6.23.2Wat de eigendomskwestie betreft, heeft de voorzieningenrechter op basis van de op 18 mei 2020 gedateerde “Eigentumsurkunde” die [geïntimeerde] als fokster van het Paard vermeldt, een schriftelijke verklaring van [de eigenaar] van CKI Springsport en de omstandigheid dat [geïntimeerde] als eigenaar van de moeder-merrie [naam merrie] (hierna: moeder-merrie) in beginsel ook eigenaar wordt van de daaruit geboren vrucht, (voldoende) aannemelijk geoordeeld dat [geïntimeerde] (de enige) eigenaar van het Paard is. In beroep komt [appellant] tegen dat oordeel op, maar -hoewel dat daarom op zijn weg had gelegen- onderbouwt en staaft [appellant] zijn bezwaar daartegen niet (voldoende) met concrete feiten of stukken, terwijl daarentegen [geïntimeerde] haar eigendomsrecht nog nader onderbouwt met het op 15 september 2022 aan haar (advocaat) toegezonden “Pferdestammblatt” dat [geïntimeerde] als eigenaar van de moeder-merrie vermeldt. Hoewel [appellant] al vóór zijn memorie van grieven bekend was met dit in de executieprocedure door [geïntimeerde] ingebrachte stuk en redelijkerwijs kon verwachten dat [geïntimeerde] dat ook in dit geding zou inroepen, heeft [appellant] dat stuk in dit geding niet be- of weersproken. Bovendien weerspreekt [appellant] niet (voldoende) de (al in eerste aanleg) door [geïntimeerde] nadrukkelijk ingenomen stelling dat [geïntimeerde] in het paardenpaspoort van het Paard als eigenaar staat vermeld. Voor zover [appellant] aanvoert dat een eigendomsregistratie in een paardenpaspoort niet steeds overeen hoeft te stemmen met de werkelijke situatie, houdt dat in ieder geval geen weerspreking van die paspoortvermelding als zodanig in.
6.23.3Reeds uit het voorgaande volgt dat [geïntimeerde] in dit geding aanspraken op het Paard kan inroepen, namelijk op grond van haar eigendomsrecht. Voor zover [appellant] ontkent dat [geïntimeerde] aanspraken kan ontlenen aan enige contractuele relatie met [appellant] of aan de door [X GmbH] met [appellant] gesloten overeenkomst, kan dat aan het eigendomsrecht (en de daarop gebaseerde aanspraken) van [geïntimeerde] niet afdoen. Met het voorgaande missen de grieven 2, 3 en 4 doel.
grieven 5 tot en met 9: is het Paard overleden?
6.24.3Het hof stelt vast dat waar [appellant] volgens de op 20 februari 2023 ondertekende schriftelijke verklaring van [persoon C] telefonisch onmiddellijk over het op 3 april 2021 dood aangetroffen Paard is geïnformeerd, (de advocaat van) [appellant] nadien is blijven aangeven dat [appellant] de verzochte teruggave van en/of informatie over het Paard blijft opschorten totdat de onbetaald gelaten facturen (alsnog) zullen zijn betaald. Pas zo’n 15 maanden later heeft (de advocaat van) [appellant] bij e-mail van 5 juli 2022 het overlijden van het Paard kenbaar gemaakt en daarbij bovendien onterecht de suggestie gewekt dat [appellant] dit eerst recent zelf zou hebben vernomen. Voor zover [appellant] zich ter rechtvaardiging van zijn handelwijze in deze beroept op zijn toenmalige vrees voor het onbetaald blijven van de facturen en voor de confrontatie met een absurde schadeclaim, oordeelt het hof dat getuigen van weinig realiteitszin en in strijd met de tegenover [geïntimeerde] en [X GmbH] in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit is verder niet alleen in strijd met zijn eigen (in beroep nog herhaalde) stellingname dat hij [persoon A] al in november 2020 mondeling op de hoogte had gesteld van de komende (later in december 2020 uitgevoerde) verplaatsing van het Paard naar Ierland, maar bovendien dateren de bewuste facturen eerst van 23 mei 2021 zodat de discussie daarover niet daarvoor al kan zijn gestart. Waar [appellant] bij WhattsApp van 7 juni 2021 nog nadrukkelijk heeft meegedeeld dat het Paard in Ierland staat, is dat bovendien niet te verenigen met de door [appellant] beweerde overlijdensdatum van 4 april 2021.
6.24.4Voornoemd onbetrouwbaar handelen van [appellant] , doet echter niet af aan de hierna -in chronologische volgorde- te vermelden stukken als zodanig:
a. De van [X Ltd] . afkomstige -op 6 april 2021 gedateerde- factuur waarbij aan [persoon C] € 100,-- in rekening is gebracht voor:
“Horse CHIP NO:
[nummer] ,
NAME: [het paard]
”
b. Die factuur van 6 april 2021 van [X Ltd] . correspondeert met een door [persoon C] op 17 mei 2021 opgesteld overzicht voor zover [X Ltd] . € 100,-- in rekening heeft gebracht voor:
“(…) [het paard] Apr-03-2021 (…) Body disposal (…)”
c. Verder heeft [persoon C] in een op 25 augustus 2022 niet-ondertekend bericht schriftelijk verklaard:
“On the morning of the 03/04/2021 we unexpectedly found [het paard] (Microchip
number - [nummer] ) dead in the stable where he was being wintered.
He was being kept on an out farm (…) with the other young colts.
There was nothing unusual about his behaviour the previous day (…)
We could see no reason as to why he died.”
d. Op 13 september 2022 heeft managing director [persoon D] (hierna: [persoon D] ) van destructiebedrijf [X Ltd] . schriftelijk verklaard dat haar bedrijf:
“(…) collected a Horse (…) on 06th April 2021 along with a passport for the following chip no: [nummer] and the Name on the passport: [het paard] .
We have returned the passport for this animal back to the Department of Agriculture.”
e. De op 2 februari 2023 ondertekende schriftelijke verklaring van [persoon D] vermeldt:
“We received a call by phone from [persoon C] on the 6 April 2021 at 8.24 am to collect a horse. (…) The horse was collected on the 6 April 2021 by our lorry. Please see attached the entry for the collection of the horse in our Knackery Intake Register for the 6 April 2021.
(…)”
f. Een op 2 februari 2023 uitgedraaid en door [persoon D] ondertekend uittreksel uit het intakeregister van destructiebedrijf [X Ltd] . vermeldt -zakelijk weergegeven- dat op 6 april 2021 een paard werd ingenomen met:
“CHIP NO: [nummer] NAME: [het paard] ”.
g. De op 20 februari 2023 ondertekende schriftelijke verklaring van [persoon C] vermeldt:
“ [het paard] (The young colt) arrived to us on the 23/12/2020.
On the 03/04/21 when we arrived at the out farm the young colt was unfortunately found deceased.
As he was a colt he was in an individual stable and he was found dead hanging on the anti weave frame of the stable door. The cause of death is unknown.
(…) we immediately called [appellant] to make him aware that we had found the foal dead.
(…) No further investigation or post mortem was requested.
(…)
[appellant] was made aware of the young colts death as soon as we found him deceased. (…)”