ECLI:NL:GHSHE:2023:3130

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
20-001458-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenvoudige belediging aan ambtenaren tijdens rechtmatige uitoefening van hun bediening, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging van ambtenaren, te weten de burgemeester en wethouder van Eindhoven, tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een gevangenisstraf van 3 weken. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de wettelijke klachttermijn niet in acht was genomen en dat de klacht niet was ingediend door een klachtgerechtigde. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging voor feit 1, maar niet voor feit 2, omdat er geen klacht was ingediend door de betrokkenen.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de beledigingen zoals ten laste gelegd, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de beledigingen en het gebrek aan respect voor het openbaar gezag.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001458-22
Uitspraak : 7 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 juni 2022, parketnummer 01-059751-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 20-000237-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
postadres: [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van:
- ‘ eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’
(feit 1)
en
- ‘ eenvoudige belediging, meermalen gepleegd’
(feit 2)
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 29 januari 2020 (parketnummer 20-000237-19) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken heeft de politierechter bepaald dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle gedachtestreepjes ten aanzien van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat ten aanzien van feit 1 de wettelijke klachttermijn niet in acht is genomen en dat ten aanzien van de betrokkenen die zijn genoemd in feit 2 een klacht is ingediend door iemand die niet klachtgerechtigd is. Het hof begrijpt dat een en ander volgens de raadsman tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou dienen te leiden. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Meer subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte en soort van de straf en ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 10 maart 2021 te Helmond en/of Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk twee ambtenaren, te weten [benadeelde 1] , wethouder van de gemeente Eindhoven en/of [benadeelde 2] , burgemeester van de gemeente Eindhoven, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, en/of door een toegezonden en/of aangeboden geschrift en/of afbeelding heeft beledigd, door een Twitterbericht te plaatsen en/of meerdere e-mails naar een e-mailadres van de gemeente Eindhoven te versturen met daarin onder andere de volgende berichten/teksten:
-"Heeft t een terroristisch rara verleden en heeft hij een schandknaap?",
-"Een wethouder die lid is van een politie partij met een rara terrorist als partij ideoloog en een uiterst destructief beleid",
-"Is [benadeelde 1] geïnfecteerd met homofilie?",
-"Hopelijk is de wethouder competenter dan dictator [benadeelde 2] " en/of
- " Ze heeft me afgelopen zomer overtuigd om niet [benadeelde 2] zijn dochter kapot te procederen.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking van welke Twitterberichten en/of e-mailberichten die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] kennis hebben genomen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 11 november 2018 tot en met 15 juni 2021 te Helmond en/of Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding heeft beledigd, door meerdere e-mails naar een e-mailadres van de gemeente Eindhoven te versturen met daarin onder andere de volgende berichten/teksten:
-"Het juffertje van de gemeente",
-"Ik reken op een snelle ruiming van het juffertje",
-"Laat haar maar ergens anders parasiteren",
-"Ambtelijk addergebroed van de gemeente Eindhoven",
-"Loonslaaf",
-"Misschien hebben we zelf de plezier om mee te maken dat ze zichzelf ruimt. De plezier, vreugde en voorspoed die dat de samenleving zou brengen. Natuurlijk wel zonde van de organen. Die kunnen we voor de normale mensen ook gebruiken. Een klein offer dat de samenleving zal moeten brengen. Indien dit zou gebeuren wil ik graag mijn felicitaties aan de gelukkigen overbrengen die op de kist mogen urineren als gepast respect.",
- " Ongetwijfeld bent u een goede huisvrouw en zijn uw talenten daarin groter dan competentie op professioneel niveau",
-"Ik wens u niets dan goeds toe, veel plezier in uw leven en ongetwijfeld is het huishouden u meer op het leven geschreven als invulling van de dag"
-" [benadeelde 4] , ongetwijfeld een goede huisvrouw en bij de feestelijkheden van haar kadaververering zullen velen met plezier wateren over de kist als gepast respect, heeft geweigerd mijn klacht te behandelen",
-"Derhalve verzoek ik u om [benadeelde 4] uit het ambtelijk apparaat te saneren",
-"Rekende op een prettige sanering verblijf ik",
-"Nou laat ik de omgangsvormen met juffertje [benadeelde 4] in het midden. Ze kan er ook niets aan doen dat ze bij de gemeente terecht is gekomen. Haar ouders zullen zich vast schamen en het betreuren dat ze niet gewoon geaborteerd is",
-"Derhalve verzoek ik u [benadeelde 5] uit haar functie te ontheffen op de grond van ambt falen. Een strafrechtelijk onderzoek tegen dit inherent slechte mens lijkt me opportuun",
-"Verder onderzoek naar het falen van [benadeelde 5] lijkt me opportuun. Een prachtige en efficiënte methode om alle relevante informatie te achterhalen zou het waterboarden alsmede amputeren van alle geslachtsorganen van haar en haar familieleden zijn. Maar dit is een vriendelijk bedoelde suggestie. Lekker snel en efficiënt. Kadaver delen kunnen door de destructor verwerkt worden tot groene stroom. Is er toch nog iets zinnigs uit [benadeelde 5] gekomen. Indien jullie dit traject met haar ingaan zou ik graag de video beelden krijgen om te kijken met een zak chips",
-"Reden voor een gezellig ontslag zou ik zeggen. Net voor kerst lijkt mij het leukste", en/of
-"Qua boosheid over wat er is gebeurd zal ik rond die 3 helder zijn. Als hun kinderen kanker krijgen hoop ik dat het botkanker is. Zo pijnlijk dat je aan een kernreactor gaat voor pijn bestrijding. Bij de ruiming feliciteer ik de ouders. Trek een fles bubbels open. Als ze bij zo'n stunt in een mes loopt of het inspirerende voorbeeld van Richard Schroder (koos voor kanker, opgegeven en ging voor de ogen van zijn collega’s dood aan een hartaanval) volgt zal ik de bewakingsbeelden wob'en",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking van welke e-mailberichten die [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] kennis hebben genomen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Aangever [aangever] heeft blijkens het dossier op 23 juli 2021 aangifte gedaan van beledigingen aan het adres van burgemeester [benadeelde 2] van de gemeente Eindhoven en wethouder [benadeelde 1] , zijnde de onder feit 1 genoemde ambtenaren. Op 27 juli 2021 is een klacht ontvangen bij de hulpofficier van justitie. Nu de aangifte is gedaan namens een tweetal ambtenaren ter zake van opzettelijk belediging gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, is ingevolge artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht geen klacht vereist. Het verweer dat de wettelijke klachttermijn niet in acht is genomen wordt dan ook verworpen. Het openbaar ministerie is ontvankelijk ter zake van de vervolging van feit 1.
Het onder 2 tenlastegelegde feit is een klachtdelict. Ingevolge de artikelen 266 juncto 269 van het Wetboek van Strafrecht is het tenlastegelegde feit enkel vervolgbaar op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Dat betekent dat naast de aangifte uit een klacht moet blijken dat de aangever vervolging van de mogelijke dader wenst. Dit klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging.
Op grond van artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt de klacht mondeling of schriftelijk gedaan bij de bevoegde ambtenaar, hetzij door de klachtgerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van een bijzondere schriftelijke volmacht voorzien.
Uit het dossier is gebleken dat de heer [aangever] klacht heeft gedaan van belediging door de verdachte jegens [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . Het hof stelt vast dat het dossier geen klacht van voornoemde [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] bevat. Het hof overweegt dat een vormverzuim ten aanzien van een klacht alleen dan niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, indien er geen twijfel bestaat dat de klachtgerechtigde vervolging wenste. Uit de bij het proces-verbaal gevoegde verhoren van voornoemde personen als getuigen blijkt niet dat [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] de wens hebben geuit dat tot strafvervolging van de verdachte wordt overgegaan.
Het hof is evenmin gebleken dat de heer [aangever] door [benadeelde 3] , [benadeelde 4] of [benadeelde 5] door middel van een bijzondere schriftelijke volmacht ex art. 164, eerste lid 1, Wetboek van Strafvordering is gevolmachtigd tot het doen van klacht. Het hof is, gelet op voorgaande overwegingen, van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ter zake feit 2.
Partiële vrijspraak feit 1
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de zinsnede
“Ze heeft me afgelopen zomer overtuigd om niet [benadeelde 2] zijn dochter kapot te procederen” omdat dit in de context waarin die uitlating is gedaan niet als een belediging kan worden gekwalificeerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 10 maart 2021 te Helmond en/of Eindhoven, althans in Nederland, telkens opzettelijk twee ambtenaren, te weten [benadeelde 1] , wethouder van de gemeente Eindhoven en [benadeelde 2] , burgemeester van de gemeente Eindhoven, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in het openbaar bij geschrift en door een toegezonden geschrift heeft beledigd, door een Twitterbericht te plaatsen en meerdere e-mails naar een e-mailadres van de gemeente Eindhoven te versturen met daarin onder andere de volgende teksten:
-“Heeft t een terroristisch rara verleden en heeft hij een schandknaap?”,
-“Een wethouder die lid is van een politie partij met een rara terrorist als partij ideoloog en een uiterst destructief beleid”,
-“Is [benadeelde 1] geïnfecteerd met homofilie?” en
-“Hopelijk is de wethouder competenter dan dictator [benadeelde 2] ”,
van welke Twitterberichten en e-mailberichten die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kennis hebben genomen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde belediging. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte niet als beledigend zijn aan te merken.
Het hof stelt voorop dat een uitlating als beledigend moet worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer of goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is, zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.
De beledigingen geuit naar [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]
De uitlatingen:
- “Hopelijk is de wethouder competenter dan dictator [benadeelde 2] ”en
- “Een wethouder die lid is van een politie partij met een rara terrorist als partij ideoloog en een uiterst destructief beleid.”
zijn naar het oordeel van het hof op zich zelf als belediging aan te merken. Immers schuilt in de woorden
dictatoren
terroristeen negatieve beledigende connotatie. Het hof acht deze woorden onmiskenbaar bedoeld om de burgemeester en wethouder in hun eer en goede naam aan te tasten en zijn dus beledigend.
De beledigingen geuit naar [benadeelde 1]
De uitlating
“Is [benadeelde 1] geïnfecteerd met homofilie?”is gelet op de context waarin deze gedaan is, als beledigend aan te merken. In dit geval heeft de verdachte de woorden evident gebruikt om [benadeelde 1] te beledigen. Daar komt nog bij het woord
geïnfecteerdeen extra negatieve lading aan het woord
homogeeft in deze context. De verdachte wekt met deze woorden de indruk dat homoseksualiteit een ziekte of een virus zou zijn die kan worden geïnjecteerd. In het verlengde hiervan is de uitlating
“Heeft t een terroristisch rara verleden en heeft hij een schandknaap”ook als beledigend aan te merken. De verdachte heeft evident de bedoeling gehad om [benadeelde 1] te beledigen met deze woorden. Het feit dat deze uitingen zijn gedaan in een vragende vorm, maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging primair bepleit dat het hof zal volstaan met oplegging van een geldboete, subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof zal volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van de duur van 3 weken geëist.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de (destijds) burgemeester en de wethouder van Eindhoven. Niet alleen getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, de verdachte heeft door zijn gedrag de burgemeester en wethouder hiermee tevens in hun eer en goede naam aangetast. Ambtenaren met een publieke taak, zoals burgemeesters en wethouders, behoren in het algemeen belang te moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijke beledigende woorden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 juni 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder onherroepelijk voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Uit de inhoud van het procesdossier, zoals dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gesteld, komt naar voren dat de verdachte is gediagnosticeerd met Asperger en daarnaast diverse lichamelijke klachten heeft en destijds verwikkeld is geraakt in een conflict met de gemeente Eindhoven.
Bij de beslissing over de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof kennis genomen van de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Als uitgangspunt voor een op te leggen straf geldt een geldboete. Deze geldboete kan hoger uitvallen als de belediging is gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening. Overige strafverhogende factoren die ertoe zouden nopen om te komen tot een hogere geldboete, dan wel tot een andere strafmodaliteit zijn naar het oordeel van het hof niet aan de orde. Nu de belediging meermalen is gepleegd, acht het hof, alles afwegende, een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, van 29 januari 2020 onder parketnummer 20-000237-19, gevorderd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen. De raadsman heeft het hof primair verzocht de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging conform de politierechter te verlengen en subsidiair de vordering tot tenuitvoerlegging om te zetten naar een taakstraf.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan het onderhavige strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde straf op zijn plaats is. Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf gelasten voor de duur van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 29 januari 2020 met parketnummer 20-000237-19, te weten 2 weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A. Muller, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Jutte, griffier,
en op 7 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. Muller is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.