ECLI:NL:GHSHE:2023:3153

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
20-002442-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling en overtreding van de Wegenverkeerswet na vluchtgedrag en aangetroffen voorwerpen in de auto

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van schuldheling van een gestolen auto en het rijden met een valse kentekenplaat. De zaak kwam aan het licht na een achtervolging door de politie op 15 januari 2021, waarbij de verdachte met hoge snelheid probeerde te ontsnappen. Na het verlaten van de auto, die op een parkeerplaats bij een tankstation was aangetroffen, werd de verdachte na een korte achtervolging aangehouden. In de auto werden verschillende voorwerpen aangetroffen die bestemd leken voor criminele activiteiten, waaronder breekijzers en bivakmutsen. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was, gezien zijn vluchtgedrag en de aangetroffen voorwerpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de schuldheling en de overtreding van de Wegenverkeerswet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002442-21
Uitspraak : 20 september 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-013481-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Alphen, locatie Eikenlaan te Alphen aan den Rijn.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘opzetheling’ (feit 1 primair),
  • ‘overtreding van artikel 41, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet’,
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de straf, in die zin dat het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden zal opleggen.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte zijn er opmerkingen gemaakt met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
primair
dat hij, in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 15 januari 2021 te Roermond en/of Brunssum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto, althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
1. subsidiairdat hij, op 4 december 2020, te Brunssum, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Focus ST), althans enig goed, geheel of gedeeltelijk toebehorend aan [benadeelde] , althans aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
1. meer subsidiairdat hij, in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 15 januari 2021, te Roermond en/of Brunssum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een auto, althans een voorwerp, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
1. meer meer subsidiairdat hij, in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 15 januari 2021, te Roermond en/of Brunssum, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk uit winstbejag een auto, althans een door misdrijf verkregen goed, voorhanden hebben/heeft gehad en/of hebben/heeft overgedragen;
1. meest subsidiairdat hij, in of omstreeks de periode van 4 december 2020 tot en met 15 januari 2021, te Roermond en/of Brunssum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag een auto, althans een goed, voorhanden hebben/heeft gehad en/of hebben/heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Roermond als bestuurder van een motorrijtuig, (Ford Focus ST), daarmede op de weg, de [snelweg], heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken was aangebracht, niet zijnde een ingevolge van artikel 36 aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig opgegeven kenteken, dat door kon gaan voor een zodanig kenteken, dan wel voor een overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands kenteken of een met toepassing van artikel 37, derde lid, opgegeven kenteken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
dat hij, op 15 januari 2021 te Roermond, een auto voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 15 januari 2021 te Roermond als bestuurder van een motorrijtuig, (Ford Focus ST), daarmede op de weg, de [snelweg], heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken was aangebracht, niet zijnde een ingevolge van artikel 36 aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig opgegeven kenteken, dat door kon gaan voor een zodanig kenteken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier de politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, dossiernummer PL2300-2021007154
(met de hand gewijzigd in PL233C-2021007154),gesloten d.d. 27 januari 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 53), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2021 (pg. 3 t/m 5), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
(pg. 3)
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , waren op 15 januari 2021 belast met de noodhulpdienst voor het werkgebied van Roermond.
Omstreeks 2.10 uur reden wij in Roermond. Wij zagen over de Chopinstraat een voertuig rijden. Ik, [verbalisant 1] , kon deels het Nederlandse kenteken zien. Ik zag dat dit [kenteken 1] was. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat het voertuig met hoge snelheid van ons wegreed. Ik, [verbalisant 2] , zette het stopteken aan de voorzijde aan en ook de blauwe zwaailichten.
Ik, [verbalisant 2] zette de achtervolging in. Ik, [verbalisant 1] , gaf meteen aan de meldkamer door dat wij een voertuig achtervolgden. Wij zagen dat het voertuig van ons uitliep. Wij zagen dat het voertuig vervolgens rechtsaf sloeg richting de [snelweg]. Wij zagen dat het voertuig vervolgens linksaf de [snelweg] opreed in de richting van Venlo. Wij zagen dat het voertuig nog steeds met zeer hoge snelheid reed en van ons uitliep. Wij zagen dat het voertuig de afrit pakte bij het tankstation BP, dit is ‘ [tankstation] ’ naast de [snelweg]. Wij zagen dat de lichten van het voertuig hier gedoofd werden. Wij hadden even geen zicht meer op het voertuig. Wij reden over de parkeerplaats van het tankstation. Wij reden vervolgens weer richting de oprit naar de [snelweg]. Wij zagen het voertuig achter een vrachtwagen staan op het uiteinde van de parkeerplaatsen van het tankstation. Wij stapten uit en zagen dat er niemand meer in het voertuig zat.
Aangezien wij niemand over de parkeerplaats op het tankstation hadden zien
lopen/rennen moest de verdachte wel over het gras weggerend zijn. Ik zag dat er een
omlaag gevouwen hekje was die naar de [weg] leidde. Ik, [verbalisant 1] , rende meteen in deze richting omdat dit mij het meest logisch leek. Ik, [verbalisant 1] , scheen al rennend met mijn zaklamp in de richting van deze straat en [tankstation] dat hier parallel aan loopt. Ik zag een persoon rennen richting een woning op [adres 2] . Ik kon deze persoon goed zien omdat er iets op zijn kleding reflecteerde doordat ik hier met mijn zaklamp op scheen. Ik zag dat de persoon even uit het zicht verdween toen hij naast genoemde woning over het weiland rende. Ik kreeg vrijwel meteen weer zicht op de persoon en zag dat de persoon richting het uiteinde van het weiland rende. Ik zag dat ik steeds dichterbij de persoon kwam. Ik riep meerdere malen luidkeels dat hij moest blijven staan, moest gaan liggen en dat er geweld gebruikt zou worden als hij niet bleef staan. Ik zag dat de persoon door bleef rennen/vluchten. Ik zag dat de persoon op het einde van het weiland een zeer
dichtbegroeide doornstuiken in rende. Ik rende vervolgens ook de doornstruiken in en zat toen nog maar 2 meter achter de persoon. Ik zag dat het een man was. Ik kon de man vastpakken en ik zag dat de man zich toen overgaf. Ik zag dat [verbalisant 2] toen bij mij aansloot.
(pg. 4)
Hierop heb ik, [verbalisant 2] , vervolgens een onderzoek ingesteld aan en in het voertuig. Ik zag dat er in de auto, in de bagageruimte achter in het voertuig een grote
bigshopper / tas lag. Ik zag dat er in deze tas een grote metalen breekmiddel / bonk
lag. Op de achterbank van het voertuig zag ik nog een zelfde soort bigshopper / tas
liggen. Hierin zaten grijze vuilniszakken met verschillende luchtslangen, drukmeters
en breekmiddelen waaronder; breekijzers en kniptang. Ook zag ik op de achterbank een zwarte rugtas staan. Ik zag dat deze tas helemaal gevuld was met allerlei breekmiddelen en verschillende inbrekerswerktuigen, waaronder zes bivakmutsen, vier hoofdlampen, sleutelsets, schroevendraaiers.
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2021 (pg. 39 t/m 40), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(pg. 39)
Op vrijdag 15 januari 2021, zagen wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het voertuig met Nederlands kenteken: [kenteken 1] , na een korte achtervolging stil staan op de P-plaats van het tankstation ' [tankstation] ', gelegen aan de [snelweg] in Roermond.
Op het einde van de P-plaats in het laatste parkeervak zagen wij de Ford Focus met
Nederlands kenteken: [kenteken 1] .
Ik, [verbalisant 2] zag dat de auto met de neus in de richting van de achterliggende
groenstrook / weiland stond. Ik zag dat het bestuurdersportier geopend was en ik
hoorde dat de auto nog ingeschakeld was. Ik had op dat moment het vermoeden dat de bestuurder van de auto gevlucht was. Ik keek vervolgens kort in het voertuig om te kijken of er nog personen in het voertuig waren. Ik zag een aantal tassen op de achterbank staan. Ik zag vervolgens dat mijn collega [verbalisant 1] richting de groenstrook liep. Ik zag dat mijn collega [verbalisant 1] aan de linkerzijde van de P-plaats over het hekwerk heen stapte. Ik zag dat hier het hekwerk kapot was en op de grond lag. Dit was ook de meest logische looproute vanuit de auto gezien.
3.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [verbalisant 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 9 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [verbalisant 1] voornoemd:
U vraagt mij hoe ik het voertuig aantrof. lk zag het voertuig in de laatste paar vakken van de parkeerplaats. Wij zagen de auto daar staan.
U vraagt mij of het zo was dat wij kwamen aanrijden en vrij zicht hadden op de auto.
Wij herkenden de auto meteen als zijnde de auto waar wij eerder achteraan gereden waren. U vraagt mij of toen ik de auto zag daar bijzonderheden aan zag. Ja, dat een portier openstond. U vraagt mij hoeveel portieren. Het ging om één portier.
Ik keek in de auto of daar nog iemand aanwezig was, daar was niemand.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2021 (pg. 38), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik verbalisant heb vervolgens aan de hand van het Meos politie bevragingsysteem het chassisnummer [chassisnummer] gecontroleerd. Ik verbalisant zag dat het chassisnummer hoorde bij een Ford focus voorzien van kenteken [kenteken 2] , welke op 04-12-2020 als gestolen gemeld stond. Ik verbalisant zag dat het gestolen voertuig voorzien was van de kentekenplaat [kenteken 1] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2021 (pg. 52), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Het door de verdachte bestuurde voertuig was een personenauto, merk Ford, type Focus en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] . Hetzij vermeld dat het genoemde kenteken [kenteken 1] niet het kenteken betrof dat werd afgegeven voor de genoemde Ford. Het originele voor de genoemde Ford afgegeven kenteken was [kenteken 2] . Ik zag dat op de genoemde Ford de eerdergenoemde valse kentekenplaten bevestigd waren. Ik zag dat deze kentekenplaten niet voorzien waren van een ingeslagen keurmerk. Het zij vermeld dat originele gemaakte kentekenplaten voorzien dienen te zijn van een goedkeuringsmerk zoals dat in de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten 2000 is opgenomen.
6.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van dit hof d.d. 30 november 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Mijn vriendin woont in Roermond. Via haar heb ik verschillende jongens leren
kennen. Twee van die jongens die ik heb leren kennen vroegen mij om op 15 januari
2021 af te spreken. Ik weet dat ik in de buurt van Roermond was. De auto stopte bij een schuur. Toen hebben we handschoenen aangedaan en tassen in de auto geladen. Ik heb niet in de tassen gekeken en weet niet wat er in de tassen zat. Ik had wel het idee dat er iets niet klopte met die tassen en die spullen die daarin zaten.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde te komen. De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat hij met meerdere personen in het voertuig zat voorafgaand aan de aanhouding op 15 januari 2021. Dit scenario is voldoende aannemelijk geworden, nu het gelet op de feiten en omstandigheden mogelijk is dat de verbalisanten de overige inzittenden in het voertuig niet hebben gezien. Daarnaast staat niet vast of er slechts één portier of meerdere portieren open stonden bij het aantreffen van het voertuig op de parkeerplaats. Op basis van het dossier kan derhalve niet worden vastgesteld dat de verdachte de enige inzittende was en aldus dat de verdachte de bestuurder was van het voertuig. Voorgaande dient te leiden tot integrale vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast. Op 15 januari 2021 in Roermond reden verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in een opvallend dienstvoertuig achter een auto waarvan het kenteken ‘ [kenteken 1] ’ bevatte. De auto reed met hoge snelheid weg van de dienstauto, waarna verbalisanten een stopteken gaven en de zwaailichten aanzetten. De auto liep vanwege de hoge gereden snelheid op de verbalisanten uit en reed in de richting van de [snelweg], waarna het een afrit opging bij een tankstation naast de [snelweg]. De lichten van de auto werden gedoofd en de verbalisanten hadden even geen zicht meer op de auto. Na een rondje te hebben gereden over de parkeerplaats zagen de verbalisanten in de richting van de oprit naar de [snelweg] de auto staan zonder inzittenden. Verbalisant [verbalisant 2] stelde vast dat het voertuig nog ingeschakeld was en de bestuurdersportier open stond. Verbalisant [verbalisant 1] rende in de richting van het weiland naast de geparkeerde auto in de richting van een omlaag gevouwen hekje en zag vervolgens een persoon rennen. Na een achtervolging is een persoon aangehouden, waarvan is vastgesteld dat het de verdachte betrof. In het voertuig met kenteken [kenteken 1] zaten diverse voorwerpen in tassen die bestemd leken voor criminele activiteiten. Na een nader onderzoek bleek het een gestolen voertuig te zijn waarop een valse kentekenplaat zat.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 15 januari 2021 met twee jongens in de auto is gestapt in Roermond, en hij op dat moment niet de bestuurder van de auto was. De verdachte heeft in opdracht van de jongens handschoenen aangedaan en tassen in het voertuig geladen en had wel het idee dat er iets niet klopte met de tassen. Nadat het voertuig was gestopt bij een tankstation zeiden de twee jongens tegen de verdachte dat hij weg moest rennen, en dit heeft hij uit paniek toen gedaan totdat hij werd aangehouden door de politie.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van het voertuig wist dat het in de tenlastelegging genoemde voertuig van misdrijf afkomstig was. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van de (impliciet) primair tenlastegelegde opzetheling van dit voertuig.
Met betrekking tot de vraag of de verdachte de bestuurder was van de auto met kentekenplaat [kenteken 1] overweegt het hof het volgende. De verbalisanten hebben het voertuig op de parkeerplaats naast de [snelweg] ingeschakeld aangetroffen, met, zo valt op grond van de combinatie van hun verklaringen vast te stellen, één openstaand portier, te weten het bestuurdersportier, waarna niet veel later de verdachte op ongeveer 250 meter afstand van het voertuig is aangehouden. Andere personen zijn in de nabijheid van het voertuig kennelijk niet waargenomen. Het hof heeft in het politiedossier ook overigens geen aanwijzingen aangetroffen die erop wijzen dat er meerdere inzittenden in de auto zaten. De stelling van de verdachte dat er meerdere inzittenden waren is voorts vaag en niet verifieerbaar. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte vanaf het beschreven moment dat de politie het voertuig in beeld krijgt de bestuurder en enig inzittende van het voertuig is geweest. Dat er op een eerder moment, bijvoorbeeld tot aan het door de verdachte beschreven treffen bij de schuur, meerdere inzittenden van het voertuig zijn geweest is daarmee niet in strijd. Het hof gaat er van uit dat de verdachte vanaf het vertrek bij de schuur als bestuurder en enig inzittende van het voertuig is gaan optreden, wat tevens maakt dat de verdachte vanaf dat moment het voertuig voorhanden heeft gekregen.
Voorgaande maakt dat het hof niet bewezen acht dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde in vereniging heeft begaan en de verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de tenlastegelegde schuldheling overweegt het hof als volgt. Schuldheling vereist dat ten tijde van het voorhanden krijgen van een goed sprake is van schuld ten aanzien van de omstandigheid dat het betreffende goed door misdrijf is verkregen. In de wettekst vindt dit uitdrukking in de woorden ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’.
Uit bestendige jurisprudentie blijkt dat het hier gaat om ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Daarvan is sprake, indien de verdachte in de gegeven omstandigheden bij enig nadenken had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij derhalve zonder nader onderzoek niet had mogen handelen.
Het hof stelt vast dat de verdachte vanaf het moment dat de verbalisanten -eerst zonder stopteken of zwaailichten- achter de door de verdachte bestuurde auto reden hij getracht heeft te vluchten. De verdachte reeds eerst met hoge snelheid weg en vervolgens zette hij de auto met gedoofde lichten voor de oprit van een parkeerplaats waarna hij het weiland in rende. Dergelijk gedrag doet vermoeden dat de verdachte iets te verbergen had voor de politie. Verdachte heeft geen aannemelijke reden gegeven voor zijn vlucht. De verklaring van de verdachte dat hij de opdracht kreeg van de twee andere inzittenden om te vluchten, is immers niet aannemelijk gelet op het eerder gegeven oordeel dat verdachte toen de enig inzittende was. Voorts heeft het hof acht geslagen op het feit dat in het door de verdachte bestuurde gestolen voertuig meerdere gereedschappen zijn aangetroffen die tezamen bestemd leken voor criminele activiteiten. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 15 januari 2021 had afgesproken met twee jongens -waarvan hij geen namen wil geven omdat het gevaarlijke jongens waren- en dat hij de tassen met de spullen zelf in het voertuig heeft geladen. Tevens heeft de verdachte verklaard dat hij het idee had dat er iets niet klopte met de tassen en de spullen die daarin zaten. Onder deze omstandigheden had het op de weg van de verdachte gelegen om adequate navraag te doen naar (ook) de herkomst van het voertuig, alvorens weer daarin plaats te nemen. Deze omstandigheden zijn volgens het hof dermate verdacht, dat de verdachte redelijkerwijs moet hebben vermoed ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto dat deze uit misdrijf afkomstig was.
Concluderend is het hof, gelet op het vluchtgedrag van de verdachte voor de politie en de verdachte omstandigheden omtrent de aangetroffen voorwerpen in de auto, van oordeel dat de verdachte met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld ten aanzien van de auto.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot het bewijs van die bewezenverklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 41, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een personenauto (feit 1 primair). Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen, terwijl deze diefstallen leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven en kennelijk uitsluitend gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto met een valse kentekenplaat (feit 2). Het is voor de uitvoering van de controles van de regels in het verkeer en voor het achterhalen van aansprakelijkheid van belang dat de juiste kentekenplaten worden gevoerd. Verdachte heeft door zijn handelen de identificatie van de auto bemoeilijkt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in strafverzwarende zin acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 juli 2023, waaruit volgt dat de verdachte in 2013 en 2015 onherroepelijk is veroordeeld voor een of meer diefstallen, zijnde eveneens misdrijven in de vermogenssfeer. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast acht het hof strafverzwarend dat het voorwerp van de heling, een personenauto, doorgaans een aanzienlijke waarde heeft.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Door de verdediging is in dit verband met name gesteld dat de verdachte een vaste aanstelling heeft bij een autobedrijf in [plaats] en dat hij op 1 september 2023 zou starten met de master fiscaal recht aan de [universiteit].
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde alsmede genoemde eerdere veroordelingen, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te volstaan met het opleggen van een door de verdediging bepleite taakstraf.
Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken opleggen.
Beslag
Van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is niet kunnen worden vastgesteld uit het onderzoek ter terechtzitting aan wie deze voorwerpen toebehoren. Wel is het uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de voorwerpen in samenhang bezien, bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf.
Het betreffen de volgende voorwerpen:
  • 1386110 Zak (rugzak);
  • 1386111 Overige;
  • 1386112 Hoofddeksel (muts);
  • 1386113 Handlamp;
  • 1386116 Zak;
  • 1386117 Overige;
  • 1386119 Tas;
  • 1386120 Slang;
  • 1386121 Handgereedschap (breekijzer);
  • 1386122 Meter;
  • 1388346 Handgereedschap (betonschaar);
  • 1388347 Filmcamera;
  • 1388348 Slang;
  • 1388349 Brandapparatuur Handvat (snijbrander);
  • 1386124 Handschoenen.
Voorgaande in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn die in samenhang bezien, tot het begaan van een misdrijf zijn bestemd.
Het hof zal daarom, gelet op voorgaande, deze voorwerpen verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Daarnaast is in beslag genomen en nog niet teruggegeven het voorwerp ‘1386115 Kentekenplaat [kenteken 1] ’, met betrekking tot welke het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan. Deze dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het hof zal de onttrekking aan het verkeer bevelen van het voorwerp ‘1386115 Kentekenplaat [kenteken 1] ’.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1386110 Zak (rugzak);
  • 1386111 Overige;
  • 1386112 Hoofddeksel (muts);
  • 1386113 Handlamp;
  • 1386116 Zak;
  • 1386117 Overige;
  • 1386119 Tas;
  • 1386120 Slang;
  • 1386121 Handgereedschap (breekijzer);
  • 1386122 Meter;
  • 1388346 Handgereedschap (betonschaar);
  • 1388347 Filmcamera;
  • 1388348 Slang;
  • 1388349 Brandapparatuur Handvat (snijbrander);
  • 1386124 Handschoenen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1386115 Kentekenplaat [kenteken 1] .
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 20 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.C.C. van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.