ECLI:NL:GHSHE:2023:3137

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.325.775_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van rechthebbende na positieve ontwikkeling en afwezigheid van noodzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder een verzoek ingediend om de beschikking van de rechtbank Limburg, die het bewind had ingesteld, te vernietigen. De rechthebbende stelde dat de redenen voor het instellen van het bewind niet langer van toepassing waren, aangezien zij een positieve ontwikkeling had doorgemaakt. Ze had hulp gezocht bij verslavingszorg en had met succes een vaardigheidstraining afgerond. De rechthebbende was al anderhalf jaar clean, had geen schulden en woonde zelfstandig.

De bewindvoerders daarentegen stelden dat de rechthebbende nog niet in staat was om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, vooral gezien haar recente financiële situatie na een schadevergoeding van € 80.950,00. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechthebbende in staat was om haar belangen zelf te behartigen, gezien haar positieve ontwikkeling en de afwezigheid van problematische schulden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen toegewezen, met ingang van 1 november 2023. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 september 2023
Zaaknummer: 200.325.775/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10211241 BM VERZ 22-5201
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. E.A.M. Ramakers,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
-
[de bewindvoerder 1] en [de bewindvoerder 2], [bedrijf] , hierna te noemen: de bewindvoerders;
-
[de dochter], hierna te noemen: de dochter.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 april 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot opheffing van het bewind toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 juni 2023, hebben de bewindvoerders verzocht het verzoek van de rechthebbende in hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. E.A.M. Ramakers;
  • [de bewindvoerder 2] , de bewindvoerder.
2.3.1.
De dochter van de rechthebbende is met bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 januari 2023;
  • de brief met producties namens de bewindvoerders, ingekomen ter griffie op 21 juli 2023;
  • de brief namens de dochter van de rechthebbende, ingekomen ter griffie op 26 juli 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
De rechthebbende voert samengevat het volgende aan. Ten onrechte heeft de rechtbank bepaald dat de grond waarop destijds het bewind is ingesteld nog steeds aanwezig is. De rechthebbende heeft hulp gezocht voor haar problemen bij [hulpverlening 1] en dat heeft ertoe geleid dat zij al ruim een jaar geen drugs meer gebruikt en vaardigheden heeft aangeleerd om om te gaan met haar emoties. De rechthebbende heeft de Dialectische Gedragstherapeutische (DGT) vaardigheidstraining met succes afgesloten. Er is geen sprake meer van een toestand waardoor de rechthebbende niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. De rechthebbende heeft geen schulden opgebouwd, woont zelfstandig en runt haar eigen huishouden. Er is geen beschermingsbewind meer nodig en bovendien is dit ook niet meer zinvol omdat het vertrouwen in de bewindvoerders en het middel beschermingsbewind ernstig geschaad is. Ook zou een minder ingrijpend middel, zoals budget coaching, kunnen worden ingezet.
3.4.
De bewindvoerders voeren samengevat het volgende aan. De bewindvoerders vinden het fijn dat het goed gaat met de rechthebbende en dat zij de behandelingen via [hulpverlening 1] goed heeft afgerond. De situatie waarin de rechthebbende zich bevindt, is echter nog erg pril. Bovendien vermoeden de bewindvoerders dat het goed gaat met de rechthebbende vanwege het feit dat de rechthebbende zich thans financieel veel kan permitteren. De rechthebbende heeft als gevolg van een verkeersongeval van de verzekeraar van de wederpartij een bedrag van € 80.950,00 ontvangen. De rechthebbende geeft geld uit zonder na te denken en daarbij denkt zij ook onvoldoende na over de toekomst en de mogelijke kosten die zij kan gaan krijgen in verband met noodzakelijke zorg. Als gevolg van een ongeluk heeft de rechthebbende blijvende beperkingen en heeft zij mogelijk op termijn meer zorg nodig. Op dit moment heeft de rechthebbende een WIA-uitkering en teert zij maandelijks fors in op haar vermogen door het ontvangen van leefgeld naast de extra gelden die zij in 2022 heeft ontvangen voor onder andere de aanschaf van een elektrische fiets en een schenking aan haar dochter. Dit zorgt ervoor dat het spaarsaldo zeer snel daalt. De bewindvoerders achtten de rechthebbende onvoldoende in staat, gelet op haar geestelijke en lichamelijke toestand, om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.5.3.
Het hof acht het op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep voldoende aannemelijk dat inmiddels de in artikel 1:431 lid 1 onder a BW opgenomen grond voor het bewind is komen te vervallen waardoor de noodzaak voor het bewind niet langer meer bestaat. Het hof overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat de rechthebbende het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De rechthebbende heeft de DGT vaardigheidstraining succesvol afgerond. Verder heeft de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid nader toegelicht welke behandelingen zij op dit moment ondergaat. De rechthebbende volgt een keer per week een traumagerichte behandeling bij [hulpverlening 2] angst en psychotrauma in verband met haar PTSS klachten. Verder heeft zij vanwege haar ex-verslavingsproblematiek een keer per twee maanden een individueel gesprek met een casemanager van [hulpverlening 1] Verslavingszorg gericht op terugvalpreventie. De rechthebbende is circa anderhalf jaar clean. Ook gebruikt de rechthebbende medicatie voor haar stemmingswisselingen. Het gaat al met al goed met de rechthebbende. De rechthebbende heeft een eigen woning, runt haar huishouden zelfstandig en heeft geen schulden.
3.6.
Het hof is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de rechthebbende in staat moet worden geacht om ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Niet gebleken is dat er nog sprake is van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel van problematische schulden waardoor een bewind over de goederen van rechthebbende nodig is. Aldus is er geen grondslag voor het bewind. Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen alsnog toe te wijzen.
3.7.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , van 16 januari 2023;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft op, met ingang van 1 november 2023
,het bewind over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende aan de [adres] [huisnummer] , te ( [postcode] ) [woonplaats] ;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door haar voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.D.M. Lamers en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023 door mr. M.J. van Laarhoven in tegenwoordigheid van de griffier.