ECLI:NL:GHSHE:2023:3166

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
20-000847-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en veroordeling voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en het stelen van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat de tenlastelegging in hoger beroep was gewijzigd en het hof tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. De verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, omdat het hof niet overtuigd was van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Wel is de verdachte veroordeeld voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, omdat hij opzettelijk behulpzaam was bij de hennepteelt door dozen met hennepstekken naar het pand te brengen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor soortgelijke feiten. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met bijzondere voorwaarden, en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen is gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000847-22
Uitspraak : 27 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 april 2022, parketnummer 03-314092-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 20-002204-15 en 20-002205-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel(feit 1 primair) en
  • diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking(feit 2)
veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Voorts zijn twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van een dag. Voorts is toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gevorderd.
Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd en omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021 te Hulsberg, gemeente Beekdaelen opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van ongeveer 2153 hennepstekken en 100 (moeder)hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021 te Hulsberg, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld, bereid, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in een pand aan de [adres 2] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, te weten 2153 hennepstekken en 100 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op lijst II Opiumwet,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021, in Hulsberg, opzettelijk behulpzaam is geweest door dozen met hennepstekken naar het pand te brengen en weg te brengen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021 te Hulsberg, gemeente Beekdaelen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bewijs tekort schiet dat de verdachte met betrekking tot de hennepkwekerij in de woning van [medeverdachte] als (mede)pleger dient te worden aangemerkt. Mede om die reden schiet ook het bewijs tekort dat de verdachte aldaar elektriciteit heeft weggenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
één of meer onbekend gebleven personen in de periode 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021 te Hulsberg, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en verwerkt in een pand aan de [adres 2] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, hennepstekken en hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op lijst II Opiumwet,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte, in de periode 11 mei 2021 tot en met 10 augustus 2021, in Hulsberg, opzettelijk behulpzaam is geweest door dozen met hennepstekken weg te brengen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is, door dozen met hennepstekken weg te brengen van het pand waarin een hennepkwekerij was gevestigd, opzettelijk behulpzaam geweest bij hennepteelt en de productie en handel in hennep. Hennepteelt en -handel zijn strafbare feiten, die eraan bijdragen dat personen verdovende middelen gebruiken en bijdragen aan de ondermijning en ontwrichting van de economie en de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan. De verdachte was ten tijde van de onderhavige feiten bovendien, blijkens zijn strafblad, in het verleden reeds eerder onherroepelijk veroordeeld in verband met hennepteelt. Hiervoor liep hij nog in een proeftijd. Ook voorwaardelijke straffen hebben hem er niet van weerhouden wederom in de fout te gaan. Deze omstandigheden wegen in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de straf.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het reclasseringsadvies van 14 juli 2023. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, steekproefsgewijze middelencontrole en deelname aan de justitiële interventie leefstijltraining om meer inzicht te bewerkstelligen in zijn verslavingsproblematiek. Het hof legt dit advies ten grondslag aan zijn beslissing.
Het hof acht daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering passend en geboden. Daarbij heeft het hof zich tevens rekenschap gegeven van de gevolgen die de beslissingen op de aanhangige vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraffen voor de verdachte (mogelijk) zullen hebben.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 mei 2020 onder parketnummer 20-002204-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 mei 2020 onder parketnummer 20-002205-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of
  • geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

  • de verdachte verplicht is zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij de SVG Reclassering Mondriaan te melden en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte actief deelneemt aan een individuele justitiële interventie (JI) gericht op middelenmisbruik,
  • de verdachte, indien vanuit deelname aan de Justitiële Interventie (JI) blijkt dat ambulante behandeling geïndiceerd is, zijn medewerking dient te verlenen aan een ambulante behandeling Radix Forensische Zorg Mondriaan of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
  • de verdachte, indien de reclassering het vermoeden heeft dat er sprake is van drugs- of alcoholgebruik, zijn medewerking dient te verlenen aan een (urine)controle.
Geeft opdrachtaan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveeltde
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 mei 2020, parketnummer 20-002204-15, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveeltde
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 mei 2020, parketnummer 20-002205-15, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 27 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.M.J.J. van de Loo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.