ECLI:NL:GHSHE:2023:3065

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
20-001437-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1978 en wonende te [adres verdachte], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het overtreden van de Wegenverkeerswet. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 21 juni 2022. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een nieuwe uitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2021 in Weert ongeveer 49 gram amfetamine heeft vervoerd en onder invloed van amfetamine een voertuig bestuurde. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een derde ten laste gelegd feit, omdat niet bewezen kon worden dat zijn rijbewijs ten tijde van het feit was ingevorderd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001437-22
Uitspraak : 19 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 21 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-044663-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van
  • (feit 1:) ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’;
  • (feit 2:) ‘overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994’;
  • (feit 3:) ‘overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994’,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde;
  • de verdachte ter zake van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis;
De verdediging heeft:
  • bepleit dat de verdachte van de onder 1. en 3. ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken;
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2021, in de gemeente Weert, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2021, in de gemeente Weert als bestuurder van een voertuig, (personenvoertuig Renault Megane), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten amfetamine (310 microgram per liter bloed), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Weert als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, A2, een motorrijtuig, (Renault megane), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken, in het bijzonder omdat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat het rijbewijs van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit was ingevorderd en niet was teruggegeven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 1 oktober 2021, in de gemeente Weert, opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 49 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 1 oktober 2021, in de gemeente Weert als bestuurder van een voertuig,
(personenvoertuig Renault Megane), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder
zodanige invloed van een stof te weten amfetamine (310 microgram per liter bloed),
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld dat de onder verdachte aangetroffen substantie daadwerkelijk amfetamine was en evenmin dat het gewicht daarvan 49 gram bedroeg.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende [1] .
Op de ten laste gelegde datum en plaats is door de politie in de door verdachte bestuurde auto een tasje aangetroffen met daarin een witkleurige substantie die de uiterlijke verschijningsvorm had van een stof genoemd op lijst I van de Opiumwet, waarvan de verdachte vervolgens zei dat het amfetamine was voor eigen gebruik [2] en dat hij al 6 à 7 jaar amfetamine bij dezelfde persoon koopt [3] .
Door de politie werd tegelijkertijd een speekseltest van de verdachte afgenomen, welke test een positief resultaat gaf op de stoffen amfetamine en methamfetamine [4] welk resultaat, wat betreft de amfetamine, werd bevestigd door het nadien door het NFI uitgevoerde bloedonderzoek [5] .
Na weging bleek de aangetroffen witte substantie 49 gram bruto te wegen. [6]
De politie heeft vervolgens nog diezelfde dag de onder de verdachte aangetroffen substantie aan een indicatieve test onderworpen (een zogeheten ‘MMC kleur-reactietest’) waarbij bleek dat deze stof positief reageerde op de aanwezigheid van amfetamine [7] .
Op grond van dit een en ander acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (op de ten laste gelegde datum en plaats) opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 49 gram van een materiaal bevattende amfetamine. De door de raadsman ter onderbouwing van het verweer naar voren gebrachte argumenten kunnen daaraan niet afdoen.
Het verweer van de raadsman vindt aldus zijn rechtstreekse weerlegging in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en wordt verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat hard drugs als bewezen verklaard onder 1., eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren;
  • de omstandigheid dat door het onder 2. bewezen verklaarde de verkeersveiligheid in gevaar is gebracht.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 mei 2023, waaruit blijkt dat hij een aantal keren eerder door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld en dat aan hem een aantal strafbeschikkingen zijn opgelegd, onder meer ter zake van overtreding van de Opiumwet en verkeersdelicten;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Op grond daarvan acht het hof oplegging van een taakstraf voor het hierna te vermelden aantal uren, passend en geboden.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. Koop, griffier,
en op 19 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Muller is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het hof verwijst hierna naar dossierpagina’s uit het proces-verbaal van politie Landelijk Eenheid, Dienst Infrastructuur, Geografische Afdeling, Zuid-Oost-Nederland, Team Maasbracht, met registratienummer PL2300-2021154442, hierna te noemen: politiedossier.
2.Zie het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid, [verbalisant 2] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid en [verbalisant 3] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid, d.d. 1 oktober2021, pagina’s.3-4 van het politiedossier;
3.Zie de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 1 oktober 2021, pagina’s 13- 17 van het politiedossier
4.Zie voetnoot 1
5.Zie het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 oktober 2021, pagina’s 40-41 van het politiedossier
6.Zie voetnoot 1
7.Zie het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid, d.d. 1 oktober 2021, pagina. 12 van het politiedossier