegt het hof dat het partijen ook vrij staat om in onderling overleg, eventueel met behulp van hun advocaten, voornoemde voorlopige regeling in het belang de kinderen te wijzigen.
3.10.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
in hoger beroep en incidenteel hoger beroep:
bepaalt een voorlopige contactregeling tussen de vader en de kinderen, inhoudende dat de vader één keer per veertien dagen op zondag van 12.00 uur tot 17.30 uur contact heeft met de kinderen. De moeder brengt de kinderen en de vader draagt er zorg voor dat de kinderen om 17.30 uur weer bij de moeder zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 5 juli 2024en verzoekt partijen
uiterlijk één week voorafgaand aan deze datumhet hof te informeren over de stand van zaken en de eventuele gevolgen voor de verzoeken in de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, E.M.C. Dumoulin en M.L.F.J. Schyns en is op 5 oktober 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.