ECLI:NL:GHSHE:2023:3063

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
20-002675-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen met braak en inklimming

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, voor het plegen van een inbraak in een woning in Hoeven op 30 maart 2022. De verdachte had samen met medeverdachten de toegang tot de woning verkregen door middel van braak en had accugereedschap weggenomen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met de medeverdachte. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002675-22
Uitspraak : 20 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 november 2022 in de zaak met parketnummer 02-079248-22, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-097660-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
blijkens opgave ter terechtzitting wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De politierechter heeft het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de politierechter het inbeslaggenomen vuurwerk en het inbeslaggenomen wapen onttrokken aan het verkeer.
Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de in de zaak met parketnummer 02-097660-21 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu de verdachte blijkens een afstandsverklaring d.d. 30 maart 2022 (dossierpagina 83 van het politiedossier) afstand heeft gedaan van het onder hem inbeslaggenomen wapen – te weten een mogelijk stroomstoot wapen – en hij tevens blijkens een afstandsverklaring d.d. 30 maart 2022 (dossierpagina 84 van het politiedossier) afstand heeft gedaan van de onder hem inbeslaggenomen 14 stuks handgereedschap, zal het hof geen beslissing nemen ten aanzien van dit beslag.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de op te leggen straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-097660-21 dient te worden afgewezen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-097660-21 is primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair is bepleit de proeftijd met één jaar te verlengen, dan wel deze om te zetten in een taakstraf.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak van de politierechter van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat tegen de vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Hoeven, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, accugereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Hoeven, gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere gereedschapsgoederen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- de ruit van de tuindeur heeft opengebroken en/of heeft vernield en/of
- de (achter)deur heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 maart 2022 te Hoeven, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander accugereedschap dat aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, basisteam Roosendaal, registratienummer PL2000-2022080543, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent, en gesloten d.d. 8 mei 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-84.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2022, dossierpagina’s 33-34, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever] :
Ik ben eigenaar van mijn woning aan [adres 2] . Mijn woning staat op dit moment leeg in verband met een verbouwing. Er staan wel bouwmaterialen en gereedschappen in de woning.
Op 29 maart 2022, omstreeks 20:30 uur, had ik mijn woning verlaten. Ik heb deze afgesloten en onbeschadigd achtergelaten.
Op 30 maart 2022, omstreeks 01:25 uur, werd ik wakker gebeld door mijn buurvrouw van de [adres 3] . Ze vertelde dat ze geluiden van voetstappen hoorde in mijn woning aan [adres 2] . Ze vertelde dat ze iemand op de trap hoorde lopen in de woning. Ik ben toen gelijk naar mijn woning aan [adres 2] gereden.
Toen ik bij mijn woning kwam zag ik dat de politie al aanwezig was. Ik zag dat de ruit van mijn tuindeur was ingeslagen. Ik zag tevens dat deze deur was opengebroken. Ik zag dat ik veel schade had aan deze deur. Deze deuren komen uit in mijn achtertuin. Mijn tuin is geheel omheind met een hoge schutting met aan de achterzijde een schuttingdeur. Deze deur komt uit op de openbare weg, genaamd [locatie] .
Ik zag dat mijn accugereedschap is weggenomen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 maart 2022, dossierpagina’s 37-38, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [getuige] :
Ze zijn eerst weggegaan in de Land Rover. Toen ze terug kwamen, waren ze (…) met z’n drieën. Dit waren één man en twee vrouwen. Dat was de man die door de politie is meegenomen. De twee vrouwen die in de auto waren zijn later ook meegenomen. Het betrof een korte gezette vrouw en een vrouw die mager was. De magere vrouw was mee naar binnen. De man die erbij was, was ook binnen in de woning.
Ik had eerder een voertuig in mijn straat zien rijden met daarin de betrokken personen van de inbraak. Ze stonden op een gegeven moment op de parkeerplaats. Hier was de man al aan het draaien en aan het rommelen aan de poort. De man klom op een gegeven moment over de poort en probeerde de deur te ontzetten. Ik hoorde op een gegeven moment dat de ruit sneuvelde.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2022, dossierpagina’s 40-41, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 30 maart 2022 kregen wij afzonderlijk van elkaar de opdracht om te rijden naar [locatie] . Door melder was gezien dat er in een leegstaande woning drie of vier personen met zaklampen in de woning liepen. De melder hoorde tevens geluiden van zaken die kapot gaan. Wij kwamen omstreeks 01:10 uur ter plaatse op [locatie] .
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , hoorde dat de melder riep: “Je moet daar zijn!”. Ik zag dat de melder daarbij wees in de richting van het pand [adres 2]
(het hof begrijpt: [adres 2] )in Hoeven. Ik zag dat dit een woning betrof. Ik keek over de schutting van de achtertuin van [adres 2]
(het hof begrijpt: [adres 2] ). Ik zag dat de deur van de glazen pui van de woning kapot was. Ik zag een groot gat in het raam van de deur. Ik zag dat de deur open stond.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , stond op dat moment midden op de kruising [kruising] . Ik keek in de richting van de woning en zag op dat moment een schim van een mens over de schutting tussen de achtertuin van [adres 2] met [adres 3]
(het hof begrijpt: [adres 2] en [adres 3] )klimmen. Ik klom op de poort en bleef op de poort zitten. Ik scheen met mijn zaklamp in de achtertuin. Daar zag ik langs de schutting met [adres 2]
(het hof begrijpt: [adres 2] )in een perkje een persoon plat op de grond liggen. Ik zag dat die persoon op zijn buik lag.
Gezien het feit dat er melding werd gemaakt dat er een aantal personen met zaklampen in een leegstaande woning liep, er bij de woning braakschade werd geconstateerd en ik direct daarna een persoon over de schutting van de woning waar braakschade werd geconstateerd zag klimmen, merkte ik die persoon aan als verdachte van inbraak in een woning.
Op 30 maart 2022, om 01:14 uur, hielden wij de verdachte aan op verdenking van inbraak in een woning. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , herkende de verdachte direct als [verdachte] . Ik weet dat hij een notoire woninginbreker is. Wij zagen dat de verdachte blauwe werkhandschoenen droeg.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , liep met de verdachte naar mijn dienstvoertuig. Hier onderwierp ik de verdachte aan een transportfouillering. Hierbij trof ik onder andere de volgende goederen aan:
  • breekijzer;
  • bouwsleutel;
  • diverse tangen;
  • vouwmes;
  • doppenset;
  • schroevendraaier.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2022, dossierpagina’s 42-43, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 30 maart 2022, omstreeks 01:23 uur, kwam ik ter plaatse aan [locatie] . Ter plaatse aan [locatie] hoorde ik van collega [verbalisant 5] dat de inbraak was gepleegd aan [adres 2] en dat de achtertuin van deze woning uitkwam op de [locatie] .
Ik zag dat de terrasdeur aan de achterzijde van de woning, dat daar één ruit was ingeslagen. Tevens zag ik dat de deur was opengebroken en ontzet.
Op 30 maart 2022, omstreeks 02:20 uur, was ik in de woning aan [adres 2] om de aangifte op te nemen van de eigenaar van de woning, genaamd [aangever] . Tijdens het opnemen van de aangifte kwam de getuige
(het hof begrijpt telkens: [getuige] )de woning binnen en verklaarde dat het voertuig wat ze hadden zien wegrijden na de inbraak geparkeerd stond in [locatie] . De getuige verklaarde dat het ging om een hoge zwarte Land Rover.
Hierop ben ik naar de [locatie] gegaan en trof daar een zwartkleurige Land Rover aan met kenteken [kenteken] . Ik keek door het raam en zag op de achterbank twee vrouwen liggen welke aan het slapen waren. Ik zag dat deze vrouwen voldeden aan het eerder opgegeven signalement van de inbraak. Hierop zijn beide vrouwen aangehouden.
Eén van de vrouwen gaf later op te zijn:
[medeverdachte] .
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 7 juli 2023, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – de verklaring van [getuige] :
U vraagt mij of ik woonachtig ben op de [adres 4] . Dat klopt. U vraagt mij waar is ingebroken. Schuin tegenover achter bij ons.
U vraagt mij of ik iets gezien of gehoord heb. Ik heb genoeg gehoord. Eerst begon het allemaal rustig. Ze waren toen met drie. U vraagt mij waar ik was. Bij mij op de zolder boven. Ik keek er recht op vanuit de dakkapel. Ik keek recht op de achtertuin waar ze gingen inbreken en de parkeerplaats waar ze toen stonden. Het was ‘s nachts. Er was genoeg licht. Straatverlichting en maanverlichting.
Er was een magere vrouw en een gezette vrouw en een jongen. Ze waren met zijn drieën, maar ik heb maar twee mensen binnen zien gaan. U vraagt mij wie naar binnen gingen. Een man en een vrouw.
U vraagt mij of ik dat goed kon zien vanuit mijn zolderraam. Ik heb het goed gezien. Ik heb niet gezien dat ze ramen eruit sloegen, maar wel gehoord. De afstand was ongeveer 100 meter. Je hebt een achtertuin en daar is een padje. Ze liepen daar in en uit. Een paar keer grote klappen. De bewoners waren een aanbouw aan het bouwen. Ze gingen er in en uit en in en uit. Dan weer draaien, dan weer de auto in en weer weg. Toen kwamen ze weer terug. Eén vrouw is binnen geweest. De gezette vrouw liep denk ik naar de auto toe. De andere is blijven hangen.
Het was een kabaal. Het glas rinkelde.
U vraagt mij of het klopt dat ik één vrouw over de poort heb zien klimmen. Dat klopt. Die tengere vrouw is over de schutting geklommen. Alleen die tengere vrouw en die jongen heb ik naar binnen zien gaan daar.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij een rondje is gaan lopen. Hij zou door de verbalisant op zijn buik in een perkje langs de schutting van de woning aan [adres 2] zijn aangetroffen, omdat hij ‘helemaal out’ zou zijn geweest van de GHB. Geen van de getuigen heeft daadwerkelijk een signalement van de verdachte gegeven. Bij de verdachte zijn tevens geen goederen aangetroffen waarvan aangever [aangever] stelt dat die uit zijn woning zijn weggenomen. Er zijn voorts geen schoensporen, DNA of vingerafdrukken aangetroffen bij de woning. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat door getuige [getuige] is gezien dat er in de nacht van 30 maart 2022 één man en twee vrouwen rondom de woning van aangever [aangever] in Hoeven zijn geweest. Zij waren daar in een zwarte Land Rover en maakten een hoop kabaal. De man en een magere vrouw zijn over de schutting/poort van de woning geklommen, er was glasgerinkel te horen en er waren binnen in de woning meerdere lichten gezien. De vrouw van getuige [getuige] heeft de politie gebeld. Eenmaal ter plaatse stelde verbalisant [verbalisant 3] vast dat de deur van de glazen pui van de woning kapot was: er zat een groot gat in het raam van de deur en de deur stond open. Ook verbalisant [verbalisant 4] relateert dat er een ruit was ingeslagen aan de achterzijde van de woning en dat er een deur was opengebroken en ontzet. Verbalisant [verbalisant 2] zag bij de woning een schim van een mens over de schutting klimmen, klom op de poort en zag vervolgens langs de schutting in een perkje in een achtertuin de verdachte plat op de grond op zijn buik liggen. De verdachte had werkhandschoenen aan en inbrekerswerktuig bij zich. De twee vrouwen die voldeden aan het signalement van de getuige [getuige] werden vlakbij de woning slapend in een zwarte Land Rover aangetroffen. De magere vrouw was medeverdachte [medeverdachte] . Aangever [aangever] heeft voorts verklaard dat zijn accugereedschap was weggenomen.
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van de verdachte dat hij aldaar op de grond lag omdat hij een stukje was gaan wandelen en ‘out’ zou zijn geweest door het gebruik van GHB onaannemelijk. Verbalisant [verbalisant 2] heeft immers de schim over de schutting gevolgd en zag vervolgens enkel de verdachte op de grond liggen. Het kan derhalve niet anders zijn dan dat de verdachte de schim is geweest die over de schutting is geklommen. De verdachte had in deze achtertuin niets te zoeken. Daarnaast is de verdachte vlakbij de ingebroken woning aangetroffen met handschoenen aan en inbrekerswerktuig. Dat de getuigen geen duidelijk signalement van de manspersoon hebben gegeven en er geen schoensporen en DNA zijn aangetroffen, maakt dat oordeel van het hof niet anders.
Het hof stelt voorts aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] over de schutting/poort van de tuin is geklommen, dat daarbij de ruit aan de achterzijde van de woning was ingeslagen en dat er een deur was opengebroken en ontzet, dat beiden de woning in zijn geweest en dat daarbij accugereedschap is weggenomen. Op grond daarvan oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het medeplegen van de voltooide diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende bewijsverweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging door middel van braak in een woning. De verdachte is tezamen met zijn mededader over de schutting/poort van de tuin geklommen. Zij hebben een deur opengebroken en ontzet, zijn de woning binnen geweest en hebben daarbij accugereedschap weggenomen. Door op deze wijze te handelen hebben de verdachte en zijn mededader inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangever. Ondanks dat de woning ten tijde van de inbraak niet bewoond was, veroorzaakt een woninginbraak gevoelens van angst en onveiligheid bij de eigenaar van de woning, alsmede bij de buurtbewoners. De verdachte heeft zich van dat alles evenwel niets aangetroffen en heeft kennelijk slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich onder meer veroordelingen ter zake van vermogensdelicten. De verdachte liep ten tijde van het plegen van onderhavig feit tevens in de proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor gepleegde diefstallen. Het hof rekent het de verdachte aan dat deze eerdere veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft daarnaast kennis genomen van een e-mailbericht van [verslavingskliniek] te Breda d.d. 5 september 2023, waaruit volgt dat de verdachte in januari 2023 uit de kliniek is gekomen waar hij een detox van vijf weken had afgerond. Hij is daarna gestart met werken als stratenmaker en heeft huisvesting gekregen. Gedurende een half jaar is dit goed gegaan en heeft de verdachte zich gehouden aan de afspraken bij de reclassering en de behandelaren van [verslavingskliniek] . De verdachte heeft in augustus 2023 een terugval gehad in het gebruik van ‘Flakka”, waardoor hij niet of nauwelijks in contact was met [verslavingskliniek] , zijn familie en zijn werkgever. Inmiddels is hij weer terug naar zijn woning en is hij aangemeld voor de laatste twee weken detox die nog open stonden op basis van bijzondere voorwaarden. De verdachte zou inmiddels zelfstandig zijn gestopt met het gebruiken van drugs en er is recent bewind uitgesproken. Hij probeert zijn leven weer op te pakken en heeft afspraken gemaakt met de reclassering, zijn behandelaar en gaat starten met zijn taakstraf.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij een inbraak in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het strafblad van de verdachte, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt en het strafblad van de verdachte daar onvoldoende in wordt meegenomen. In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof tevens om die redenen geen aanleiding aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstaf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Beslag
Onder de verdachte is vuurwerk (goednummer G2445240) in beslag genomen. Het hof is van oordeel dat dit vuurwerk dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorend voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 maart 2022 onder parketnummer 02-097660-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 juli 2023 betreffende de verdachte is bij vonnis van 11 mei 2023 door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant de proeftijd van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verlengd met één jaar.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen – van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- vuurwerk (omschrijving: G2445240, zena);
beveelt de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 maart 2022 onder parketnummer 02-097660-21, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 20 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.