In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe regeling te treffen voor de omgang tussen de vader en hun minderjarige dochter, geboren in 2018. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en de minderjarige in het kader van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar op afwisselende weken, met specifieke tijden en voorwaarden. De moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van de minderjarige is en heeft zorgen geuit over de omgang met de vader, waaronder signalen van de minderjarige die duiden op problemen tijdens de omgang.
De vader heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de moeder al jarenlang het contact tussen hem en de minderjarige tegenwerkt en dat de omgang goed verloopt. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook positief geadviseerd over de huidige zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de omgangsmomenten goed verlopen en dat de vader in staat is om de zorg voor de minderjarige te dragen.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De grieven van de moeder zijn verworpen, en het hof heeft benadrukt dat de huidige zorgregeling in het belang van de minderjarige is. Tevens is er aandacht voor de verbetering van de ouderrelatie en het gezamenlijk opstellen van een ouderschapsplan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.