Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
5.Het verdere geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, waar partijen geen minnelijke schikking hebben bereikt en de zaak naar de rol is verwezen;
- de memorie van grieven, tevens akte wijziging (grondslag van) eis, van [appellante] , met een productie;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] , met producties;
- de akte na memorie van antwoord van [appellante] , met producties;
- de antwoordakte van [geïntimeerden] .
6.De beoordeling
- met betrekking tot de vorderingen 1 en 2 vastgesteld dat de nalatenschap van vader bestond uit (de helft van de banksaldi ad € 11.562,74 en de helft van de waarde van de inboedel ad € 1.000,--, zijnde) € 6.281,37 min de schulden van de nalatenschap ad € 1.443,46 (kosten uitvaart) is € 4.837,91, zodat de kindsdelen bedroegen (€ 4.837,91 : 5 =) € 967,59, conform testament van vader te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 5% per jaar en dat vordering 2 niet toewijsbaar is;
- ten aanzien van de vorderingen 3, 4, 5 en 7 vastgesteld dat deze tegen [geïntimeerde 4] niet toewijsbaar zijn, [appellante] in de gelegenheid gesteld te reageren op een verjaringsverweer en [appellante] toegelaten te bewijzen (haar stelling) dat moeder ten tijde van de volmachtverlening c.q. -gebruik door [geïntimeerde 3] niet meer in staat was haar wil te bepalen.
- met betrekking tot de vorderingen 3, 4, 5 en 7 geoordeeld dat [appellante] niet is geslaagd in het bewijs (van haar stelling) dat moeder ten tijde van de volmachtverlening c.q. -gebruik door [geïntimeerde 3] niet meer in staat was haar wil te bepalen, zodat de vorderingen 4, 5, 7 en 9, voor zover die laatste vordering ziet op de wettelijke rente, worden afgewezen;
- ten aanzien van vordering 3 vastgesteld dat de nalatenschap van moeder bestond uit (banksaldi ad € 2.755,56 min de schulden van de nalatenschap ad € 293,23 + € 427,-- =) € 2.035,43;
- met betrekking tot de vorderingen 8 en 9 dat de nalatenschap van moeder onvoldoende is om de kindsdelen van € 967,59 met een enkelvoudige rente van 5% per jaar uit vaders nalatenschap te voldoen, zodat vordering 8 niet toewijsbaar is en de saldi van de ervenrekeningen in gelijke delen dienen te worden verdeeld.
- dat de op 18 oktober 2012 en 2 mei 2013 naar [geïntimeerde 3] overgemaakte bedragen van respectievelijk € 20.000,-- en € 3.000,-- geen onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad opleveren (beroepen tussenvonnis rov. 4.5);
- dat de kosten van vaders uitvaart € 1.443,46 hebben bedragen (beroepen tussenvonnis rov. 4.6).
€ 500,--
€ 1.443,46
- moeder nooit onder bewind of curatele is gesteld;
- moeders wilsbekwaamheid kennelijk nooit is beoordeeld;
- de bereikte dementiefase wellicht een aanwijzing vormt dat moeder de gevolgen van haar handelen niet meer kon overzien;
- maar [appellante] niet is geslaagd in het bewijs (van haar stelling) dat moeder ten tijde van de verlening althans het gebruik van de volmacht door [geïntimeerde 3] niet meer in staat was haar wil te bepalen (beroepen eindvonnis rov. 3.2).
€ 23.000,--
€ 21.579,19
- alleen als alle primaire vorderingen niet toewijsbaar mochten blijken, het hof later pas zal toekomen aan een eventuele beoordeling van de subsidiaire, meer subsidiaire en/of uiterst subsidiaire vorderingen en grondslagen;
- als de vorderingen IV, V, VI of VII uiteindelijk toewijsbaar mochten blijken, dat maximaal slechts voor een totaalbedrag van € 29.261,55 zal kunnen zijn.