ECLI:NL:GHSHE:2023:3135

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
200.325.683_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging vervangende toestemming verhuizing en bepaling hoofdverblijfplaats bij de moeder

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin aan de moeder vervangende toestemming is verleend om met de kinderen te verhuizen naar [gemeente]. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt de beschikking te vernietigen en de kinderen terug te laten keren naar [woonplaats vader]. De moeder verzoekt op haar beurt om het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 juli 2023, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) zijn gehoord.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn op 17 juni 2019 gehuwd en hebben samen drie minderjarige kinderen. De kinderen zijn sinds 24 februari 2021 onder toezicht gesteld van de GI. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen bepaald dat de kinderen voorlopig aan de moeder zijn toevertrouwd. De vader stelt dat de moeder zonder zijn toestemming met de kinderen is verhuisd en dat dit niet in het belang van de kinderen is. De moeder daarentegen stelt dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege bedreigende omstandigheden en dat de kinderen inmiddels geworteld zijn in [gemeente].

Het hof overweegt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de kinderen inmiddels al drie jaar in [gemeente] wonen. De afstand tussen de woonplaatsen van de ouders en de stabiliteit die de kinderen in hun huidige omgeving hebben, zijn belangrijke factoren in de beslissing. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verleent de moeder vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen, evenals de bepaling dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn. De vader's verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 28 september 2023
Zaaknummer: 200.325.683/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/280874 / FA RK 20-2851 en C/03/280522/ FA/RK 20-2710
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. A. Hollman, thans mr. S.C. van Heerd.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarige kinderen:
-
[minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ),geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015
;-[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017
;
-[minderjarige 3] ( [minderjarige 3] ),geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
Als informant merkt het hof aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 januari 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 januari 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zonnodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, de verzoeken van de moeder voor wat betreft het hoofdverblijf van de kinderen alsmede de vervangende toestemming voor de verhuizing naar [gemeente] alsnog af te wijzen en voorts dient het hof te bepalen dat de kinderen terug moeten keren naar [woonplaats vader] en dat de kinderen hun hoofdverblijf (desnoods) bij de vader zullen hebben.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 6 juni 2023, heeft de moeder verzocht om bij beschikking, indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep van de vader af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Heerd;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier d.d. 13 juli 2023, met bijlagen van de zijde van de vader.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 17 juni 2019 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn de hierboven genoemde kinderen geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van
12 augustus 2020 is bij wege van voorlopige voorziening bepaald dat de kinderen voorlopig zullen worden toevertrouwd aan de moeder.
3.3.
De kinderen staan sinds 24 februari 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd, laatstelijk tot 24 februari 2024.
3.4.
Bij beschikking van 9 maart 2021 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 29 maart 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.5.
Bij beschikking van 1 maart 2022 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, bepaald dat het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig zal plaatsvinden in overleg en onder regie van de GI, waarbij er een minimale contactregeling zal gelden van één keer per twee weken gedurende drie uur. De beslissing is voor wat betreft de hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming en (definitieve) zorgregeling aangehouden in afwachting van advies en rapportage van de raad.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben en aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente [gemeente] .
4.2.
De vader kan zich met deze beslissingen niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
5.1.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De moeder is in 2020 zonder toestemming van de vader met de kinderen naar [woonplaats moeder] vertrokken. Het feit dat aan de moeder uiteindelijk vervangende toestemming is verleend om met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen, lijkt vooral te zijn ingegeven door tijdsverloop. De vader is sinds het vertrek van de moeder steeds met gebeurtenissen geconfronteerd die buiten zijn invloedsfeer liggen, maar die vervolgens als een boemerang bij hem terugkomen. Zo duurde het lang voordat er uitvoering werd gegeven aan de ondertoezichtstelling, waardoor het lang duurde voordat er feitelijk zicht kwam op de situatie bij de vader. Daarnaast is de moeder recentelijk binnen [woonplaats moeder] verhuisd, maar krijgt de vader tegengeworpen dat nog een verhuizing niet in het belang van de kinderen is. Dit terwijl de vader twee jaar lang heeft meegewerkt aan hulpverlening zodat er zicht verkregen kon worden op zijn opvoedvaardigheden. In het kader hiervan zijn de contactmomenten enige tijd geobserveerd door [hulpverlening 1] . Uit de verslagen die hiervan zijn gemaakt blijkt dat er sprake is van een hechte band tussen de kinderen en de vader en dat hij de kinderen op een pedagogisch verantwoorde manier kan opvoeden. Sinds enige tijd zijn de contactmomenten tussen de vader en de kinderen dan ook onbegeleid, waarbij de kinderen zelfs blijven overnachten. Een vaste zorgregeling is er echter nog niet. De ouders zijn in afwachting van het definitieve rapport van de raad waarna de procedure bij de rechtbank over de vaststelling van een zorgregeling zal worden hervat. Uit de conceptrapportage die de raad onlangs ten behoeve van deze procedure heeft opgesteld, blijkt dat de vader capabel is om de kinderen op te voeden, maar dat de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders aan een evenredige verdeling van de zorgregeling in de weg staat. De kinderen zijn niet geworteld in [woonplaats moeder] en hebben een sterke drang om terug te keren naar [woonplaats vader] . Een terugverhuizing naar [woonplaats vader] zal dan ook niet nadelig zijn voor de kinderen. Daar komt bij dat het niet goed gaat met de kinderen in [woonplaats moeder] .
De moeder is overbelast met de zorg voor de kinderen. Dat heeft zij ook in een bericht naar de school van de kinderen gemeld. Gelet op de flinke rugzak van de kinderen hebben zij twee ouders nodig die elkaar aanvullen en ondersteunen. Alleen op die manier krijgen de kinderen waar zij behoefte aan en recht op hebben. De vader wil deze rol op zich nemen, maar dat is door de huidige afstand niet mogelijk. Als deze afstand niet verandert, zal dit erin resulteren dat de vader de kinderen slechts gedurende de helft van de vakanties en feestdagen ziet en eens in de twee weken een weekend. De afstand zet de vader dan ook buitenspel terwijl hij juist zo graag de vaderrol wil vervullen en volwaardig deel wil uitmaken van het gezin.
5.2.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De vader lijkt de verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie volledig bij de moeder te leggen. De vader toont geen enkel inzicht dat juist zijn gedrag (uit het verleden) voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan de situatie zoals die nu is. De agressie en het huiselijk geweld van de vader, met ten slotte een incident in 2020 waarbij de politie en [hulpverlening 2] betrokken zijn geweest, zijn de directe aanleidingen geweest voor de verhuizing van de moeder naar [gemeente] .
De moeder erkent in dat kader dat de verhuizing naar [gemeente] ad hoc heeft plaatsgevonden en geen schoonheidsprijs verdient. Het waren echter bedreigende omstandigheden die haar hiertoe hebben gebracht. De rechtbank heeft destijds de kinderen in het kader van een voorlopige voorziening voorlopig aan de moeder toevertrouwd. De moeder woonde toen al met de kinderen in [gemeente] . Bij het beoordelen van een verzoek tot vervangende toestemming verhuizing dient een belangenafweging plaats te vinden, waarbij de belangen van de kinderen een eerste overweging dienen te zijn (artikel 3 IVRK). De rechtbank heeft een dergelijke belangenafweging gemaakt en laten meewegen dat de kinderen inmiddels bijna drie jaar in [gemeente] verblijven. Het gaat immers om jonge kinderen die inmiddels een groot deel, zo niet het grootste deel, van hun leven in [gemeente] verblijven. Dat de kinderen mogelijk niet ‘ontworteld’ zijn in [woonplaats vader] maakt dit niet anders. De kinderen hebben inmiddels hun levensmiddelpunt in [gemeente] gekregen. Zij hebben daar inmiddels hun sociale leven. Een terugverhuizing naar [woonplaats vader] zal dit allemaal ondersteboven halen. Daarnaast zal een terugverhuizing naar [woonplaats vader] feitelijk een andere situatie betekenen dan drie jaar geleden. De moeder zou in een andere woning terechtkomen, mogelijk in een andere wijk. Dit zal voor kinderen van deze leeftijd nagenoeg net zo’n grote verandering zijn als de verhuizing destijds van [woonplaats vader] naar [gemeente] .
5.3.
De GI informeert het hof – samengevat – als volgt. De GI is nog steeds van mening dat het het meest in het belang van de kinderen is als zij met de moeder in [woonplaats moeder] blijven wonen. De moeder is onlangs binnen [woonplaats moeder] verhuisd naar een andere woning. Nog een verhuizing is niet in het belang van de kinderen. De kinderen zitten klem in hun loyaliteit. De GI leidt dit af uit het feit dat de kinderen wisselende uitspraken doen over waar zij gaan wonen in de toekomst.
Er is sprake van een forse afstand tussen de huidige woonplaatsen van de ouders. De overdracht van de kinderen vindt inmiddels op een neutrale locatie plaats en dat verloopt goed. Als de overdracht bij de moeder thuis zou plaatsvinden, is het risico groter dat de situatie escaleert. In het verleden is het namelijk tegen de afspraken in gebeurd dat de vader toch aan de deur kwam bij de moeder.
De verslagen van [hulpverlening 1] over de contactmomenten tussen de vader en de kinderen zijn positief. De kinderen zijn vorige week echter zes nachten bij de vader geweest. Er is in die dagen telefonisch contact geweest tussen de jeugdbeschermer en de vader waarbij de vader te kennen gaf dat de kinderen druk en agressief gedrag vertoonde. De vader stelde in die gesprekken dat hij in de dagen dat de kinderen bij hem verbleven steeds als politieagent heeft moeten ingrijpen. Gelet hierop heeft de GI zorgen over de belastbaarheid van de vader met betrekking tot het verzorgen en opvoeden van de kinderen.
5.4.
De raad adviseert het hof – samengevat – als volgt. De raad heeft met betrekking tot de vervangende toestemming verhuizing tweemaal een onderzoek gedaan waaruit verschillende conclusies zijn gevolgd. In het tweede onderzoek is, in tegenstelling tot het eerste onderzoek, geconcludeerd dat het van belang is dat de kinderen bij de moeder in [woonplaats moeder] blijven en deze conclusie is als zodanig in het raadsrapport opgenomen. Het is pijnlijk voor de vader dat deze situatie is ontstaan. De raad heeft echter bij een onderzoek het belang van de kinderen voorop staan. De kinderen hebben ieder een behoorlijke rugzak en zijn opgegroeid in een opvoedsituatie die werd gekenmerkt door hoog oplopende spanningen. De kinderen hebben daardoor het uiterste van hun draagkracht bereikt. Het tijdsverloop in combinatie met hetgeen in het verleden is gebeurd en de draagkracht van de kinderen hebben voor de raad geleid tot de conclusie dat het niet meer in het belang van de kinderen is dat zij terugverhuizen naar [woonplaats vader] .
5.5.
Het hof overweegt als volgt.
5.5.1.
Tussen partijen is er, zoals hiervoor vermeld, bij de rechtbank nog een procedure aanhangig met betrekking tot de definitieve zorgregeling. In deze procedure wordt op korte termijn een definitief raadsrapport verwacht. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling gevraagd of er bij het hof behoefte bestaat om kennis te nemen van dit definitieve raadsrapport zodra dit gereed is. Het hof acht zich echter reeds nu voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven op de thans voorliggende verzoeken.
5.5.2.
De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof in de bestreden beschikking zorgvuldig en gemotiveerd overwogen waarom de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Het hof neemt dit oordeel, na een eigen afweging en beoordeling, over en tot de zijne. In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof nog het volgende.
5.5.3.
Bij de overwegingen van het hof om het oordeel van de rechtbank over te nemen, heeft het hof nadrukkelijk de forse afstand tussen de woonplaatsen van de ouders meegewogen. Met een dergelijke afstand is het, naar het oordeel van de hof en anders dan de rechtbank heeft overwogen, onvermijdelijk dat het verlenen van vervangende toestemming aan de moeder om te mogen verhuizen, invloed gaat hebben op (de frequentie van) de zorgregeling en de rol van de vader in het leven van de kinderen. De betrokkenheid van de vader zal minder intensief zijn dan hij zou willen nu het sociale leven van de kinderen zich meer in de regio [gemeente] zal gaan afspelen. Desondanks kan deze afstand niet leiden tot het alsnog afwijzen van het verzoek van de moeder. Hierbij weegt het hof in het bijzonder mee dat de kinderen reeds sinds juni 2020 – inmiddels ruim 3 jaar – in de gemeente [gemeente] wonen. Deze periode afgezet tegen de leeftijd van de nog jonge kinderen en het feit dat zij hier hun school, hulpverlening en sociale omgeving hebben, leiden tot de conclusie dat de kinderen inmiddels zijn geworteld in de gemeente [gemeente] . Een verhuizing naar [woonplaats vader] is niet meer in hun belang, temeer nu zij dan van school zouden moeten veranderen en de ingezette hulpverlening geen doorgang meer kan vinden.
Daarnaast heeft het hof zorgen over het feit dat de vader de moeder diskwalificeert, onder andere tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Gelet hierop heeft het hof ook zorgen over de emotionele toestemming die vader aan de kinderen kan geven voor het contact met de moeder in het geval het verzoek van de moeder tot verhuizing zal worden afgewezen en het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader zou worden bepaald. Andersom is gebleken dat de moeder ruimte aan de kinderen kan geven voor het contact met de vader en dat er, ondanks de afstand, wekelijks contact is tussen de vader en de kinderen en dat dit contact inmiddels onbegeleid is.
5.5.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking voor zover daarin aan de moeder vervangende toestemming is verleend om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente [gemeente] , te bekrachtigen.
Hoofdverblijfplaats
5.5.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op het feit dat het hof de aan de moeder verleende vervangende toestemming tot verhuizing zal bekrachtigen, volgt dat het hof de bestreden beschikking ook zal bekrachtigen voor zover daarin is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 januari 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, C.D.M. Lamers en A.M. Bossink, en is op 28 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.