ECLI:NL:GHSHE:2023:3069

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
20-001794-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door meerdere personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen twee slachtoffers, gepleegd door meerdere personen. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak of een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleitte.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de slachtoffers wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, en heeft de eerdere veroordeling in stand gehouden.

De verdachte heeft samen met mededaders de slachtoffers overvallen in hun woonruimte, waarbij geweld is gebruikt. Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers en de samenleving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij het hof heeft benadrukt dat deze straf recht doet aan de aard en ernst van de gepleegde feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001794-22
Uitspraak : 15 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 26 juli 2022 in de strafzaak met parketnummer 01-310185-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
- feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
- feiten 2 en 3:
de voortgezette handeling van:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houdenendiefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Door de verdediging is primair vrijspraak, subsidiair oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Eersel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een paspoort en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een pinpas en/of een rijbewijs) en/of een aantal kledingstukken en/of een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , en/of
- een telefoon en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een bankpas en/of een hoeveelheid geld) en/of een Playstation 4 en/of een projector en/of een aantal kledingstukken en/of een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, in elk geval een hard en/of scherp voorwerp, nabij de borst van die [slachtoffer 1] te houden en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij op bed moest gaan zitten en zich niet mocht bewegen anders zou hij met het mes gestoken worden en/of die [slachtoffer 1] in diens gezicht te slaan en/of te stoten en/of te stompen, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, tegen diens rug, in elk geval diens lichaam, te slaan en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Jij moet geld betalen, je moet iemand € 4000,- betalen", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2020 tot en met 27 juli 2020 te Eersel en/of elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] in een auto (Ford Mondeo) te duwen, althans te dwingen in een auto (Ford Mondeo) in te stappen en (vervolgens) met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] gedurende lange tijd in die auto rond te rijden en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] gedurende lange tijd in die auto vast te houden;
3.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Eersel een personenauto (merk Ford Mondeo met Pools kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof kan uit de bewijsmiddelen onvoldoende worden afgeleid dat de aanwezigheid van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] in de Ford Mondeo als een wederrechtelijke vrijheidsberoving moet worden gezien. [slachtoffer 1] heeft over de reden om in de auto te stappen eerst verklaard dat hij dat niet weet, en vervolgens dat hij zodoende diefstal van zijn auto zou kunnen voorkomen. Ook heeft hij verklaard dat hij niet wist waarom de verdachte wilde dat hij in de auto zou stappen. Daarnaast heeft hij niet verklaard dat hij en/of [slachtoffer 3] de auto in zijn geduwd. De verklaringen van [slachtoffer 3] leveren evenmin voldoende bewijs op, in het bijzonder niet omdat daarin onduidelijk blijft door middel van welke, door de verdachte gepleegde, concrete handelingen hij en/of [slachtoffer 1] van zijn/hun vrijheid werd/werden beroofd of beroofd gehouden. De verklaring van getuige [getuige] acht het hof onvoldoende om de op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gerezen twijfel weg te nemen. Al met al is onvoldoende duidelijk of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] door de verdachte daadwerkelijk zijn beroofd van hun vrijheid. Het hof heeft dan ook niet uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 26 juli 2020 te Eersel tezamen en in vereniging met anderen,
- een paspoort en een portemonnee (inhoudende onder meer een pinpas en een rijbewijs) en een aantal kledingstukken en een hoeveelheid gereedschap, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , en
- een telefoon en een portemonnee (inhoudende onder meer een bankpas en een hoeveelheid geld) en een Playstation 4 en een projector en een aantal kledingstukken en een hoeveelheid gereedschap, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- een mes nabij de borst van die [slachtoffer 1] te houden en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij op bed moest gaan zitten en zich niet mocht bewegen anders zou hij met het mes gestoken worden en die [slachtoffer 1] in diens gezicht te slaan, en
- die [slachtoffer 2] meermalen met een honkbalknuppel tegen diens rug te slaan en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Jij moet geld betalen, je moet iemand € 4000,- betalen”;
3.
hij op 26 juli 2020 te Eersel een personenauto (merk Ford Mondeo met Pools kenteken [kenteken 1] ), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt over de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen 1 en 2 en 6 tot en met 9, zoals weergegeven in de bijlage 1: bewijsmiddelen bij het vonnis van 26 juli 2022, met inachtneming van het volgende.
a. Het hof vult bewijsmiddel 1 (het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 juli 2020) aan met de volgende zinsnede:

“Een van die mannen duwde mij richting mijn auto en zei dat ik moest laten zien hoe mijn auto open gaat. Ik heb geweigerd om te laten zien hoe mijn auto open gaat. Een van de vier mannen heeft de ruit kapot gemaakt van de auto, dat is een kleine zijruit links achter. Hij heeft via het raam met zijn hand de deur geopend en vervolgens de volgende deur. Hij ging achter het stuur zitten en hij heeft toen de motor gestart.”

Het hof vult bewijsmiddel 2 (het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 28 juli 2020) aan met de volgende zinsnede:
“V: Wat zat er in je portemonnee?
A: ID, bankpas (SNS bank), zorgpas. 35 euro cash.”
Het hof vult bewijsmiddel 6. (het proces-verbaal van bevindingen met nummer 123) aan met de volgende zinsnede:
“Op donderdag 15 oktober 2020 bekeek ik, verbalisant [verbalisant] , de camerabeelden in verband met onderzoek Mills naar aanleiding van onder andere diefstal met geweld gepleegd op 26 juli 2020 te Eersel. (p. 146) (…)
Voertuig
Merk: Volkswagen
Type: Golf
Kleur: Zwart
Carrosserietype: Hatchback
Kenteken: [kenteken 2]
(…)”
Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, voor zover inhoudende:

“Het klopt dat ik op 26 juli 2020 buiten de woning aan [adres 2] iemand sloeg. Het klopt dat ik man 3 ben op de camerabeelden. Het klopt dat ik toen daar iemand van een scooter heb afgeduwd.”

Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot feit 1
Door de raadsvrouw is betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte wist dat er een diefstal met geweld zou plaatsvinden. De verdachte meende dat hij zou helpen bij een verhuizing, aldus de raadsvrouw. Bovendien, zo is bepleit, was de bijdrage van de verdachte te gering om van medeplegen te kunnen spreken.
Het hof overweegt als volgt|:
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
- Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op vrijdag en zaterdag (hof: 26 juli 2020 was op een zondag) de verdachte en een van de mededaders gezien terwijl deze zijn woning aan [adres 2] aan het observeren waren.
- Op 26 juli 2020 in de avonduren is de verdachte samen met de drie mededaders in een Volkswagen Golf naar het adres [adres 2] gereden.
- Een van de mannen heeft in de woning het slachtoffer [slachtoffer 1] bedreigd en geslagen. Vervolgens zijn er diverse goederen van hem gestolen.
- Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in totaal vier mannen heeft gezien.
- Ook het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft het over vier of vijf personen en hij werd door twee of drie van hen belaagd toen hij per plaatse kwam, waarbij hij met een honkbalknuppel werd geslagen. Ook van hem zijn diverse goederen gestolen.
- De verdachte ging kort na aankomst het pand binnen met een tas in de hand en kwam korte tijd daarna rennend het pand uit met de tas nog in zijn hand. Hierna liep hij weer terug naar de voortuin (hof: en kennelijk weer naar het pand) en een tijdje later kwam hij met enkele tassen terug.
- Toen er een scooter ter plaatse arriveerde, gaf de verdachte de berijder van die scooter een duw en rende hij achter hem aan toen die probeerde weg te rennen. Ook duwde de verdachte meerdere personen ter plaatse met kracht. Voorts sloeg hij een persoon die de scooter uit de bosschages probeerde te halen.
- De verdachte heeft de ruit van de auto van slachtoffer [slachtoffer 1] kapot geslagen. Vervolgens heeft hij deze auto zich wederrechtelijk toegeëigend (zie hierna feit 3).
Op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang gezien en in samenhang met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij ter plaatse was om mee te helpen met een verhuizing volstrekt ongeloofwaardig is. De handelingen die hij ter plaatse heeft verricht (met name de gewelddadige handelingen tegen de personen buiten de woning) duiden in het geheel niet op een verhuizing.
Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Met betrekking tot het verweer dat van medeplegen geen sprake was, overweegt het hof als volgt.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang gezien en in samenhang met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, kan het naar het oordeel van het hof – behoudens contra-indicaties, waarvan niet is gebleken – niet anders zijn, dan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, gericht op het beroven van de slachtoffers. Er was sprake van een gezamenlijk, doelgericht optreden van de verdachte en de mededaders, waarbij sprake is geweest van planmatig handelen. Dat niet alle vier de personen de woning zijn binnengegaan en daar geweldshandelingen hebben verricht, duidt erop dat sprake was van een rolverdeling. De verdachte heeft zelf ook uitvoeringshandelingen verricht. Op grond daarvan kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt.
Ook dit verweer wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot feit 3
De raadsvrouw heeft ten verweer betoogd dat de verdachte nimmer het oogmerk had om zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof verwerpt dit verweer op grond van het navolgende. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij de verdachte niet wilde vertellen hoe zijn auto open ging, waarna de verdachte de autoruit stuksloeg, in de auto ging zitten en deze startte [1] , leidt het hof af dat de verdachte vanaf dat moment tegen de wil van [slachtoffer 1] – en dus wederrechtelijk – als heer en meester over de auto heeft beschikt. Door de verdachte is in het geheel niet concreet gemaakt dat hij toestemming had van [slachtoffer 1] om de auto te gebruiken of dat hij die toestemming ergens uit had mogen afleiden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van diefstal met geweld tegen c.q. bedreiging met geweld van twee personen. Verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer [slachtoffer 1] overvallen in zijn woonruimte en daarbij het gebruik van fysiek geweld niet geschuwd. De woonruimte moet bij uitstek de plaats zijn waar men zich veilig kan voelen. Door het slachtoffer in zijn woonruimte te slaan en door aldaar te dreigen met een steekwapen hebben verdachte en zijn mededaders bij het slachtoffer, bij de overige bewoners en in de samenleving in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Daarnaast heeft de diefstal voor de slachtoffers materiële schade en overlast met zich meegebracht. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Verdachte heeft zich vervolgens ook nog schuldig gemaakt aan de diefstal van de auto van [slachtoffer 1] .
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de straffen die zijn opgenomen in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Daarbij is voor een woningoverval met licht geweld of bedreiging zoals hier aan de orde het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
In strafverzwarende zin weegt mee, dat de onderhavige woningoverval in vereniging is gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte zich ook aan autodiefstal met braak schuldig gemaakt. Ten nadele van de verdachte weegt voorts mee, dat hij in 2020 twee maal onherroepelijk is veroordeeld voor feiten in de vermogenssfeer en in 2021 één maal onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsfeit.
Strafmatigende feiten of omstandigheden acht het hof niet aannemelijk geworden.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat, hoewel het hof de verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde en derhalve minder feiten bewezen verklaart dan door de advocaat-generaal was gevorderd en in eerste aanleg opgelegd, de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden recht doet aan de aard en ernst van de gepleegde feiten. Deze straf acht het hof dan ook passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 15 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 28 juli 2020, dossierpagina 32.